U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Multiculturele Samenleving

Artikel Paul Scheffer

Reacties

Politieke discussie

Hoe staat het in het buitenland?

Discussie

Links

Aanpassen is geen panacee

Peter van der Veer

Paul Scheffer stelde vorige week vast hoe zich in Nederland een multicultureel drama voltrekt. Deze visie is te nationalistisch, vindt Peter van der Veer.

Meer dan dertig jaar geleden diende in Engeland een beroemde rechtszaak, waarin een Sikh-buschauffeur eiste dat hij in plaats van de traditionele pet een tulband kon dragen. De buschauffeur won de zaak. Een belangrijk element in de discussie was de Engelse koloniale geschiedenis. Engeland heeft een geschiedenis van `verdeel en heers'-politiek, waarin culturele verschillen in de koloniën zowel gerespecteerd als uitgebuit werden. De immigranten uit de voormalige koloniën delen die geschiedenis en hebben een verwachtingspatroon dat daarop gebaseerd is.

De anekdote, waarmee Paul Scheffer zijn artikel (vorige week zaterdag in deze krant) begint, over hoe belachelijk een tulband bij de Nederlandse politie zou zijn, is alleen daarom al tekenend voor het verschil tussen de Engelse en de Nederlandse situatie, omdat hier nauwelijks Sikhs wonen en die Sikhs ook geen gedeelde geschiedenis hebben met de Nederlandse staat. Het vraagstuk van multiculturalisme is niet in elk land hetzelfde en de tulband past daarom niet iedereen. De analyse van multiculturalisme vraagt tenminste een tweezijdige benadering van enerzijds de ontwikkeling van de Nederlandse natiestaat en anderzijds de ontwikkeling van etnische en religieuze groepen in die natiestaat.

De ontwikkeling van de Nederlandse natiestaat toont zowel interessante als tegenstrijdige kanten. Tot de jaren '60 was Nederland een verzuilde samenleving. Daarvan is nog steeds een aantal rudimenten zichtbaar. Er zijn weinig samenlevingen, waar het onderhandelen tussen religieuze groepen binnen een pacificatie-model zo sterk het karakter van de staat hebben bepaald als de Nederlandse. De snelle ontzuiling heeft de generaties die het hebben meegemaakt, bijzonder gevoelig gemaakt voor uitgesproken religieus-politiek handelen. Datgene wat de Nederlandse samenleving gedurende een eeuw gekenmerkt heeft, is nu emotioneel bijna onaanvaardbaar geworden.

Daarom kan het verzuilings-model niet zonder meer worden toegepast op de nieuwe multiculturele samenleving. Het is daarentegen vrijwel onmogelijk voor nieuwe religieuze groepen in Nederland hun wensen en verlangens te uiten.

Het gaat hier, zoals gewoonlijk, om de vraag naar de loyaliteit van de burgers jegens de staat. Zoals lang gedacht is dat katholieken niet loyaal konden zijn aan de staat, omdat zij immers onderschikt waren aan Rome, zo wordt nu geloofd dat moslims niet loyaal kunnen zijn, omdat zij ondergeschikt zijn aan Mekka.

De vaderlandse geschiedenis laat echter zien dat wel degelijk verschillende religieuze groepen naast elkaar kunnen leven, ieder met hun eigen identiteit en huwelijkspatroon, zonder dat behoeft te worden getwijfeld aan de loyaliteit jegens de staat. Het loyaliteitsprobleem van Turken en Marokkanen staat los van hun religie, maar heeft alles te maken met het feit dat Turkije en Marokko loyaliteit blijven vragen van hun gemigreerde burgers en daarmee een soort transnationale spanning veroorzaken.

Naast deze historische ontwikkeling van verzuiling en ontzuiling speelt de vraag in hoeverre de loyaliteit ten opzichte van de staat nog steeds op dezelfde manier noodzakelijk moet worden geacht als in het verleden. De ontwikkeling van Europa en van de transnationale samenleving werpt de vraag op in hoeverre we de ontmanteling van de natiestaat meemaken. Communicatie over de elektronische snelweg, evenals transport en handel maken transnationale verbanden belangrijker dan nationale.

Het is nog een open vraag in hoeverre de transformatie van de natiestaat iets heel nieuws zal opleveren, maar het is goed te beseffen dat het steeds moeilijker wordt voor de territoriale staat vraagstukken van communicatie, migratie en identiteit te bepalen. Niet alleen voor de zogenoemde allochtonen, maar ook voor de zogenoemde autochtonen geldt dat het nationale territorium als criterium van identiteit in belang afneemt. Het is de mobiliteit van de immigranten die zo duidelijk de flexibiliteit en veranderlijkheid van onze samenleving toont, en daarom zoveel angst oproept.

Er is heel weinig reflectie over het vraagstuk van de transnationale samenleving in Nederland. Maar het is beter zich daarop te richten dan op het vraagstuk van multiculturalisme, althans zoals geformuleerd door Scheffer, omdat het duidelijk maakt dat het niet alleen gaat om `minderheden als probleem', maar om een fundamentele verandering voor iedereen.

In de ontwikkeling van etnische en religieuze minderheden in Nederland moeten ten minste twee zaken onderscheiden worden: sociale integratie in het arbeidsproces en culturele integratie in de natiestaat. Scheffer wijst terecht op de lamlendige houding van de overheid ten aanzien van de `sociale kwestie' en de te geringe investeringen in het onderwijs waardoor bepaalde groepen een slechte voorbereiding krijgen op de kennis-samenleving.

Onlangs bepleitte de Amsterdamse hoogleraar economie Sweder van Wijnbergen in deze krant het begrotingsoverschot te gebruiken voor programma's om achterblijvers te integreren. Een zinnige suggestie. Even zinnig zou het zijn als meer banen worden gecreëerd voor mensen met technische vaardigheden en gebrekkige linguïstische vaardigheden. Wanneer mensen alleen kunnen integreren in het arbeidsproces wanneer zij de Nederlandse taal goed beheersen, gaan een paar generaties verloren. Het valt ook niet te begrijpen waarom niet veel meer dienstverleners, zoals taxichauffeurs, technici en loodgieters gerecruteerd zouden kunen worden uit achtergebleven groepen.

Welke strategie ook gevolgd wordt, sociale integratie moet niet worden verward met culturele assimilatie. Er is geen enkele reden waarom mensen hun religie en cultuur zouden moeten opgeven om in Nederland te kunnen werken. Mohammed Arkoun hoeft ook niet de nieuwe liberale leider van de Nederlandse moslims te worden voordat integratie in het arbeidsproces bereikt kan worden. Mensen als de gebroeders Baan in de Nederlandse `bible belt' zijn niet `liberaal' in hun opvattingen, maar toch steunpilaren van de samenleving.

Het artikel van Scheffer staat teveel in het teken van een nationale, zo niet nationalistische, visie op de Nederlandse cultuur en de assimilatie van andere culturen daaraan. Dat is het duidelijkst in zijn pleidooi voor het geven van ouderwetse vaderlandse geschiedenis aan allochtone kinderen. Het probleem zit helemaal niet bij die kinderen en hun culturen, maar in de geschiedenis van het vaderland. In Nederland wordt de rol van het kolonialisme in de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving nog steeds bijna volledig veronachtzaamd of door koloniale historici, zoals Wesseling en Fasseur, gezien als iets dat extern is aan de ontwikkeling van Nederland, een avontuur elders zonder relevantie voor het vaderland.

Als we in staat zouden zijn geschiedenisonderwijs te geven dat laat zien hoezeer Nederland altijd betrokken is geweest bij mondiale ontwikkelingen, dan ben ik ervan overtuigd dat dat zowel voor autochtonen als voor allochtonen een positieve bijdrage levert aan hun zelfbeeld. Het begrippenpaar autochtoon-allochtoon wordt daarmee namelijk in een ander daglicht geplaatst, en post-koloniale migratie wordt beter begrepen. Er moet ook voor gewaakt worden niet in een quasi-evolutionair gedachtengoed te vervallen, waarin de aanwezigheid van allochtonen in Nederland `de klok van de Nederlandse geschiedenis een halve eeuw of langer heeft teruggezet', zoals Scheffer in navolging van de socioloog Van Doorn beweert.

Peter van der Veer is decaan van de Amsterdamse School voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam.

NRC Webpagina's
5 februari 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad