Inge de Bruijn verovert op vrije slag haar tweede
gouden medaille
De reserves van Wouda zijn uitgeput
Door onze redacteur MARK HOOGSTAD
SYDNEY, 21 SEPT. Hoeveel
tegenslagen kan een mens verdragen? Die vraag borrelde vandaag op, nadat
Marcel Wouda in wat hij vooraf als zijn "ultieme race" had bestempeld,
opnieuw naast het podium belandde op de 200 meter wisselslag. Vijfde
werd de wegbereider van de Nederlandse zwemsuccessen, bij zijn derde en
laatste olympische optreden.
Het twee meter lange slagschip van de Nederlandse ploeg kapseisde
vandaag op het nummer waarop hij zich de regerend wereld- en Europees
kampioen mag noemen. Na vijftig meter keerde hij nog als eerste, om niet
veel later de tol te betalen voor die te snelle start op het veeleisende
vierluik vlinder-, rug-, school- en vrije slag. De gouden medaille ging
in 1.58,98 naar de Italiaan Massi Rosolino, die 2,5 seconde eerder
aantikte dan de 28-jarige Brabander. "Ik heb er de afgelopen vier jaar
alles aan gedaan", stamelde Wouda na afloop met trillende onderlip.
"Misschien moet ik wel tot de conclusie komen dat dit het maximale was."
Een antwoord op de vraag hoeveel tegenslagen een mens kan verdragen, kan
Inge de Bruijn vermoedelijk geven. Na een periode waarin de 27-jarige
sprintster het zwemmen beu was, vond ze nieuwe inspiratie. Het
hernieuwde zelfvertrouwen werd zondag op de 100 vlinder al omgezet in
een gouden medaille. Vandaag sloeg 'het trainingsbeest' opnieuw toe, op
de 100 meter vrij. Met haar tweede gouden medaille kwam De Bruijn op
gelijke hoogte met clubgenoot Pieter van den Hoogenband, die gisteren op
dezelfde afstand zijn gouden dubbelslag voltooide.
In Sydney moesten alle krachten samenvloeien, verkondigde Wouda de
afgelopen weken meer dan eens. Ademloos keek de Nederlandse delegatie
dan ook toe bij de verrichtingen van de wisselslagspecialist, die in
eigen kring wordt beschouwd als de ambassadeur van het Nederlandse
zwemmen. Alle leden van de nationale ploeg, van jong tot oud, waren door
het dolle heen toen De Bruijn en Van den Hoogenband de hoogste trede
beklommen. Maar, en daar was vriend en vijand het over eens, als iemand
het verdiende om een individuele olympische medaille aan zijn
verzameling toe te voegen, dan was het Marcel Reinier Wouda wel.
Veelzeggend was het commentaar van PSV-trainer Jacco Verhaeren, dinsdag
na het brons op de 4x200 meter vrij. "Niets ten nadele van die andere
drie, maar als ik iemand die medaille gun, dan is het Marcel. Die heeft
in de loop der jaren zoveel meegemaakt, zoveel moeten doorstaan en
zoveel offers gebracht. Dan is deze beloning op z'n plaats."
Maar de vele offers bleken vandaag niet toereikend, en als iemand beseft
dat topsport een wreed en asociaal vak is, dan is het Wouda. Al zo vaak
heeft hij ondervonden dat de weg naar succes geen helverlichte
vierbaanssnelweg zonder tegenliggers is, dat hij moeiteloos een dag zou
kunnen uitweiden over dat intrigerende thema. Als geen ander weet
startnummer 72-360 immers dat topsport een duister gangpad is, met meer
foute dan goede afslagen, waar het behoedzaam manoeuvreren is voor de
ambitieuze topsporter die, wetende dat zijn loopbaan van korte duur is,
een natuurlijke drang tot forceren heeft.
De voortekenen waren goed. Zaterdag en zondag scherpte Wouda tot twee
keer toe het Nederlands record op de 100 meter schoolslag aan, het
nummer dat hij als een opwarmertje beschouwde voor de wisselslag. Ook op
200 meter vrije slag in de estafette, dinsdag in de finale, haalde hij
een ruime voldoende: 1.48,56, ruim één seconde onder zijn
persoonlijk record. Hoe fraai en inspirerend die prestaties ook waren,
na vandaag blijken het zijn laatste stuiptrekkingen te zijn geweest.
Tweeënenhalf jaar geleden beleefde Wouda zijn finest hour,
toen hij zich aan de andere kant van Australië, in Perth, liet
kronen tot de eerste wereldkampioen uit de geschiedenis van het
Nederlandse mannenzwemmen. Die herinnering zal nimmer vervagen, maar
neemt de pijn over een gemiste olympische kans niet weg. Na vandaag zal
Marcel Wouda moeten leven met de bittere constatering dat hij bij de
Spelen nooit heeft kunnen schitteren.
Dat is zijn tragiek: net nu hij alle twijfels voorgoed overboord gezet
heeft, net nu hij de harde lessen der topsport ter harte heeft genomen,
weigert het lichaam dienst. Zijn hoofd wil wel, maar wat graag zelfs,
maar na ontelbare krachtenverslindende exercities in het water, met
onder meer drie tropenjaren in Amerika onder drillcoach Jon
Urbanchek, zijn de laatste reserves van zijn lichaam uitgeput.