U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Oost-Timor

Nieuws

VN-Interventie

Crisis

Achtergrond

Links

Referendum | Zelfstandigheid | Hoofdrolspelers |
Geschiedenis

Trektocht door het oerwoud met de guerrillastrijders van de Falintil

Door DOM ROTHEROE (vertaling Jaap Engelsman)

Ruim twintig jaar verzet Oost-Timor zich tegen de overheersing door Indonesië. Plukjes guerrillastrijders, beschermd door talismans en de bezweringen van de sjamaan, delen speldenprikken uit aan de Indonesische militairen. Als eerste buitenlander legde de Engelse filmer Dom Rotheroe de 'mannen in de bergen' in actie vast. 'Iemand heeft ons verraden en nu zijn we omsingeld.'


Bij het aanbreken van de dag sluipen de voeten van Maulindo een bosje in, boven een weg die door de bush van Oost-Timor kronkelt. Terwijl de andere guerrillastrijders hun gevechtsposities innemen, rookt hij gehurkt een sigaret. Het gloeiende puntje verbergt hij in de holte van zijn handen. De afgelopen nacht heeft hij niet geslapen en het zal nog wel even duren voor hij de kans krijgt om uit te rusten. Maar als hij dat nog wil meemaken, mag hij nu zijn aandacht geen moment laten verslappen - vandaag al helemaal niet. Het is nu 21 jaar geleden dat de 'Falintil', de Strijdkrachten voor de Nationale Bevrijding van Oost-Timor, de wapens opnamen. Deze verjaardag gaan ze vieren met een overval op een konvooi van het Indonesische leger, dat als het goed is binnen een paar uur komt langsrijden. Ons heeft het een uitputtende voettocht van een week gekost om hier te komen; de Indonesiërs rijden dezelfde afstand in een half uurtje.

Voor de Indonesiërs is nu eenmaal alles gemakkelijker in Oost-Timor. Nadat zij in 1975 de zojuist van Portugal onafhankelijk geworden helft van het eiland Timor binnenvielen, hebben volgens schattingen van Amnesty International zo'n 200.000 mensen de dood gevonden door gevechtshandelingen, executies, ziekten en hongersnood. De doorgaans goed geïnformeerde Australische mensenrechtenorganisaties houden het dodental door deze 'integratie-oorlog' op 100.000 - op een bevolking van ruim 626.000 in 1973. De Indonesiërs hebben er een ouderwetse kolonie gesticht, waar zij een deels opstandige, deels doodsbange bevolking hun taal, hun economie en hun leger hebben opgedrongen. Ik trek nu twee weken op met dit ene troepje guerrillastrijders en verkeer in de bevoorrechte positie de eerste buitenlander te zijn die het verzet bij gevechtsacties mag filmen. Het handjevol journalisten dat de Indonesische informatieblokkade rond het eiland heeft weten te doorbreken, is een geschenk uit de hemel voor een volk dat zich door de wereld vergeten voelt. Vandaag wil het die wereld tonen dat het nog volop meetelt.

Ondergronds netwerk
De Indonesiërs, die Oost-Timor tot 1989 van de buitenwereld afgesloten hielden, proberen er nu het toerisme te bevorderen, maar het kan niemand ontgaan dat bij het passeren van de grens de sfeer verandert. Ineens is het afgelopen met de vriendelijk lachende gezichten; hier worden de blikken afgewend. Iedere buitenlander is voor de Indonesische autoriteiten een potentiële journalist en geen mens wil zelfs maar op oogcontact met zo iemand worden betrapt.

Het verschil is dat hier, na ruim twintig slopende jaren van isolement, de bevolking nog altijd weerstand biedt. De door de Indonesiërs bedreven volkerenmoord heeft ertoe bijgedragen dat bijna alle Oost-Timorese partijen die elkaar voor de bezetting bevochten - zelfs de groepen die zich oorspronkelijk met de bezetter wilden verenigen - zijn samengegaan in de CNRM, de Nationale Raad voor Maubere-Verzet (Maubere is de inheemse naam voor Oost-Timor). Het hoofd van de raad, de populaire Xanana Gusmao, zit op dit moment in de gevangenis in Jakarta. Via het ondergrondse netwerk van de CNRM, het Clandestiene Front, slaagt hij er nog altijd in berichten naar zijn mensen te velde door te geven, waaronder toestemming voor mijn bezoek.

Het Clandestiene Front smokkelt mij, weg van de onder toezicht staande hotelregisters en door de Indonesische linies heen, naar de gewapende vleugel, Falintil, in de bush. 'Linies' is een eufemisme. Voor de verzetsmensen betekent dat een stukje rimboe waar zij stilletjes kunnen wegkruipen om tussen twee aanvallen door het Indonesische leger te ontwijken. Dat wordt me duidelijk wanneer ik kennismaak met David Alex (49), bevelhebber over deze sector, en zijn vrolijke troep van negen man. Midden in de vrije natuur praten deze mensen niet, ze fluisteren. Ze zitten nu al twee maanden weggedoken in dit ene bosje, maar vaak doet een basis maar een dag of twee dienst. Ze hebben geen vaste verblijfplaats, er is geen moment dat ze niet op hun hoede zijn.Zelfs de vijand heeft Alex, een kleine, pezige man die vijf keer is neergeschoten, een van de sluwste strategen van het verzet genoemd. Hij heeft twintig jaar in de bush doorgebracht en gedurende achttien daarvan heeft hij zijn vrouw en zoon niet gezien - al leven die, afhankelijk van zijn verplaatsingen, nooit meer dan dertig tot honderd kilometer verderop. Maar de Timorese kilometer is een van de langste ter wereld en ieder bezoekje leidt tot represailles van de Indonesiërs tegen familieleden.

Alex heeft voor een jonge tolk gezorgd. Zijn verzetsnaam - een noodzaak voor alle guerrillastrijders om vervolging van hun verwanten door de Indonesiërs te voorkomen - is Tara Leu. Hij noemt Alex 'Vader'; zijn toekomst ligt in de handen van de commandant. Als actievoerend student is Tara Leu door de Indonesiërs gevangen genomen en gefolterd. "Zo hebben ze me drie dagen laten hangen", zegt hij terwijl hij een kip ondersteboven vastbindt. Net als alle andere aanwezigen heeft hij familieleden verloren aan het Indonesische schrikbewind. Tara Leu geldt als het groentje onder deze guerrillastrijders: hij heeft geen vuurwapen en heeft pas één militaire actie meegemaakt. Wel heeft dit 'groentje' samen met een vriend in Dili een Indonesische soldaat doodgestoken. Dat had ik bij dit jonge, frisse gezicht niet verwacht. Niets aan de houding van deze guerrillastrijders verraadt de vrees die zij de Indonesische troepen inboezemen. Van soldatesk machogedrag, van de verruwing van mannen onder de wapenen is hier niets te merken - niets dan zo goed mogelijke aanpassing aan een leven dat hun is opgedrongen. Zelfbeklag is hier onbekend.

Hinderlaag
Alle energie van de groep richt zich op dit moment op de voorbereiding van de hinderlaag op Falintil-dag. Drie dagen lang zitten wij weggedoken in het struweel, terwijl de aanval wordt georganiseerd door middel van boodschappen die via het Clandestiene Front naar andere eenheden in de sector worden gestuurd. Timor omvat vier militaire regio's; die van David Alex telt 150 guerrillastrijders, die merendeels in groepjes als het onze zijn opgesplitst. Terwijl de commandant een primitieve, zelfgemaakte bom monteert, onderstreept hij dat ze nooit aanvallen enkel om Indonesiërs te doden, maar altijd om vuurwapens, kogels en uniformen te bemachtigen. Aangezien zij geen financiële hulp van buitenaf ontvangen, bestaat hun arsenaal uitsluitend uit wapens die ze het Indonesische leger afhandig hebben gemaakt - die in hoofdzaak door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland zijn geleverd - en uit kogels die ze volgens David Alex voor twee dollar per stuk kopen van een zwarthandelaar in datzelfde leger.

Wanneer wij eindelijk onze basis verlaten, verandert een schijnbaar permanent kamp binnen enkele minuten in ogenschijnlijk ongerept struikgewas: de guerrillastrijders maken vastgebonden struiken los en spreiden ze weer uit, strooien zorgvuldig bewaarde bladeren en stenen in het rond, begraven asresten en afval. Zo hebben zij 21 jaar overleefd.

Aanvankelijk kunnen wij alleen 's nachts trekken. De voeten van Maulindo worden mijn leidsterren. Maulindo zit sinds 1975 in de bush. Hij was toen zeventien. Zijn vader is gevangengezet en later verbannen omdat hij hem steunde. Sindsdien heeft hij leren lezen en schrijven en zich tot een allround vakman ontwikkeld - als verkenner, kampbouwer, natuurgenezer, kok en soldaat. Bij een nachtelijke mars telt maar ŽeŽen ding: de voeten van de man voor je. Kijk even op, kijk even opzij, knipper iets te lang met je ogen en het kan gebeuren dat je niet precies in het spoor van je voorganger treedt - dat je struikelt, dat je geluid maakt, dat je beschoten wordt. Behalve de inspannende klauterpartij over talloze heuvels is het vooral die concentratie, waarmee je spleten probeert te onderscheiden van schaduwen en wortels van manestralen, die je het zweet uit alle porišen jaagt. Wanhopig turend probeer je in het sterrenlicht die voeten te onderscheiden, panisch turend wanneer een wolk zelfs dat beetje licht wegneemt. Je leert nuances van duisternis te onderscheiden waar je geen idee van had: sterrenlicht achter cirrus of cumulus, sterrenlicht door kale takken of gebladerte, de weerschijn van het lichte pad of de donkere aarde. En de weerschijn van dat stralende doelwit: je eigen blanke huid.

Na een voettocht van vier dagen krijgen wij gezelschap van Taur Matan Ruak, de stafchef van Falintil, en zijn mannen. Hij begroet mij uitbundig, want ik ben de eerste journalist die hij in twintig jaar strijd ontmoet. Een joviale, spraakzame figuur, met lange, krullende haren en baard - een echte guerrillero uit de jaren zestig. Op zijn hoofd, net als op dat van David Alex, staat een prijs van veertig miljoen roepia. Hij geeft enthousiast uitleg over de lulik, de Oosttimorese talisman. De guerrillastrijders dragen allemaal wel een kruisje of een prentje van Maria, maar niets is zo belangrijk als hun eigen lulik. Dat kan van alles zijn: een twijgje, een foto of een oude Portugese vlag. "Broer Xanana en anderen droegen eerst geen lulik", zegt Ruak grijnzend, "maar nadat ik door een granaat was getroffen en het overleefde, zijn ze er allemaal mee begonnen." Voor de overval wordt een gezamenlijke lulik-ceremonie gehouden. Voor een geïmproviseerd altaar van kaarsen en bast draaien Maulindo en anderen drie hanen de nek om, terwijl een sjamaan litanieën opdreunt en plaatjes van rooms-katholieke heiligen een prominente rol spelen. Plaatselijk gestookte whisky gaat bij wijze van communie rond en de ingewanden van de hanen worden geraadpleegd. Het orakel meldt slechts dat de Oosttimorezen 21 harde jaren achter de rug hebben en dat zij het verzet moeten volhouden.

Sommige van deze mannen hebben in geen twintig jaar in een bed of onder een dak geslapen, laat staan met een vrouw. De jongeren zijn in hoofdzaak bij het licht van zaklantaarns of kaarsen opgegroeid. Ze worden geteisterd door kwalen waar ze geen dokter naar kunnen laten kijken, om van genezen maar te zwijgen. 's Nachts, wanneer de helderste vallende sterren boven ons hoofd zich aan geen wensen storen, kermt bijna iedereen in zijn slaap - al die nachtmerries lijken meer te zeggen over wat Indonesië in het Oosttimorese onderbewuste heeft aangericht dan een plank vol geschiedenisboeken.

Schorpioenen
De laatste, moordendste mars brengt ons in acht nachtelijke uren naar de plaats van het treffen. We ploeteren door rivieren en tegen duizelingwekkend steile bergen op, wankelen langs de schemerige randen van rijstvelden en worden door schorpioenen gestoken. Wanneer we eindelijk op de laatste bergtop staan, wijst Tara Leu naar lichtjes op hooguit dertig kilometer afstand. "Daarvandaan zijn we vertrokken", zegt hij. "Een week geleden." Geen schot meer dan nodig is, instrueert David Alex zijn mannen, want kogels zijn schaars. "Het woord 'solidariteit", dat wij dagelijks gebruiken, moeten wij in de strijd in praktijk brengen", waarschuwt hij. "Maar mochten er aan onze kant slachtoffers vallen, dan is dat jammer. Als we denken dat iemand het niet zal overleven, laten we hem hier achter, ook al zou de vijand hem doden." Alex smeert een bastextract op zijn gezicht, een lulik die hem onzichtbaar moet maken.

We zijn hier met 34 guerrillastrijders. Dat is veel voor de Falintil, maar het aantal ontzenuwt de bewering van de Indonesische overheid dat het hele land er maar vijftig telt. (Het zijn in ieder geval genoeg om zo'n achtduizend Indonesische militairen handenvol werk te bezorgen.) De dorpelingen uit de buurt hebben eten gebracht en de verzetsmensen gewaarschuwd wanneer hun radioantennes al te zichtbaar waren. Alles lijkt gereed voor een snelle, beslissende aanval, maar zo simpel is het op Oost-Timor nooit.

Na tien uur in het kreupelhout komt Tara Leu me ineens opgewonden weghalen. "Indonesisch leger gekomen", zegt hij kort. Iemand heeft ons verraden en nu zijn we omsingeld. Zodra wij rennend onze dekking verlaten barst geschreeuw los, gevolgd door een spervuur van geweerschoten. Als een granaat ontploft, duik ik achter een boom, vanwaar ik probeer de guerrillastrijders in Indonesisch uniform en de Indonesiërs in Indonesisch uniform uit elkaar te houden. Maar ineens richt David Alex - die breekbare 49-jarige, die altijd fluistert, pijnlijke voeten heeft en nog onlangs bijna aan zijn kwalen bezweken is - zich in zijn volle lengte op, roept zijn mannen weer bijeen en stapt met opgeheven hoofd op de vijand af alvorens zijn kostbare kogels af te vuren. Het is geen roekeloosheid, wraakzucht of onverschilligheid, maar pure noodzaak. Maulindo en nog een strijder hebben twee Indonesiërs gedood, die snel van hun handvuurwapens en mortieren worden ontdaan. Dan vluchten we snel langs de rijstvelden omhoog, de heuvels in. Terwijls de kogels ons om de oren vliegen, roepen de guerrillastrijders schimpscheuten omlaag aan het adres van president Suharto en zijn nageslacht. Eindelijk kunnen ze hun stem verheffen.

Het verzet is aan de tegenhinderlaag ontsnapt en heeft de slag gewonnen, maar ook aan hun kant is een man gesneuveld en zijn er twee lichtgewond geraakt. Bovendien zal de volgende dag iemand uit de plaatselijke bevolking door de Indonesiërs worden geëxecuteerd op verdenking van collaboratie. De veroverde twee M16's en een handvol mortieren lijken hiertegenover een magere buit, maar volgens Taur Matan Ruak waren ze het verlies van een man wel waard. Een van de gewonden is de opgewekte Augostino, die nu niet meer lacht. Hij heeft twee keurige gaten in zijn nek waar de kogel is in- en uitgegaan. Volgens Tara Leu heeft zijn lulik hem beschermd en ik kan het bijna geloven. Er is een man bij die al dertig keer getroffen zou zijn en een ander heeft wekenlang met een kogel in zijn ingewanden rondgelopen voor hij hem eindelijk ophoestte.

Bivakmuts en sjaal
Het belangrijkste voor de guerrillastrijders is dat ik het treffen heb gezien en dat daardoor vele anderen het ook zullen zien. Mij weer veilig hier weg te krijgen, heeft daarom de hoogste prioriteit. Met mijn witte vel gesmoord onder een bivakmuts, een sjaal en sokken als wanten word ik haastig langs passerende burgers geloodst, langs de Indonesische patrouilles die nu op het oorlogspad zijn, en naar de uitgangsbasis teruggebracht. Daar horen wij dat de in het gevecht gedode verzetsman een camera bij zich had met daarin foto's van mij - foto's die naar alle grensposten van het land kunnen worden gestuurd. Ik scheer mijn baard af in de hoop iets minder herkenbaar te worden en neem afscheid van David Alex, Tara Leu, Augostino en Maulindo. In de vroege ochtenduren, wanneer de Indonesišers minder op hun hoede zijn, word ik het bange Oost-Timor uitgesmokkeld naar een oord waar de mensen zich niet hoeven te verbergen, waar ze niet hoeven te fluisteren.

NRC Webpagina's
18 januari 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad