Profiel - IDFA NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


IDFA 2000

DE ZEE DIE DENKT

AJAX

NUYORICANS

IRAANSE FILMS

AGNES VARDA

GRASS

SCHADUWFESTIVAL

VOORKEUREN

IDFA 1999
IDFA 1998
IDFA 1997

Er was eens een zee.

Zee leefde in een volmaakt gelukkige en
natuurlijke staat van natheid en golven.

Maar op een dag bedacht zee zomaar
dat ze een boom was.

Dit idee ging nooit meer weg.

Zee was niet meer gelukkig.

[...]

Wat moet zee doen om weer water te worden?

'Niets natuurlijk', antwoordde ik.

'Je hoeft alleen maar de illusie los te laten
dat je een boom bent.'

(Uit: De zee die denkt)

Wat is De zee die denkt?

De zee die denkt is een van de drie Nederlandse films die deelnemen aan de competitie van de dertiende editie van IDFA. Strikt genomen is het geen documentaire, maar een grotendeels geënsceneerde speelfilm over een man (Bart, gespeeld door acteur Bart Klever) die een scenario voor een documentaire schrijft. Vaak ziet of hoort de kijker scènes van die documentaire, terwijl ze geschreven worden op een tekstverwerker, in beeld of op de geluidsband.

De film maakt gebruik van geavanceerde trucages en videotechnieken. Zo zien we soms de gebeurtenissen die beschreven worden tegelijkertijd weerspiegeld in het beeldscherm van de tekstverwerker, of horen we een ruzie tussen de schrijver en zijn vrouw op de geluidsband, terwijl we naar iets heel anders kijken. De film laat ons ook vaak dingen zien waarvan we ons afvragen of ze nog wel tot de werkelijkheid behoren.

Een aantal scènes bevat vervreemdende perspectiefgrapjes, die de natuurwetten tarten. Zo volgt een camera enige minuten recht van boven een rijdende auto door een landschap. Op de website (www.dezeediedenkt.nl) is te lezen hoe De Graaff dit voor elkaar heeft gekregen.

Veelvuldig komen documentaire scènes voor, zoals straatinterviews of journaalfragmenten, waarvan de authenticiteit in het midden blijft. Zo stelt De zee die denkt onder meer de vraag aan de orde wat een documentaire eigenlijk is.

Wie zijn wij eigenlijk?

Volgens de boeddhistische leer bestaat er geen 'ik', geen zelf. Dit idee wordt aangeduid met de term annata, egoloosheid. Alles zou veranderlijk zijn, er bestaat niets blijvends, niets essentieels - ook niet in een persoonlijkheid. En wie dat niet inziet wordt ongelukkig, want wie niet begrijpt dat alles vergankelijk is, gaat zich aan dingen (en aan het leven) hechten, en het is juist die gehechtheid die leidt tot het menselijk lijden.

De zee die denkt is doortrokken van dergelijke oosterse ideeën. Eigenlijk zijn levende wezens als de zee, wil de film zeggen: altijd stromend, altijd in beweging. Maar op een bepaald moment, ergens in de evolutie, kregen mensen zelfbewustzijn. Een zegen: vanaf toen konden we reflecteren, plannetjes maken. Maar ook een vloek: we gingen denken dat onze persoonlijkheid overanderlijk was, dat ons 'ik' iets vaststaands was. Als een boom. Dat maakt ons ongelukkig, want eigenlijk, zegt het boeddhisme, zijn we tot in ons diepste wezen veranderlijk.

Maar dat idee is volledig in strijd met het westerse gedachtegoed. ,,Wie zit hier nou eigenlijk over deze dingen na te denken'', denken we op dit halfrond. ,,Ik toch zeker? Nou, en cogito ergo sum, ik denk dus ik ben.''

Dit is de paradox waarin de hoofdpersoon van De zee die denkt gevangen zit. Hij gelooft hartstochtelijk in de oosterse filosofie, maar hij ziet zichzelf er in geloven, hij kan zichzelf, zijn 'zelf' niet loslaten - en daarmee blijft hij in-en-in Westers.

We zouden misschien eens moeten leren om onszelf te beschouwen zoals natuurkundigen materie zien: nu eens een deeltje, dan weer een golf.

,,Het hele idee dat we een 'ik' zijn, een iemand, is een illusie. Denk ik.''

,,Stel, ik zeg tegen je: probeer nu niet aan een wolk te denken. Dat kan niet. Je denkt ogenblikkelijk aan die wolk. Zo gaat het ook met alle ideeën die je hebt over jezelf, over wie en wat je denkt... Op het moment dat je probeert niet een 'ik', een iemand te zijn, ben je toch weer iemand die dat probeert.''

,,Als we naar buiten kijken, zien we niet wat er buiten is. We kijken naar het beeld in onze hersenen. De wereld bestaat in ons hoofd. En daar komt bij: voor onze ogen is alles mogelijk, maar het zijn onze hersenen die zeggen dat wat we zien, niet kan. Ze creëren ideeën over wat we zien, over wat we denken te zien. Maar ze creëren ook ideeën over wat we denken te zijn.''

,,Zolang we ons identificeren met een personage zijn we de slaaf van dat personage. We maken onszelf tot een pingpongbal en we laten ons door twee batjes heen en weer slaan. Het ene batje heet angst, het andere batje verlangen.''

,,Op het moment dat iemand zijn persoonlijkheid en alle ideeën die hij daarover heeft, opgeeft, wordt hij - hoe moet je dat nou zeggen - wordt hij... het leven of zo. Wordt-ie liefde.''
,,Liefde?''
,,Ja, liefde, ja. Mededogen. Die persoon wordt doorschijnend. Er zit geen personage meer in, of zo. Ja, god, ik weet het ook niet.''
,,Zo klinkt het als: doe maar met me.''
,,Ja. Doe maar met me. Nou ja, kijk,
eigenlijk is dat ook wat er de hele dag met me gebeurt natuurlijk. Alles gebeurt met mij. Alles doet maar.''

(Citaten uit De zee die denkt)

Wat is een documentaire?

De zee die denkt is zeker niet de eerste film die door middel van een opzettelijk verwarrende vorm de vraag oproept wat een documentaire is. In veel traditionele documentaires, zoals IDFA die vertoont, wordt de vormgeving verondersteld samen te vallen met de realiteit. Wat je ziet is echt, en de documentaire onthult onvermoede of minder bekende aspecten van die realiteit. Mededelingen over het onderwerp van de documentaire zijn in die traditionele opvatting belangrijker dan de manier waarop de 'werkelijkheid' in beeld gebracht is. Discussies over een documentaire dienen in dat geval te gaan over de werkelijkeid, niet over de documentaire.

Er bestaan ook andere documentairetradities. Zo zijn er in de Angelsaksische wereld veel documentaires waarin de maker zijn eigen aanwezigheid opzettelijk zichtbaar maakt, door de 'rafelrandjes' (een microfoon in beeld, een reactie van een voorbijganger op de camera) niet weg te knippen. De zee die denkt gaat nog verder. De film is een op de vorm van een documentaire reflecterend 'visueel essay'.

Die traditie is vooral in Frankrijk sterk aanwezig, in met name het werk van Chris Marker, maar ook in de videofilms van Jean-Luc Godard of de verkenningen van de Duitse cultuur door Alexander Kluge. Hierbij gaat het vooral om de filosofische, politieke en esthetische vooronderstellingen van wat je denkt te zien.

Wie is Gert de Graaff?

Gert de Graaff (geboren in 1957) studeerde in 1987 cum laude af aan de Nederlandse Film en Televisie Academie met de dat jaar als beste productie bekroonde eindexamenfilm Twee. Sindsdien heeft De Graaff geen film meer gemaakt als regisseur, maar trad hij als editor in dienst bij de NOB. In zijn vrije tijd werkte hij dertien jaar aan De zee die denkt.

Op de vraag of de film autobiografisch is, antwoordt De Graaff, in een vraaggesprek met zichzelf op de website www.dezeediedenkt.nl: ,,Jazeker. Domme vraag. Kun je ooit iets anders maken?''

Wat zien we precies?

,,We leven in één groot circus van zelfgecreëerde illusies, en we zijn er zo sterk in gaan geloven dat we nauwelijks nog kunnen zien dat ze illusies zijn'', zegt de voice over in het begin van De zee die denkt. En om aan te tonen dat dat in elk geval géén illusie is, zit de film vol met prachtige voorbeelden van visuele illusies.

Vorm en inhoud van deze film vullen elkaar voortdurend aan, en het liefst zo verwarrend mogelijk. 'Vier dagen later', staat onderin beeld wanneer de hoofdpersoon tot het inzicht komt dat alleen het 'nu' bestaat. De scenarioschrijver die in slaap valt op zijn toetsenbord, ligt natuurlijk precies op de letter Z, zodat zijn beeldscherm zich vult met zzzzzzz...

Het mooist zijn de visuele illusies zelf. 'Onmogelijke' gebouwen en vormen zoals die in de tekeningen van Escher voorkomen, zijn in het klein nagebouwd. De acteurs lopen rond in decors vol verrassende perspectivische en visuele grapjes.

Een monnikenwerk, om die allemaal te maken. Maar monnikenwerk met een boodschap. Want als alles een illusie is, is schoonheid het enige dat rest. Oogstrelende, vaak oogplagende beelden, maar ook gewoon spelende poezen, de zon die door de wolken schijnt. 'Alles' kan tenslotte maar beter een mooie illusie zijn.

Altijd een beginner blijven

Waarom zijn kinderen zo goed in filosofie? Omdat ze zich voortdurend dingen afvragen. Bij volwassen worden hoort dat je de dingen leert aanvaarden zoals ze zijn. Wie doorgaat met 'waarom' vragen wordt al gauw als gek beschouwd.

Erger nog: wie maar doorgaat met nadenken over het leven in plaats van zélf te leven, loopt de kans om daadwerkelijk gek te worden. Gek en monomaan. Het overkomt Bart uit De zee die denkt; het overkwam eerder al Phaedrus uit Zen and the art of motorcycle maintenance van Robert Pirsig. En het is de vraag of het Gert de Graaff zelf is overkomen. In elk geval komt hij tot dezelfde conclusie als Pirsig: schoonheid, 'Quality', is waar het om gaat in het leven.

Het thema van De zee die denkt is dus niet nieuw. Sommige elementen blijken nu zelfs onvoorzien modieus. Dave Eggers speelt in zijn roman A heartbreaking work of staggering genius voortdurend met het perspectief, met de vraag wat de relatie is tussen de auteur en de inhoud van het boek; Arnon Grunberg en Marek van der Jagt kunnen er wat dat betreft ook wat van. Maar eigenlijk is die vraag natuurlijk van alle tijden. Kees van Kooten's Veertig (1982) begon ook al met ,,Hier begint het. Ik kan kiezen tussen: 'Zijn vrouw had hem' en 'Mijn vrouw heeft mij'.'' In de kunst, vooral in de literatuur, is het bekend dat we nooit zeker weten of met 'ik' wel echt de auteur wordt bedoeld.

Dat te kiezen als thema van een film is wel nieuw. Toch heb je als kijker op de een of andere manier het idee dat een film als deze allang bestond. Maar dat was niet zo. Dit is 'm. De zee die denkt is de prototypische film geworden over dit thema.

Prototypisch, dat betekent ook dat de film af en toe balanceert op het randje van te simpel voor zo'n zwaar filosofisch onderwerp. In zijn ijver om alles als een illusie te zien, gooit De Graaff moeiteloos allerlei soorten illusies op een hoop: zuiver visuele illusies, het idee dat er een objectieve wereld bestaat buiten jezelf, de illusie van controle over de eigen gedachten. Dat zijn heel verschillende filosofische problemen, en dat weet De Graaff natuurlijk ook wel, maar hij maakt geen onderscheid.

Toch gaat het goed. Het gaat goed omdat hij het allemaal zo mooi vertelt (het gaat ten slotte allemaal om schoonheid), omdat hij zo perfectionistisch vorm en inhoud integreert, omdat hij bereid is geweest heel veel werk te verrichten voor heel korte scènes. Als een drenzend kind dat roept: ik wil gewoon dít maken, het maakt niet uit hoe lang het duurt of wat het kost.

De film biedt uiteindelijk geen antwoord op de centrale vraag of we nu wel of niet een 'ik' hebben. Dat kan ook niet. ,,Je komt niet verder door het lezen van boeken'', staat op een van Barts briefjes, en vast ook niet door het kijken naar films. Maar dat is natuurlijk helemaal niet erg. ,,Always be a beginner'', staat op een ander briefje. Als het om filosofische vragen gaat, kun je het best een kind blijven.

NRC Webpagina's
17 november 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad