De euforie na Sydney is zowaar geweken
Bijna iedereen die er toe doet
in de sport, debatteerde gisteren in sportcentrum Papendal over de
toekomst van de sport. Geen hosanna-stemming meer, zoals vlak na de
Spelen. Er heerste zowaar enige realiteitszin.
Door MARTIJN VAN LEEUWEN
PAPENDAL, 28 NOV. Onmiddellijk na de Spelen in Sydney reikten bij
NOC*NSF de bomen nog tot aan de hemel. Voorzitter Hans Blankert en de
zijnen spiegelden staatssecretaris van sport Margot Vliegenthart het ene
fraaie vergezicht na het andere voor. Sydney 2000 zou slechts het begin
zijn: meer medailles, meer topsportaccomodaties, meer
topsportevenementen, allemaal binnen handbereik. Weg bescheidenheid, weg
benepenheid, de Olympische Spelen moesten en zouden naar Nederland. De
euforie is geweken, zo bleek gisteren op Papendal tijdens de
discussiemiddag Citius, altius, fortius, zijn er grenzen aan
de groei? Na de post-olympische hosanna-stemming hielden enkele
vertegenwoordigers uit de sport, overheid, onderwijs, gezondheidszorg en
media de ambities zowaar tegen een kritisch daglicht. Zit de sport niet
zo langzamerhand in de wurggreep van de commercie? Hebben
sportverenigingen nog wel toekomst in dit zaptijdperk? Overschatten de
media en de politiek het belang van de sport niet? Dissonante tonen
waren gisteren geen zeldzaamheid. Zo schuwde oud-volleybalcoryfee Peter
Blangé de rol van dissident niet. Nederland is geen topsportland,
meende hij. "Het zijn enkel pretenties. We moeten ervoor waken onszelf
na Sydney te overschreeuwen. Een realiteit is bijvoorbeeld dat de jeugd
zich liever achter de computer zet, dan dat het naar een sportvereniging
gaat." Blangé kreeg bijval van Europarlementariër Max van
den Berg van de PvdA. "Sportverenigingen krijgen het steeds moeilijker.
De accommodatie is verouderd, de kantines zijn onbemand, vrijwilligers
zijn nauwelijks nog te vinden. En belangrijk: de schooljeugd heeft
steeds minder interesse voor sport." Volgens journalist John Volkers van
de Volkskrant leggen sportverenigingen het steeds meer af tegen
moderne 'fitnessfabrieken'. "Een fitnesscentrum sluit naadloos aan bij
het huidige zaptijdperk. Jij bepaalt op welk moment en op welke manier
je kan sporten. Kom daar maar eens om bij de gemiddelde
sportvereninging."
Vanuit het publiek werd het motto van het symposium 'zijn er grenzen aan
de groei' gehekeld. "Je vertelt de sporters dat er geen grenzen zijn, je
legt ze steeds hogere eisen op. Maar aan de andere kant verbied je ze
het gebruik van doping en andere stimalantia. Dit leidt tot paradoxale
toestanden en kan het einde van een humaan sportklimaat inluiden." De
waarschuwing was aan dovemansoren gericht.
Ook Joop Alberda ging er niet op in. De directeur van het NOC*NSF was te
druk bezig Vliegenthart te paaien voor nog meer geld. De topsport had
recht op honderden miljoenen extra geld van de overheid, meende hij.
"Het rendement van de Olympische Spelen voor de BV Nederland was enorm.
Die veertig miljoen van Vliegenthart is daarmee niet in verhouding." Hij
vond dan ook dat extra geld vooral naar de topsport, niet zozeer naar de
breedtesport moet gaan. . "Het poldermodel moet geen navolging krijgen
in de sport. Laten we wel wezen: het aanzien van de sport wordt bepaald
door het succes van de topsporters. We moeten de komende tien jaar
durven om flink in topsport te investeren. Van de uitstraling van het
succes profiteert de breedtesport automatisch. Maar zetten we de lijn
van de afgelopen twee jaar niet door, stort het zo weer in."
Vliegenthart liet zich niet vermurwen. "Ik voel er niets voor het aantal
medailles om te zetten in zoveel miljoenen subsidies. Laat Alberda eerst
maar het maatschappelijk belang van sport aantonen, dan praten we
verder."
Bijna eensgezind waren de debaters in hun afkeer van de
voortschrijdende commercialisering. NOS-directeur Ruurd Bierman hield
Ajax als schrikbeeld voor. "De commercie knaagt aan de traditionele
waarde van de sport. Niet het spelletje maar de gulden prevaleert bij
Ajax. De club wordt zo langzamerhand overgenomen door een bedrijf, nu ze
is overgeleverd aan de beurs. En de voetbalschool van Ajax in Ghana komt
angstig dicht bij mensenhandel."
De Alkmaarse wethouder van sport Eggermont pleitte voor onafhankelijke
organisaties. "Een bedrijf is geen suikeroom, het wil ook waar voor zijn
geld. Bedrijven investeren echt niet in sporten die weinig publicitaire
waarde hebben. Dat is de dood in de pot, veel sporten gaan buiten de
boot vallen. Bovendien wordt de geldkraan zo dichtgedraaid als het
economische tij keert."
Voorzitter Blankert relativeerde de afhankelijkheidspositie van de
topsport. "De sport drijft op de kurk van een miljoen vrijwilligers en
40.000 sportverenigingen. We zullen nooit aan de leiband van het
bedrijfsleven gaan lopen."
Discussieleider Paul Witteman meende tenslotte dat de aandacht voor
sport toch wel buiten proportioneel was geworden. Vanuit het publiek
kreeg hij bijval. Want waren de mensen niet voetbalmoe aan het worden.
De kijkcijfers van de Champions League waren immers met 16 procent
gezakt? De beleidsmakers van sport, media, politiek en bedrijfsleven
deden er het zwijgen toe.