Succesformule Sydney: trainer is
levenspartner
Anky van Grunsven, Leontien van
Moorsel en Inge de Bruijn hebben twee dingen gemeen. Ze wonnen gouden
medailles op de Olympische Spelen. En ze werden alledrie gecoacht door
hun levenspartner. Toeval of niet?
Door MARTIJN VAN LEEUWEN
ROTTERDAM, 10 OKT. Zwemster Inge de Bruijn laat geen mogelijkheid
onbenut het belang van haar dubbele relatie met Jacco Verhaeren te
benadrukken. In deze krant zei de drievoudige kampioene van Sydney dat
ze door de open communicatie met haar partner zelden conflicten heeft.
"We zijn volledig op elkaar afgestemd. We weten precies wat goed voor
mij is." Volgens Verhaeren is het niet toevallig dat De Bruijn goed
ging presteren nadat ze twee jaar geleden een relatie kregen. "Door
onze relatie begrijp ik Inge nu veel beter, zij vertrouwt mij volledig.
Ik weet absoluut zeker dat dat bijgedragen heeft aan haar prestaties",
vertelde Verhaeren tegen het weekblad Nieuwe Revu.Twee Engelse
wetenschappers van de Staffordshire University en de University of
Exeter hebben in een onderzoek aangetoond dat een liefdesrelatie tussen
coach en atleet de voorwaarden schept om topprestaties te verrichten.
Het betreffende artikel verscheen onlangs in The Sport
Psychologist. De onderzoekers hebben over dit onderwerp vier
koppels van sporters en coaches ondervraagd. Ze kwamen tot
één conclusie: de coaches wisten bij hun partners de
juiste snaar te raken, resulterend in de gewenste resultaten tijdens
training en wedstrijd.
Dr. Frank Bakker, hoofddocent sportpsychologie aan de Vrije Universiteit
van Amsterdam, vindt de Britse conclusie te kort door de bocht. "Er
zijn ook koppels waar het niet allemaal rozegeur en maneschijn is. Een
rolconflict is zo geboren. Dan hollen de prestaties juist achteruit."
Bakker acht het toch aannemelijk dat de dubbelrol van de coach/partner
een positief effect heeft gehad op de olympische prestaties van De
Bruijn en wielrenster Leontien van Moorsel. "Je hebt hier te maken met
twee sporters die uit een diep dal zijn gekropen. Ik geloof dat de
onvoorwaardelijke, emotionele steun van hun coaches daarin belangrijk,
zo niet cruciaal, is geweest."
Van Moorsel leed tijdens het eerste deel van haar wielerloopbaan aan
anorexia nervosa. Om haar afgetrainde lichaam in stand te houden, bleef
ze vermageren tot ze nog maar 42 kilo woog. Pas toen haar toenmalige
levensgezel Michael Zijlaard de liefdesrelatie verbrak, besefte Van
Moorsel dat ze hulp moest zoeken. Artsen constateerden dat haar lichaam
zwaar beschadigd was. Zijlaard leerde haar na die episode tevreden te
zijn met haar eigen lichaam. Na een rustperiode van ruim een jaar
keerde Van Moorsel tientallen kilo's zwaarder terug op de fiets.
Ook de loopbaan van De Bruijn kende een belangrijk keerpunt. Voordat ze
een liefdesrelatie kregen, zette Verhaeren haar uit de selectie, omdat
ze geregeld trainingen verzuimde. De Bruijn besefte dat ze een andere
weg moest inslaan. Ze besloot de Spelen van 1996 te laten schieten -
een rol als figurant zag ze niet zitten - en ging in de Verenigde
Staten keihard aan een rentree werken. Het resultaat van de Spartaanse
trainingsmethoden werd in Sydney zichtbaar. Sportpsycholoog Bakker is
van mening dat aanvullend onderzoek nodig is om de wetenschappelijke
stellingen van de Britse onderzoekers beter uit te werken. " Het
onderzoek is te mager en de voorbeelden zijn te incidenteel", verklaart
Bakker. Overigens erkennen de Britse onderzoekers dat hun werk nog in
een pril stadium verkeert. Volgend jaar komen er meer resultaten,
kondigen ze in het artikel aan. Bakker noemt dergelijk onderzoek van
groot belang. "Wat je ziet is dat de coach een steeds grotere rol
krijgt toebedeeld. Niet zo lang geleden wilde de coach niets met het
privéleven van de atleet te maken hebben. Nu wordt erop gehamerd
dat persoonlijke begeleiding van essentieel belang is. Wellicht dat ook
Nederland zijn voordeel met dergelijk onderzoek kan doen."
Het Amerikaanse Olympisch Comité (USOC) wilde het antwoord weten
op de vraag waarom de ene ploeg wel en het andere team niet aan de
verwachtingen voldeed tijdens de Spelen van Atlanta. In 1999 kwam een
rapport naar buiten waarin sporters en trainers van acht Amerikaanse
olympische ploegen werden ondervraagd door een team van wetenschappers.
Van de acht hadden er vier gefaald in Atlanta en waren er vier
successen gevierd. Uit het onderzoek bleek dat de prestaties van de
atleet nauw samenhangen met het welslagen van de coach. Een
geloofwaardige coach, die koel blijft, gedecideerd te werk gaat en
mentale vaardigheden beheerst, is voor de sporters een bron van
vertrouwen. Daarentegen kelderden de prestaties van atleten die te
maken hadden met een inconsequente, niet tegen crisissituaties
opgewassen coach. Ook slechte communicatie bleek fnuikend voor de
prestaties. De desbetreffende coach hechtte geen waarde aan mentale
training en was niet geïnteresseerd in de persoonlijke zorgen of
problemen van de sporters. Ze durfden vervolgens niet meer te
praten, de coach ontging signalen van overtraining, en de atleten
verloren de wedstrijd.