Een man zonder eigenschappen
Eén record heeft de
Nederlandse ploeg bij de Olympische Spelen al binnen. Ze heeft de
langste chef de mission ter wereld. Oud-basketballer Jan Loorbach (2.17
meter) leidt in Sydney de Nederlandse equipe. "Ik kon deze baby niet
teruggeven."
Door Hans Klippus
Zoals het een aanvoerder betaamt, nam Jan Loorbach drie weken geleden
al als eerste Nederlander zijn intrek in het olympisch dorp in Sydney.
De chef de mission trof er "een spookstad" aan. Er liepen nog geen
atleten rond en de accommodaties waren nog niet ingericht. "Het was er
woest en ledig, zoals kort voor de schepping", stelt Loorbach, die
hoogstpersoonlijk de 150 fietsen voor de Nederlanders in het dorp uit
de vrachtwagen laadde.
De afgelopen dagen zag Loorbach steeds meer leden van zijn ploeg het
dorp binnenkomen. De oranje-equipe is, op wat atleten na, compleet.
"Als je van sport houdt, ben je hier spekkoper. Het is prachtig om
ondergedompeld te worden door deze sporters uit vele takken van sport."
Een voor de hand liggende vraag aan de chef de misson is hoe veel
medailles Nederland de komende zestien dagen in Sydney denk te gaan
winnen. "Je moet je altijd proberen te verbeteren", zegt Loorbach.
"Daarom is het een reële ambitie om op twintig medailles te
mikken." Vier jaar geleden in Atlanta waren het er negentien, een
record. De voorganger van Loorbach, André Bolhuis, zei bij zijn
afscheid dat Nederland de volgende keer wel dertig plakken zou kunnen
halen. Met die uitspraak zadelde hij zijn opvolger met een wel zeer
optimistische verwachting op.
"Dat kan ik van André wel hebben", stelt Loorbach, hoewel hij in
eerste instantie de indruk wekte helemaal niet blij te zijn met
Bolhuis' opmerking. " Ik beschouw het eerder als een uitdaging dan als
een flauwe opmerking. Het was ook niet helemaal een losse opmerking.
André heeft tussen Barcelona in '92 en Atlanta in '96 zo'n
progressie gemaakt dat hij ervan is uitgegaan dat die trend zich nu
naar toe Sydney zou voortzetten."
Dat gebeurt misschien ook, maar de toename van elf medailles zou wel
veel zijn. Loorbach: "Bolhuis is van het type sportman dat als hij met
7-1 heeft gewonnen nog de pest in heeft over dat tegendoelpunt. Hij is
een perfectionist. Maar het is nu eenmaal zo dat niet alle
medaillekandidaten ook echt een medaille halen. Je hebt meer
tegenvallende favorieten dan meevallende dark horses."
Loorbach was als bestuurslid technische zaken van NOC*NSF twee
Olympische Spelen (1992 en '96) de baas van Bolhuis. Hij noemt zijn
voorganger een pionier als het gaat om de bemoeienis en betrokkenheid
van de sportkoepel met de voorbereiding van de olympische ploeg. Met
Bolhuis als chef de mission werd NOC*NSF van een simpele reisleider tot
de grote aanjager. Er wordt tegenwoordig met de sporters en hun bonden
meegedacht, meebeslist én meebetaald.Daarom stelde het bestuur
in 1997 niet alleen een chef de mission aan, maar meteen een
team de mission van drie personen. Naast Loorbach zitten daar in
de directeur topsport van NOC*NSF, Marcel Sturkenboom en technisch
directeur Joop Alberda. Ze wisten hoe het ploegenspel werkte, want ze
stammen alledrie uit een teamsport. De andere twee uit het volleybal,
Loorbach uit het basketbal, waarin hij bijna tien jaar in de eredivisie
speelde en 43 keer voor Nederland uitkwam. Ze hadden drie avonden van
praten nodig om elkaar te vinden en te vertrouwen. Loorbach: " Ik wilde
niet dat Alberda en Sturkenboom voor elk wissewasje met mij moesten
overleggen."
De 'trojka', zoals Loorbach het betitelt, kreeg puur voor de olympische
voorbereiding achttien miljoen gulden tot zijn beschikking. Het geld kon
het afgelopen jaar bijna niet op. Alle Nederlandse olympiërs
mochten desgewenst een of meerdere keren vooraf in Sydney gaan kijken
en de meeste wensen op het gebied van materialen en trainingskampen
werden ingewilligd. Er mogen, zo was de doelstelling van het team de
mission, aan de finish geen excuses meer zijn. De honkballers kregen
een half jaar geleden zelfs te horen dat er nog een half miljoen gulden
extra op ze lag te wachten, maar dat moeten ze zich wel serieuzer op
Sydney gaan voorbereiden.
En dat terwijl Loorbach zelf zijn werk als chef de mission onbezoldigd
uitvoerde. Nimmer raakte hij geïrriteerd door die ongelijkheid. Hij
kon het ook wel velen. Als partner van het advocatenkantoor Nauta
Dutilh was Loorbach in de gelegenheid om minder te gaan werken. "Laten
we eerlijk zijn: ik heb makkelijk praten. Ik heb een inkomen dat je
niet makkelijk opmaakt." Loorbach denkt dat er straks, als hij na
Sydney afscheid neemt, wel weer mensen te vinden zijn die deze taak
onbezoldigd kunnen en willen uitvoeren. Aan de andere kant beseft hij
ook dat het de keuze beperkt. "Is het fair om mensen bij voorbaat uit
te sluiten omdat het onbetaalde functie is", vraagt Loorbach zich af.
Met de weelde waarin de topsporters zich tegenwoordig bevinden, valt het
volgens Loorbach trouwens wel mee. "Als je de echte profsporters niet
meerekent, hebben ze nu een redelijk basisinkomen, maar dat is niet
overdreven. Natuurlijk zijn er mensen die niet erg chic met hun
voorrechten omgaan. Voor hen is het nooit genoeg. Ze overvragen en als
ze niet krijgen wat ze willen dan reageren ze verongelijkt. Maar dat
zijn nog steeds de uitzonderingen. Over het algemeen is er niets aan de
hand en wordt er zeer gemotiveerd gesport." Daarom heeft Loorbach er nog
geen moment spijt gehad dat hij in 1997 de functie van chef de mission
aanvaardde. Het was de toenmalige voorzitter van NOC*NSF, Wouter
Huibregtsen, die hem als kandidaat voor het kopmanschap van de
olympische ploeg naar voren schoof. Hij had immers als bestuurder de
ervaring. Loorbach: "Als bestuurslid zou ik er bij NOC*NSF zeker mee
zijn opgehouden. Ik vond het na zeven jaar tijd dat iemand anders de
portefeuille topsport zou gaan beheren. Ik had meegeholpen het nieuwe
model van het team de mission te ontwikkelen en toen zei Wouter dat hij
mij de geschikte figuur vond om dat te leiden." Na overleg thuis en op
het werk reageerde Loorbach positief op die nominatie. "Ik had, met de
nodige jaloezie, zo vaak van dichtbij kunnen zien hoe leuk André
(Bolhuis, red.) en Ard (Schenk, chef de mission winterploeg, red.) het
hadden. Nee, deze baby kon ik niet weggeven."
Jan Dirk Loorbach, in 1947 geboren te Emmen, zag het als een morele
verplichting om zich na zijn loopbaan als actieve sporter ook
bestuurlijk verdienstelijk te maken. "Ik heb bij mijn
persoonlijkheidsvorming veel aan het basketbal te danken gehad", legt
hij uit. "Ik kwam met dat bijzondere lijf van 2,17 meter bleu en
bedeesd in de studentenstad Groningen. Toen werd ik gevraagd voor Donar
te komen spelen. Dat is heel waardevol voor me gebleken. Door het
basketbal heb ik mezelf als mens kunnen ontplooien."
Vaak willen lange mensen liever niet op de voorgrond treden. Ze vinden
dat ze alleen door hun aanwezigheid al genoeg opvallen. Loorbach denkt
daar anders over. "Ik had inderdaad ook eenzaam op zolder bouwplaten in
elkaar kunnen gaan zetten. Maar ik heb juist altijd de behoefte gehad
om te laten zien dat ik ook iets anders kan dan alleen lang zijn."
In het olympisch dorp in Sydney voelt hij zich thuis tussen nog veel
meer lange mensen. Er lopen reuzen van basketballers, gewichtheffers,
judoka's, volleyballers en worstelaars rond. "Het ene moment wil een
kleine Afrikaan met je op de foto, leuk voor thuis, en het andere
moment word je door een lange Oost-Europeaan bekeken en zie je hem
inschatten of ik misschien een concurrent van hem ben. En dan merkt hij
dat ik te oud ben." Loorbach slaapt in het dorp in een bed met
verlengstukken, maar dat maakt hem verre van bijzonder, want daarvan
maakt liefst eenderde van de Nederlandse ploeg gebruik.
Loorbach kwam eerst in het bestuur van de basketbalbond en later in dat
van NOC*NSF. Dat was per ongeluk, weet Loorbach. Zijn eerste functie op
Papendal was een zetel in de commissie maatschappelijke begeleiding en
toen NOC en NSF samengingen, werd er voor het hoofdbestuur gezocht naar
'neutrale' leden. "Ik hoorde nergens bij. Ein Mann ohne
Eigenschaften", vertelt Loorbach. "Dat maakte me in 1992 geschikt
voor de functie."
Hij neemt na Sydney afscheid van de sportkoepel. Bij zijn aantreden als
chef de mission zei Loorbach al meteen dat hij het maar voor
één olympische cyclus zou doen. "Als ik tot de volgende
Olympische Spelen zou aanblijven, dan ben ik Athene 2004 57 jaar. Dat
vind ik te oud. Een jonge vijftiger kan dit werk prima doen, maar je
moet niet veel ouder zijn. Ik weet dat ik zoiets van Erica Terpstra in
het kader van de leeftijdsdiscriminatie niet mag zeggen, maar ik voel
het nu eenmaal zo."
De scheidende teamchef vindt het wel van groot belang dat Alberda als
technisch directeur zal aanblijven. Loorbach noemt de voormalige
volleybalcoach "een man met een kwikzilverachtige vernieuwingsdrift". "
Volgens mij is Joop nog lang niet klaar met zijn missie. Hij legt er
zijn ziel en zaligheid in. Ik ken maar weinig mensen die net zoals hij
creativiteit met degelijkheid weet te combineren. Voordat we gingen
samenwerken, had ik al verwacht dat we elkaar goed zou liggen.
Noorderlingen onder elkaar, hè." Zij-aan-zij zullen ze in Sydney
aanschouwen hoe veel effect hun inspanningen in de afgelopen drie jaar
zal hebben. "We hebben een goede, brede ploeg met concrete
medaillekandidaten", concludeert Loorbach. "Er is in de Nederlandse
sport veel goed werk verricht, kijk bijvoorbeeld naar het zwemprogramma
van PSV, de continuïteit van de hockeyhegemonie, de voorbereiding
van de zeilers, die langdurig in huizen in Sydney hebben gewoond en
daar straks zo'n beetje een thuiswedstrijd varen."
Wanneer zal de chef de mission na afloop een trots man zijn? Natuurlijk,
dat laat zich raden, als zijn ploeg meer medailles dan de negentien van
Atlanta haalt. Maar dat is nog niet genoeg, vindt Loorbach. "Het is
heel belangrijk dat we als Nederlandse ploeg een goede, respectvolle
indruk bij de kijkers thuis achterlaten. Ik weet dat één
incident dat allemaal kan overschaduwen. Een vechtpartij in een kroeg,
geruis over doping of een paard dat zijn been breekt, dat soort
rotzooi."
Daarom is Loorbach de komende twee weken op zijn hoede. "Toch ben ik
redelijk rustig. Je kan sommige dingen niet voorkomen. Als het gebeurt,
gebeurt het. Ik bedenk altijd wel ellende. Dan zit ik in de auto de
vreselijkste scenario's te verzinnen. En hoe ik daar dan op zou
reageren. Ik slaap nog steeds goed. Ik ben wel iemand die onmiddellijk
op een situatie kan reageren. Dat komt heel dicht bij het gevoel dat je
hebt als je zelf topsporter bent."