|
Oerol
Het Oerol-festival, het programma en de kaartverkoop
Vraaggesprek met Joop Mulder, directeur van het Oerol-festival
|
Wat zomerfestivals in de
wintermaanden doen De denderende leegte
In de zomer wandelt de poëzie door de straten van het Vlaamse dorp Watou, is Terschelling een groot decor voor theater en zinderen de openluchttheaters van Diever en Amsterdam. In de winter rilt er de aarde. “Dit zijn de krachtigste maanden van het jaar.' Door Kester Freriks
De winter heeft het groene laken van de zomer
weggetrokken. In de
leegte van het landschap kan ik verder kijken dan anders. De
bomen zijn
doorzichtig geworden. Er staat water op de weilanden, de
akkers
glinsteren. De theaters liggen er verlaten bij, nee, niet de
schouwburgen
en toneelzalen in de steden met hun pluchen zetels, de foyers
met
kroonluchters en geroezemoes van stemmen, gerinkel van
glaswerk, maar de
theaters van de zomerse openluchtvoorstellingen. Honderden festivals
tellen de maanden juni, juli en augustus. Geen dorp of er is
wel een
muziek-, dans- of theateruitvoering onder de open hemel.
Bezoekers wrijven
zich in met muggenolie. Soms verdrinkt een voorstelling in de regen, maar
het is zomer en het hindert niet. Is het
onverwacht kil, dan
slaan we een paardendeken om. Er gaat weleens een fles wijn rond, die
drinken we uit
plastic bekertjes.
Er zijn mensen die in de winter zelden een
schouwburg bezoeken, maar die zich in de zomermaanden tegoed
doen aan een
opera in de weiden van het Zuid-Friese Spanga. Ze gaan naar
het Drentse
Diever voor Shakespeare, die daar sinds mensenheugenis wordt
uitgevoerd
onder de eikenbomen. Brecht, Wedekind en Tsjechov lokken
honderden
toeschouwers naar het amfitheater van het Amsterdamse Bos. Dat
de laag
overgaande vliegtuigen de tekst aan flarden scheuren, is
bijzaak. In een
vijver bij het Zeeuwse dorp Kats speelden acteurs een
historisch drama.
Gespetter op de waterspiegel.
Het waddeneiland Terschelling raakt
in juni in de ban van Oerol. Het eiland is als een schouwburg
zonder
muren, de oneindige hemelkoepel het dak. Met duizenden
tegelijk
overstroomt men het anders zo stille en in zichzelf
teruggetrokken
eiland.
De veerboten kapseizen zowat. Max Tak en Rene Groothof
speelden er de ontroerende voorstelling 20.000 mijlen onder
zee. De
toeschouwers gingen met ze mee onder water, in het ruim van
het
vrachtschip `Challenger'. Straattheater in de dorpen.
Voorstellingen op
graanzolders en tussen hooioppers. Door de lucht zwevende
Franse
kunstenaars op het Groene Strand. Russische acteurs in het
bos. Tot laat
in de nacht speelden de acteurs de sterren van de hemel. Nooit
klonk
applaus zo luid als tussen de dichtbebladerde bomen.
In de uiterste
zuidwesthoek van Vlaanderen, in het grensdorp Watou, heersen
poezie en
beeldende kunst tien zomerweken lang over de stallen, de
hoeven en
de velden. Gedichten krijgen onvermoede betekenissen in
verbinding met
een kunstwerk. Dichtregels van Rutger Kopland liggen als
zomersneeuw op
de bemoste pannendaken van de huizen: “(H)et slaapt in een
bevroren
wereld, in/ een boomgaard, een moestuin, een greppel/ droomt
het te zijn
gevonden, meegenomen,/ neergelegd op die tafel - maar waarom.'
In
de geopende deur van diezelfde schuur plaatste Mario Merz zijn
`Installatie' 1986: fruit en groente liggen weldadig glanzend
uitgespreid
over lange tafels. Geen `bevroren wereld' maar een overdadige
moestuin
volop weelde, kleur, geuren.
Sluitingstijd
En als die zomerse
wereld een half jaar later nu werkelijk bevroren is? Als de
schuurdeuren
dicht zijn en de luiken gesloten, de kunstwerken weer terug in
de musea?
Wanneer de dichters, acteurs en ook de toeschouwers vertrokken
zijn en
de drukbezochte cafés ineens stil als na sluitingstijd?
Dan breekt
de denderende leegte aan. Terschelling in december, Watou in
de winter
Diever onder de eerste sneeuw van het jaar, het amfitheater
van het
Amsterdamse Bos ontdaan van decors, de weilanden van Spanga
zonder
aria's.
Niemand bekommert zich erom.
Na het zomerseizoen is
er geen theater meer buiten. De toeschouwers nemen de
herinneringen mee.
Zij die Oerol of Watou bedenken, bezitten de verbeelding. Zij
kijken in
de winter vooruit.
Zo'n twintig jaar geleden bedacht Joop Mulder
dat de wijde stranden en de duinen van Terschelling een podium
zijn. Hij
bedacht het theaterfestival en noemde het Oerol, naar het oude
lentefeest
waarbij de dieren uit hun stallen mochten om overal op het
eiland
te grazen. In december zegt hij, lopend over het eiland: “Dit
zijn de
krachtigste maanden van het jaar. Koude is inspiratie. Elke
dag maak ik
lange wandelingen, dan denk ik aan wat ik in de zomer aan
theater
zou willen zien. Vijftien maanden geleden is onze dochter
geboren. Dat
was een belangrijk moment voor me. Het was of ik voor het
eerst de
voetsporen in het zand zag. `Voetsporen in het zand' heet
Oerol 1999. Waar
gaan die sporen heen, waar komen ze vandaan? De zee wist ze
weer uit. Het
gegeven dat de golven de sporen weer wegnemen, bracht me op de
gedachte
dat de kunstenaars die hier beelden en objecten gaan maken
zich moeten
beperken tot natuurlijke materialen. Een sculptuur van
wilgentenen zal
in het voorjaar gaan uitlopen, en dan weer verdwijnen in de
natuur. Kijk
daar in het weiland staat een beeldhouwwerk van Klaas
Kamphuis, `Houten
paarden' heet het. De novemberstorm heeft het voor de helft
afgebroken
de hoofden liggen op de grond. Ik wil het laten zoals het is.
Een spoor
van kunst in het landschap.'
Gwy Mandelinck, de dichter en de
rusteloze tovenaar van Watou, zegt: “In de winter moet ik
mijn nieuwe
zomerdorp Watou creeren. Hier, aan de uiterste grens van
Vlaanderen, doet
die stilte alles in stukken vallen.
Ik trek me terug met honderden
poeziebundels en stapels catalogi. Zoek bij de gedichten
beeldende kunst
uit en omgekeerd. De poeziezomers van Watou zijn als een
zintuiglijke
bedwelming. In de winter rilt de aarde. In november of begin
december zie
ik de grasstengels verglazen, zich buigen voor de oostenwind
die over het
lege land komt aangewaaid.'
Dat `rillen' van de grond rond Watou
neemt Mandelinck letterlijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog
lagen Watou
en het nabije Poperinge juist in de frontlinie. Hier is de
beruchte
loopgravenoorlog uitgevochten. Honderdduizenden soldaten
liggen er
begraven. De militaire erebegraafplaats `Nine Elms', een van
de tientallen, ligt in de weelde van de zomer verborgen achter
hoog koren
mais, pluimgras. 's Winters vallen die ommuurde carre's met de
duizenden
witte grafstenen in rijen opeens op. “De winter is
onbarmhartig', zegt
Mandelinck, “Alleen dan besef ik die doden. Vaak heel jonge
jongens van
zeventien, achttien jaar. Er zijn twee vrouwen bij; een
verpleegster en
een moeder die bij haar gesneuvelde zoon begraven wilde
worden.'
Bunkers
Aan Terschelling is de oorlog evenmin voorbijgegaan, in
dit
geval de Tweede. Mulder wijst naar de plaats op de oosthoek
van het
eiland, voorbij het gehucht Oosterend, waar in de zomer Peer
Gynt
van Ibsen gespeeld gaat worden door het gezelschap Tryater.
Zand waait
in ons gezicht, een strakke wind jaagt over het eiland. Er is
niets dat
aan de zomer herinnert.
Ik zie vooral duinen. “Kijk goed', zegt
Mulder. “Daar, onder dat stuifzand, ligt een betonnen trap.
Eronder is
een bolwerk van Duitse bunkers verscholen. Alles is ingestort.
Maar ik
weet dat het bestaat. Die bunkers zijn zo'n voorbeeld van
sporen in het
land.
De geschiedenis van het eiland bestaat bij de gratie van
het
samenspel tussen natuur en mens. We gaan Peer Gynt spelen met
die
ondergewaaide bunkers op de achtergrond. Al verregent de
zomer, Peer Gynt
is elke avond te zien. De winter leert je nooit te wijken.'
Een paar
maanden eerder bezocht Joop Mulder dezelfde plaats. Alles was
groen, de
zee kalm. De duinen zoals de duinen al maanden waren. November
kwam met
zijn zware stormen. Het speelvlak van Peer Gynt veranderde in
een
zandwoestijn. De duinen sloegen aan het wandelen. Mulder:
“Niemand die
weet hoe het er hier in de zomer zal uitzien.'
Is Gwy Mandelinck
een teruggetrokken lezer, Mulder reist veel. Hij bezoekt
theaterfestivals
tot in Australië toe. In het Spaanse dorp Targa zag hij iets
dat hem
raakte: een eenvoudig, lief circus, middeleeuws. Geen tent.
Alles in de
zon. Hij dacht meteen aan de meest oostelijk gelegen boerderij
van
Terschelling, die van Daan Pootjes. En nu komt het circus op
het erf van
de boerderij tussen de stallen voor de paarden.
Voor Mandelinck
begint de winter eigenlijk al op de zondagavond van de slotdag
in augustus
of begin september. Die heeft iets van een laatste ronde. De
dichters zijn
er nog, evenals de bezoekers. Er hangt de sfeer van zorgeloze
saamhorigheid. Dan gaat iedereen weg. 's Nachts sluipt
Mandelinck met een
zaklantaarn door de stallen en bekijkt hij nog een keer
de kunstvoorwerpen, leest nog eenmaal de gedichten die er
hangen.
Maandagochtend komen de vrachtwagens die het dorp leegroven.
“Een enkel
beeld heb ik de winter laten overleven, zoals dat van Barry
Flanagan in
het grasland bij het Blauhuys. Een bijna vergeten spoor van de
poeziezomer. Enkele van de dichtregels staan nog steeds
uitgeschreven op
de daken.
Die helpen Watou de winter door. Het besef van
vergankelijkheid is de kracht van Watou. Ik zie nu al, in het
grijs van
vandaag, de zomer in volle kleur. In februari dient het
langere licht zich
al aan, in het voorjaar komen de vogels en in de zomer nemen
de dichters
het lied van de vogels over.'
Ook Oerol laat het landschap niet
ongemoeid. Waar aan de verre westkant van Terschelling de
veerboot
`Friesland' een scherpe slag maakt, de Spathoek, is het strand
winters
desolaat. Een genadeloze vlakte. Voor Joop Mulder zal dat in
de zomer
anders zijn. Tien Griekse zuilen van elk tien meter hoog
zullen hier uit
het zand verrijzen. Deze `Tranen van Herkules', zoals het
kunstwerk heet
verwelkomen de toeschouwers alsof Terschelling een Griekse
tempel is. De
pilaren zijn opgetrokken van zout afkomstig uit de grond bij
Boekelo. Het
kan hard zijn als beton, maar toch zullen de eb- en
vloedstromen
geleidelijk het zout doen oplossen en de pilaren teruggeven
aan de zee.
In de volgende winter, die van 1999-2000, zullen de zuilen
misschien zijn
omgevallen en half in de Waddenzee liggen, als de laatste
sporen van deze
zomer van Terschelling.
Oerol 1999: Voetsporen in het zand. 10 t/m 20/6 1999
|
NRC Webpagina's 9 juni 2000
|
Bovenkant pagina |
|