U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Multiculturele Samenleving

Artikel Paul Scheffer

Reacties

Politieke discussie

Discussie

Links

Oude en nieuwe burgers moeten aan de slag

Godelieve van Heteren en Bart Top
Het past niet gemakzuchtig multicultureel te babbelen en aldus het onstaan van nieuwe sociale spanningsvelden te miskennen. Want die spanningsvelden zijn er en er zullen tal van maatregelen genomen moeten worden teneinde te komen tot nieuwe instituties en een nieuw sociaal contract, menen Godelieve van Heteren en Bart Top.

Met zijn artikel `Het multiculturele drama' in deze krant van 29 januari heeft Paul Scheffer zich geschaard in een lange traditie van hooggeletterde hartenkreten die volharden in de idee van de eigen natie als hoeder van sociale cohesie.

Scheffers kritiek - en dat valt te prijzen - richt zich op gemakzuchtig multicultureel gebabbel, dat het ontstaan van nieuwe sociale spanningsvelden miskent. Met recente rapportages van het Sociaal en Cultureel Planbureau in de hand concludeert hij dat generaties migranten zouden verkommeren omdat hun integratie in de Nederlandse samenleving faalt. Te nonchalant integratiebeleid heeft geen einde gemaakt aan taalachterstand, achterstanden op de arbeidsmarkt en maatschappelijke uitsluiting. De marginalisering van grote groepen migranten leidt, aldus Scheffer, tot frustratie, fundamentalisme en criminaliteit. `Eilanden van armoede en onwetendheid' zullen ontstaan `in weerwil van individuele succesverhalen'. Verdere aanwas van nieuwe Nederlanders is ongewenst zolang geen `achterstallig onderhoud' heeft plaatsgevonden waarmee een `open samenleving' kan worden verdedigd.

Scheffer raakt aan een poel van maatschappelijk onbehagen. De toonzetting van zijn stuk draagt daar niet weinig aan bij. Hij spreekt over `enorme aantallen' (asielzoekers) en de `vorige oorlog' (implicatie: deze kwestie is ook een oorlog). Het `kaartenhuis van de multiculturele samenleving' dreigt ineen te storten, en vormt een `bedreiging van de maatschappelijke vrede'. De stad wordt – overigens geheel in lijn met een oude anti-cosmopolitische traditie – afgebeeld als broedplaats van verderf en niet als vindplaats van nieuw sociaal elan.

Menigeen, zo blijkt uit de reacties in de media, ziet in Scheffers diagnose een uitweg uit de gewetensvraag hoe men de spanningen die de nieuwe wereldorde alom oproept het best kan definiëren. Zonder gezichtsverlies: want Scheffer laat de tevreden natie de mogelijkheid de eigen eer te redden. De nieuwe sociale kwestie heet bij Scheffer: allochtone onderklasse, en het begin van de remedie zoekt hij in herstel van nationale culturele fierheid.

Hier mist Scheffers verhaal de boot. Opnieuw stokt de analyse voor de poorten van de radicalere zelfkritiek en belet zo het zicht op creatievere stappen voorwaarts. De zelfgenoegzame meerderheid wordt, als het erop aankomt, weer niet voldoende aangesproken. Zeker, Scheffer moppert op de lakse overheid en zal ongetwijfeld niet tevreden zijn met de sussende, weinig visionaire repliek die minister Van Boxtel daarop heeft gegeven. Dat verhaal zweert terecht de totale maakbaarheid af, maar is te vrijblijvend over de vraag wat de dragende sociale normen en waarden van een moderne samenleving zijn en op welk niveau die worden bepaald: in kleine gemeenschappen, de natie, Europa of de wereld. Van Boxtel laat in het midden hoe open de Nederlandse samenleving werkelijk is, voor wie en tegen welke prijs. Argumenten van verdelende rechtvaardigheid lijken uit de mode, zowel in liberale als in sociaal-democratische kring.

Scheffer kiest nog voor de natie als hoeder van historische verworvenheden. Hij bepleit daarbij grotere mededeelzaamheid en wederkerigheid tussen groepen inwoners van Nederland. Doch als het erop aankomt verwijt hij vooral de culturele voortrekkers van minderheidsgroeperingen zich te weinig aan hun voorbeeldstatus gelegen te laten liggen en volgt nauwelijks kritiek op de culturele elite binnen de meerderheidsgroepering. Hoe vaak heeft deze zich actief bekommert om mensen die multiculturaliteit actief vorm wilden geven? Wat was de rol van deze elite bij het ontstaan van de zwarte scholen die ze nu zo heftig bekritiseert? Waarom schrikt ze zich dood als een staatssecretaris van Cultuur zich afvraagt of Hollandse definities van kunst, cultuur en kwaliteit nog wel van deze tijd zijn?

Toch mag de constatering van jarenlange onverschilligheid bij meerderheidsgroeperingen geen reden zijn het momentum dat nu lijkt te worden geschapen, onbenut te laten. In dit verband is Scheffers verwijzing naar de 19de-eeuwse sociale kwestie interessant, maar wat kort door de bocht. Het wegnemen van de ernstigste excessen van industriële uitbuiting en sociale verloedering was ruim honderd jaar terug zeker geen sinecure. Het was aanvankelijk ook geen meerderheidsstreven. Het was geen coffee-table gevecht maar een strijd van de lange adem, vaak tegen de klippen op. Het vergde aanhoudend commitment van politieke en culturele elites. En bovenal vereiste het creatieve omgang met eerder onbekende sociale verhoudingen. Iets dergelijks is nu ook aan de orde in deze tijd van opnieuw snel veranderende mondiale economie. Er zijn geen simpele historische precedenten of modellen. Er moet onderhandeld over nieuwe (vormgeving van) instituties en een nieuw sociaal contract. Daarbij moet een aantal zaken in het oog gehouden worden.

Gesprekken over multiculturalisme moeten ontdaan worden van hun status aparte en stevig gekoppeld worden aan een debat over nieuwe transnationale gemeenschappen. De sociale realiteit van transnationaliteit wint aan gewicht. Die trend lijkt onomkeerbaar. Spanningen in Marokko zijn voelbaar in Nederland. Een aardbeving in Turkije schokt ook mensen tweeduizend kilometer westwaarts.

Het debat over groeiende sociaal-economische ongelijkheden moet breed blijven gevoerd. Het debat over `allochtone achterstanden' kan niet worden losgezongen van een kritiek betreffende internationale economische verhoudingen. De sociaal-economische verhoudingen tussen meerderheid en minderheid in Nederland kunnen onmogelijk alleen vanuit nationaal perspectief verklaard worden, zo min als armoede een uitsluitend allochtoon verschijnsel is.

Er moet collectief en bindend worden gesproken over sociale basiswaarden waarvoor men nog werkelijk op de bres wil staan. Scheffer heeft gelijk dat niemand is gediend met goedkope lippendienst aan tolerantie en solidariteit.

Parallel hieraan verdient de discussie over gezamenlijke normen en waarden verdieping. In de discussie over de multiculturele samenleving wordt er vaak te gemakkelijk vanuit gegaan dat Nederlandse, of westerse waarden diametraal tegenover die van andere culturen staan. Veel normen en waarden kunnen eerder als universeel benoemd worden. Zo vormen ze een basis waar iedereen, ongeacht afkomst, op aangesproken kan worden. In deze opvatting zijn begrippen als emancipatie en ontwikkeling niet uitsluitend westers erfgoed, maar kunnen andere culturen en levensovertuigingen ook een door westerlingen positief gewaardeerde dynamiek ontwikkelen.

Praktisch verdient een discussie over de inrichting van het onderwijs absolute voorrang. Die spitst zich nu toe op de miljoenen die het Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) kost, maar zou wellicht eerder moeten gaan over de vraag of de vrijheid van onderwijs niet ter discussie zou moeten worden gesteld. Dit systeem veroorzaakt vele miljarden aan meerkosten, die beter zouden kunnen worden aangewend om achterstanden te bestrijden en het onderwijs te moderniseren. Dat is overigens geen pleidooi voor monocultureel onderwijs. Dat stadium is voorgoed voorbij. Zowel de Europese integratie als de mondiale ontwikkelingen vragen om mensen met een antenne voor multiculturele diversiteit. Het onderwijs kan en moet daar in voorzien.

Op de arbeidsmarkt zullen verschillende opties helder tegen elkaar moeten worden afgewogen. Een zekere toename van sociaal-economische verschillen is wellicht onvermijdelijk, als Nederland geen eiland in de wereld wil worden. Voorstelbaar is bijvoorbeeld dat economische migranten een ingroeiperiode van bepaalde duur in het sociale systeem zou kunnen worden geboden. Door te zorgen voor voldoende opleiding en de doorstroom te stimuleren, kan worden voorkomen dat een permanente sociale onderklasse ontstaat.

Transnationaal denken dwingt tot een fundamentele herdefiniëring van de inhoud van `binnenlandse' en `buitenlandse' politiek. Een maatschappelijk debat over dergelijke thema's is nog nauwelijks begonnen. Dat de aanwezigheid van minderheden een nieuwe oriëntatie vraagt, is duidelijk. Juist in die nieuwe buitenlandse (handels)politiek liggen ook kansen om minderheden op hun meerwaarde aan te spreken.

Door de mondiale maatschappelijke ontwikkelingen anno 2000 te beschouwen als een unieke, ongekende situatie, komt ruimte om met energie en met inzet van oude en nieuwe burgers te werken aan de maatschappij van morgen. Niet met blind idealisme, maar al helemaal niet met de oogkleppen van een regressief nationalisme. Want die weg leidt onherroepelijk naar een groot Oostenrijk.

Godelieve van Heteren is universitair docente bij de vakgroep Ethiek, Filosofie en Geschiedenis van de Geneeskunde van de KU Nijmegen en Bart Top is publicist, gespecialiseerd in multiculturele ontwikkelingen.

NRC Webpagina's
19 februari 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad