U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Olympische Spelen 2000

Nieuws

Verslagen

Sporters

Digitaal dagboek

Boemerang

Programma

Links

Oogst bij Spelen kan nog veel beter

Door onze redacteur DICK VAN EIJK
ROTTERDAM, 7 OKT. Met gerichte investeringen in topsportbeleid zou Nederland over vier jaar bij de Olympische Spelen in Athene wellicht nog eens vijf tot vijftien medailles meer kunnen halen dan dit jaar in Sydney. Tenminste als Nederland dan relatief even goed zou scoren als Noorwegen deed in Sydney. Noorwegen was daar, gezien het aantal inwoners en het bruto nationaal product, het best presterende West-Europese land.

Er waren heel wat feestelijke ontvangsten om de recordoogst van 25 olympische medailles te vieren. Met dat aantal nam Nederland de achtste plaats in op de officiële medaillespiegel, met vóór zich slechts de drie supermachten, gastland Australië en drie veel grotere Europese landen. Ook in de buitenlandse pers heeft deze positie opzien gebaard, mede door de opmerkelijke zwemsuccessen. Maar hoe bijzonder waren de Nederlandse prestaties eigenlijk?

Dat grote landen meer medailles halen dan kleine ligt voor de hand; om de 'ware' prestatie van een land op de Spelen te meten zou de medailleoogst per 100.000 inwoners moeten worden berekend. Om het helemaal netjes te doen, moet worden gecorrigeerd voor teamsporten. Immers, met één goede zwemmer kan een land een individuele medaille binnenhalen, voor een estafetteplak zijn er vier nodig. Zo'n medaille telt dan ook voor vier. Als dan ook goud wat zwaarder telt dan zilver en brons, eindigt Nederland medaillelijst per 100.000 inwoners op de zevende plaats.

Kan het nog beter? Misschien. De score van een ministaat als de Bahama's (met twee medailles op 300.000 inwoners bovenaan) mag onhaalbaar worden geacht, die van Australië waarschijnlijk ook. Maar Nederland zou het toch net zo goed moeten kunnen doen als Noorwegen, nummer drie op de lijst en het enige West-Europese land dat het beter deed dan Nederland. Noorwegen haalde tien medailles, Nederland heeft drieënhalf keer zo veel inwoners, dus 35 medailles moet kunnen.

Was Oranje wel zo goed


Nederland eindigde als achtste in de medaillespiegel van Sydney. Over intrigerende verschillen in de landenscores.

Door onze redacteur DICK VAN EIJK

ROTTERDAM, 7 OKT. Wat hebben 'we' het toch geweldig gedaan in Sydney! Achtste in het eindklassement, direct na de supermachten, gastland Australië en drie veel grotere Europese landen, maar vóór traditionele sportgrootmachten als Cuba, Groot- Brittannië en Roemenië. Reden voor euforie en uitbundigheid: sportbestuurders zien het succes als een bevestiging van hun beleid, dat de afgelopen jaren steeds sterker is gericht op professionalisering van topsport en de begeleiding daarvan. Dat heeft een lieve duit gekost, maar de baten zijn er ook naar, is de redenering. De Spelen waren nog niet afgelopen of de suggesties om nóg meer geld te steken in topsport, en 'dus' over vier jaar in Athene nóg meer medailles te halen, waren niet van de lucht.

Hoe geweldig was Nederland eigenlijk in Sydney? Tachtig van de 199 deelnemende landen haalden één of meer medailles. De gangbare medaillespiegel geeft een wat vertekend beeld: daarin is het aantal gouden medailles bepalend. Slechts als twee landen even veel goud hebben wordt gekeken naar het aantal zilveren medailles. Nederland grossierde in goud dankzij grootverdieners Van Moorsel, De Bruijn en Van den Hoogenband. Gerekend naar het totaal aantal behaalde medailles zakt Nederland naar de twaalfde plaats. Wordt goud wat zwaarder geteld dan zilver en brons, dan komt Nederland op tien.

De prestatie van Nederland is hoe dan ook opmerkelijk, omdat het als klein land tusen allemaal grote staat. Om de relatieve prestatie van een land op de Spelen te meten, zou men dan ook rekening moeten houden met de omvang van de bevolking. Een 'eerlijke' vergelijking vergt bovendien dat extra punten worden toegekend voor teamsporten: immers, met één goede zwemmer kan een land een medaille halen op een individueel nummer, maar om een estafettemedaille te winnen heeft het vier goede zwemmers nodig.

Nederland stijgt in een voor teamsport gecorrigeerde rangschikking naar de zesde plaats, met een behoorlijk ruime voorsprong op nummer zeven. Deze sprong voorwaarts geeft aan dat Nederland relatief goed voor de dag kwam in teamsporten (zwemestafettes, dressuurequipe, hockey, tennisdubbel, roeien). Het blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen landen in de mate waarin hun succes aan ploegen is te danken. Een maat voor dat ploegensucces ontstaat door het voor teamsport gecorrigeerde aantal medaillepunten te delen door het ongecorrigeerde aantal. Nederland staat op deze 'teamindex' elfde, maar in de toptien staan enkele landen die maar weinig medailles hebben gehaald. Kameroen, met één gouden voetbalmedaille, komt bovenaan. Wanneer alleen de landen met meer dan twintig (niet voor teamsport gecorrigeerde) medaillepunten worden meegeteld, dan staan er voornamelijk westerse landen in de top. Zeker zo opvallend is dat veel Oost-Europese en Aziatische landen een groot deel of vrijwel al hun medailles hebben gescoord in individuele sporten.

Dit zijn intrigerende verschillen. Waar komen ze vandaan? Zegt de prestatie in teamsporten iets over cohesie in de samenleving, of iets over de mate van orde? Missen de jonge Oost-Europese en Kaukasische staten het organisatorisch vermogen om goede nationale teams op de been te brengen?

Indien de medaillescore van een land wordt gedeeld door het aantal inwoners, dan zakken de vaste koplopers Verenigde Staten, Rusland en China naar respectievelijk de 37ste, de 28ste en de 71ste plaats. India sluit dan het klassement met één bronzen plak op een miljard inwoners. Pakistan en Bangladesh zijn de grootste landen zonder medailles.

Nederland komt in deze 'ware' ranglijst wederom goed voor de dag: zevende. Bovenin de ranglijst vindt men daarnaast erkende sportnaties als Australië, Cuba, Hongarije en Roemenië, enkele dwergstaatjes - waar één medaille gezien het geringe aantal inwoners al snel tot een toppositie leidt - en de Scandinavische landen.

De eerder genoemde suggesties om meer te investeren in topsport geven aan dat geld telt. Rijke landen hebben sowieso een gezondere bevolking, beschikken over betere sportaccomodaties en kunnen gemakkelijker geld uittrekken voor goede trainingsfaciliteiten. Wanneer rekening wordt gehouden met de rijkdom van landen door het aantal (voor teamsport gecorrigeerde) medaillepunten te delen door het bruto nationaal product, dan zakt Nederland prompt naar de middenmoot. De top-twintig bestaat voor het grootste deel uit landen die behoorden tot het Oostblok of daaraan waren gelieerd: niet rijk, maar wel een (tot voor kort) goede gezondheidszorg, een geordende samenleving, een sterke staat en veel aandacht voor sport. Of die landen hun positie kunnen handhaven nu het systeem is ingestort moet worden afgewacht. De ineenstorting van de Oost-Duitse topsport heeft laten zien dat dit niet vanzelfsprekend is. Indien Nederland zijn topsportklimaat de komende jaren verder wil verbeteren door gerichte investeringen, hoeveel meer medailles zouden daar dan mee zijn binnen te halen? Dat blijft natuurlijk koffiedik kijken: het hangt onder meer af van het aantal dat de aftakelende naties in Oost-Europa gaan inleveren. Voor de eenvoud zou men kunnen kijken hoe het best scorende West-Europese land nu voor de dag komt. Zowel naar inwonertal als naar BNP is dat Noorwegen. Zou Nederland relatief even goed scoren als Noorwegen dit jaar, dan zouden er op nog eens vijf vijftien onderdelen medailles in het verschiet liggen.

NRC Webpagina's
7 oktober 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad