NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS   ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Oerol 2000

Oerol

Het Oerol-festival, het programma en de kaartverkoop

Recensies

Foto's

Vraaggesprek met Joop Mulder, directeur van het Oerol-festival

Recent verschenen artikelen

Terschellings theaterfestival ‘Oerol' begint

Bistou toevallig Peer Gynt?


Foto Sake Elzinga

De duinen vormen, als ze niet wegwaaien, het decor voor ‘Peer Gynt' tijdens het Oerolfestival.

Door Kester Freriks

Hier is het de Hollandse Sahara. Duinen komen aangewandeld op de strakke wind en gaan traag verder. Op het blinkende zand strijken zeemeeuwen neer. Het lijken fantasievogels in deze woestijn, want zo heet de uiterste punt van Terschelling, de Oostelijke Woestenij. Daarna begint, zover het oog reikt, De Boschplaat met zijn volstrekte verlatenheid van zand, stuifduin, helmgras, duinmeren, duindoorn, zandheuvels, omspoeld door de Noord- en Waddenzee. Het is een wondere droom dat hier ooit een theatervoorstelling te zien zou zijn, zelfs een klassiek stuk als Peer Gynt van de Noor Henrik Ibsen (1828-1906). De schouwburg met zijn pluchen intimiteit kan niet verder weg zijn. Toch is het zo.

De zeewind schuurt de gezichten van de theatermakers van het Friese gezelschap Tryater. Een containerschip, de ‘Challenger', bracht enkele weken geleden decorstukken, tenten, tribunes over vanuit Leeuwarden naar Terschelling. Regisseur Jos Thie en een ploeg van vijftig mensen verblijven al een tijd lang op het eiland om Peer Gynt gestalte te geven. De spelers zijn er, zoals Thijs Feenstra in de hoofdrol en Klaasje Postma als Peers moeder Åse. Jelle en Ekko verzorgen de techniek. Vormgever Peter de Kimpe schiep in de leegte van het eiland een amfitheater. Acteur Peter Tuinman zegt: ,,Ik maakte voor het eerst een eerste lezing van het stuk mee die begon met het openvouwen van een landkaart. ‘Kijk,' zei regisseur Thie, ‘hier sta jij en dan loop je daar naartoe.' Ik zag op de kaart alleen maar geel ingekleurd zand en wat streepjes voor de duinpartijen, verder niets.''

Terschelling heeft tijdens tien dagen in de zomerse junimaand een andere naam: ‘Oerol', en, als tweede: ‘Het eiland als podium.' Dit jaar voor de achttiende keer. ‘Oerol' betekent niets anders dan ‘Overal'. De eilanders vieren sinds mensenheugenis het feest van de lente door alle staldeuren open te zetten zodat voor het vee het hele eiland een weiland is, zoals nu voor de theatermakers het eiland een onbegrensde speelvloer. Joop Mulder, voormalig cafébaas in Midsland, heeft het allemaal bedacht. Het festival is niet zomaar een samenraapsel van voorstellingen die elders zijn gemaakt, dat weigert Mulder hardnekkig. Elke uitvoering moet wortelen in het landschap en de cultuur van Terschelling. Deze zomer vormen herinneringen het leidmotief. ‘Voetsporen in het zand. Herinneringen in het landschap,' noemt Mulder het festijn. Hij beschouwt zijn eiland helemaal niet als ‘pure, ongerepte of ongebreidelde natuur'. Mensenhanden hebben het eiland gemaakt. De mens plantte helmgras, waardoor duinen ontstonden. Die duinen raakten begroeid. In de luwte vormde zich land. Er kwamen naaldbossen. In de Waddenzee bouwde men, als grafische patronen, kribben: langgerekte uitroeptekens van houten boomstammen in het water. Achter die kribben bezonk modder, steeds meer. De kwelders waren vruchtbaar, werden ingepolderd.

Nova Zembla

Elke locatie waar Mulder een toneelvoorstelling plent, heeft een band met het verleden. Waar nu Peer Gynt zal spelen, bevond zich tot in de jaren vijftig een boerderij met een klein museum, het ‘Behouden Huys'. Een eerbetoon aan de Terschellinger Willem Barentsz die de winter van 1596-'97 op Nova Zembla vergeefs probeerde te overleven. Een kleine, stenen trap aan de voet van het duin herinnert aan dit museum. Op steenworp afstand liggen, half ondergewaaid, Duitse bunkers. Niet alleen hier, overal verspreid biedt de laatste wereldoorlog herinneringen. In een door de Duitsers gebruikte kantine bij West-Terschelling, waar een reusachtig bunkercomplex onder de grond schuilgaat, zal zich de voorstelling Mijn vader is een held naar een verhaal van Roald Dahl afspelen. Niet zo lang geleden kende Terschelling een tweede haven, De Ans. Hier legden schepen aan die het oostelijke deel, vanaf Lies, bevoorraadden. De steiger staat er nog, desolaat, een enkel eenzaam bootje eraan vastgemeerd. Frits Vogels van het Griftheater creëert hier op de dijk tussen wad en weiland een uitvoering die om half vijf in de ochtend begint. De zonsopgang is wezenlijk. Vogels werkt met decorstukken die gelijkenis vertonen met bakens, zoals die eens op het Wad stonden. Elders begeleidt de Amsterdamse groep Silo de bezoekers langs een voormalige, nu geheel begroeide asbelt en over paden door dood bos. Weg heet het. Dat is treffend gekozen, want veel op het eiland is weg, verdwenen, zoals de zee sporen uitwist. Althans: op het eerste gezicht. Iemand als Joop Mulder, die beschikt over een seismografische geest en een geheugen dat heel Terschelling omvat, weet die verloren en bijna vergeten plaatsen gelukkig op te sporen en, dank zij een theatervoorstelling, ander leven in te blazen.

Het ontstaan van het amfitheater temidden van de kale duinen is een mooi voorbeeld van hoe mensenhanden het eiland beïnvloeden. In maart van dit jaar bezochten Thie en Mulder de locatie. Ze wilden Peer Gynt spelen met een scherpgekamdeduin als achtergrond. Iets verder ruist de branding van de Noordzee. Om houvast en oriëntatie te vinden, sloegen ze een paal in de grond. Jos Thie: ,,Kijk, die paal staat er nog, die heet Koperen Kees. Dat is een oude benaming uit de theatertechniek voor een plek die het hart is van de ruimte. Vandaaruit tekent de decorontwerper podium, tribune en zichtlijnen. Temidden van dit duinlandschap vielen we terug op de traditionele wetten van het theater. Het is moeilijk voorstelbaar, maar de afstand vanaf de tribune tot aan het verste zichtpunt in het decor is tweehonderd meter. Die immense ruimte is het mooiste wat Terschelling ons kan geven, zoiets bereik je nooit in een schouwburg.''

In het duin is een diep ven gegraven. Tijdens de voorstelling duiken ineens drie nimfachtige herderinnen ofwel duinmeiden op uit het water. Waar komen die zo plots vandaan? Ze doen verleidelijk jegens Peer. Dan gaan ze weer kopje-onder en keren niet terug. De toeschouwer mag raden waarheen ze zijn gezwommen.

De duinpan herinnert aan de optische illusie van Panorama Mesdag. Als de acteurs zich vanaf het voortoneel, het klassieke proscenium, naar achteren verwijderen, veranderen ze in nietige stipjes. Jos Thie en toneelschrijver Bouke Oldenhof verplaatsten Peer Gynt in hun bewerking vanuit het Noorse fjordenlandschap naar het Waddeneiland. Oldenhof keek naar het origineel en vond de tekst rauwer, ruwer en vooral aardser dan de bestaande Nederlandse vertalingen. Dat aardse past goed bij het zand als speelvlak; en bij dat aardse hoort ook een taal. Hij koos voor een uitstervend dialect van Terschelling, het Mezlânzers, een melodieuze taal die in Midden-Terschelling het bestuurlijk centrum van het eiland werd gesproken. In de versie van Tryater is Peer Gynt niet een simpele dromer of een dwaze vagebond die luchtkastelen bouwt en zich inbeeldt dat hij keizer van de wereld is. Peer lijdt aan een explosief, levensgevaarlijk mengsel van blinde ambitie en tomeloze fantasie. Meteen zijn eerste slechte daad is de verstoring van een huwelijk door de bruid, Ingrid, te schaken. Daarna vlucht hij de bergen in, ontmoet het maagdelijke meisje Solvejg, verlaat ook haar weer. Hij is met recht een ‘frouwfolkfeschrikker, een bokkerider en liegbeest'. Peer reist de wereld rond, komt terecht in de Sahara en Egypte, lijdt schipbreuk en keert als oude man terug op Terschelling.

Ibsen schreef in 1867 Peer Gynt in de hitte van het Italiaanse Ischia en Sorrento. In de maand juli woedde er een sirocco die woestijnzand bracht. Hij logeerde in het Palazzo Gratia, de bedienden legden blokken ijs op de vloer zodat de Noorse schrijver door kon werken. Peer Gynt was bestemd als leesstuk, pas later, dank zij de niet meer weg te denken muziek van Edvard Grieg, verwierf de tekst als drama beroemdheid met Solvejg's Lied en Åse's dood. Morgenstemming is een van de vloeiendste melodieën uit de suite. Tintelende waterdruppels in een beek, nevelflarden, zang van vogeltjes. Op Terschelling echter geen ochtendgevoel, wel de sensatie van avond en nacht onder de open hemel. De voorstelling begint om tien uur in de schemering. Aan het slot, in het donker van middernacht, verbergt Peer Gynt zijn moede hoofd in Solvejgs schoot, zij zingt haar bekende lied. In het Mezlânzers: ,,Sleap nou, myn liê./ Ik sel wiege, ik sel wake,/ myn liê sat op syn mêm hòr schoat./ Myn liê sliep an syn mêm hòr bost,/ syn leeuwen lang.'' De klanken van Griegs muziek weerklinken in de intense stilte van de nacht, vertolkt door een viool, tuba en klokkenspel. Jos Thie heeft in de Enkhuizer Almanak gekeken: het zal geen volle maan zijn, daarom is het des te duisterder.

Aardachtige wezens

De oorspronkelijke mythologische figuren, zoals trollen, zijn vervangen door Terschellinger ‘sunderums', weerzinwekkende aardachtige wezens met Peter Tuinman als koning. Peer Gynt stuit op hun woeste carnavalsfeest dat ze met Sinterklaas vieren. De mannen, onherkenbaar verscholen achter maskers, de ‘grinzen', mogen eens per jaar alles doen wat God verboden heeft. Het is de meisjes en vrouwen die nacht ten zeerste aan te raden thuis te blijven, deuren op slot, ramen met luiken vergrendeld. Peer ontmoet tal van spookbeelden; behalve op de sunderums stuit hij op een ‘driich' (boze geest), de ‘grauwkat' (een wilde kat met tovereigenschappen) en de traditionele, felle meibranden. Wat een rendier is in het origineel, wordt een ree in de bewerking. Volgens de folklore kent Terschelling een rijk reeënbestand, omdat er ooit een stel vanaf het vasteland kwam overzwemmen.

Tijdens een opvoering van Peer Gynt is het de schepen op de Noordzee ten strengste af te raden op brandende vuren en andere lichtende bakens in de Oostelijke Woestenij te navigeren. Ze zouden stranden. De verbeeldingskracht van Peer Gynt gaat zover dat hij ervan overtuigd is dat het licht van de vuurtoren De Brandaris alleen voor hem schijnt en hem bijlicht op zijn pad. Zo geeft de tekst het ook: ,,Het licht van de vuurtoren stopt opeens bij het hoofd van Peer.'' Tryater heeft met dit gevaar rekening gehouden: in plaats van De Brandaris tot volgspot van een theatervoorstelling te bestempelen - wat uniek zou zijn -, richt men zijn eigen vuurtoren op. Vuur speelt in de voorstelling een vooraanstaande rol, geïnspireerd door de rol van de Knopengieter, ‘Knopenjitter' in dialect. Voor Ibsen vertegenwoordigt deze figuur de dood, de man met de zeis. Aan het slot verschijnt hij ten tonele, bij Tryater een angstwekkende figuur op stelten met een norse stem. Zijn silhouet tegen de nachthemel lijkt op een vogelverschrikker. Hij zegt tegen Peer: ,,Maag ik frage, bistou toevallig Peer?'' Ja, dat is hij. De Knopengieter draagt, aan een lange stok, een emmer bij zich gevuld met brandende fakkelolie. Hij heeft de opdracht Peer om te smelten; die deugt noch voor de hemel noch voor de hel. Hij laat Peer doodgaan als een naamloos individu, iemand uit de massa. Peer Gynt heeft een grote zonde begaan tijdens zijn leven: hij is nooit zichzelf geweest, hij was aldoor een ander. Vrouwenversierder, banneling, schipbreukeling, geldverspiller, leugenaar, dromer. Hijzelf is de onvindbare kern van een ui. Rok na rok pelt Peer die in een van de mooiste scènes af, tot hij niets vindt. Dat is Gynt, een ‘niets'. Hij heeft zijn levensbestemming gemist, zoals het oordeel luidt. De gestalte van de Knopengieter verwijst naar een Noorse mythologische figuur. Tijdens de jaarwisseling goot men vloeibare tin in koud water tot het stolde. Uit de vorm van de nieuw onstane ‘knoop' trachtte men de toekomst te voorspellen.

De Knopengieter zet het zand in lichterlaaie alsof hij Peer vangt in brandende cirkels van zand. Hij moet ter hellevaart. Langzaam volgt Peer de Knopengieter, hij laat brandende voetsporen na in de richting van de zee. Vuurtonnen begeleiden hem. Ook een reusachtige, zilverkleurige boom van zo'n vijftien meter hoogte die aan het ven staat, vat vlam. Een fakkel aan de horizon. Eerder verdween de slee met de dode Åse erop naar zee, ze gleed zomaar weg over de duinen, geluidloos en ogenschijnlijk door niets voortgetrokken.

Hoe doen de technici Jelle en Ekko zoiets? Ekko zegt: ,,Er is niets high-tech aan deze uitvoering. Elke oplossing is goedkoper dan duizend gulden. Iedereen die iets bedenkt, is ook de uitvoerder. Die ijzeren boom bijvoorbeeld wordt door Peer Gynt geveld, hij valt om, de takken breken af. Dat allemaal temidden van waaiend duinzand. Wij werken met eenvoudige middelen als landbouwmotoren, traktoren, ijzersterke mechanica met gewichten en contragewichten die bewezen hebben bestand te zijn tegen alle weersomstandigheden. Te vergelijken met meccano, maar dan in het echt.''

Terschelling is een grillig eiland, de vorm verandert voortdurend. Wind, zee, zand: die drie elementen. Iedereen is het meest beducht voor de wind, minder voor regen. Het hoeft maar een nacht hevig te stormen uit zee, het zand zal opwaaien en nieuwe duinen vormen en de oude nietsvermoedend latenrondstruinen. Een duin is zich er niet van bewust dat het een heel decor metersdiep doet verdwijnen. Alleen de takken van de zilverkleurige boom zullen boven het zand uitsteken als een laatste teken, een spoor. Dan zal Peer Gynt al herinnering zijn voordat ze ooit een voorstelling was. Toch maar niet.Eerst moet Ibsens Peer Gynt op Terschelling zand en boomtakken laten branden, moet Peer ter helle reizen. Deze duinkom op de Oostelijke Woestenij zal na de opvoering voor geen toeschouwer ooit meer dezelfde zijn.

NRC Webpagina's
juni 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad