Het vluchtelingencomplex
Roel Janssen
Uiteindelijk is het Heerenveen geworden – en niet Lelystad. Begin vorig jaar schatte staatssecretaris Cohen (Vreemdelingenzaken) dat het aantal asielzoekers voor 1999 zou uitkomen op 65.000 mensen, ruwweg evenveel als het aantal inwoners van Lelystad. Uiteindelijk werden er 39.000 asielzoekers toegelaten, zoveel als de bevolking van de gemeente Heerenveen, plus nog eens 4.000 uitgenodigde Kosovaarse vluchtelingen.
Een `Heerenveen' erbij in de asielzoekerscentra, dat is het resultaat in 1999 van het menselijke drama met politieke vluchtelingen en economische gelukszoekers als pionnen. Is dat veel of weinig? In 1999 waren er minder asielzoekers dan in 1998 en 1994, maar meer dan in de jaren 1995, '96 en '97. Er is alleen weinig aandacht voor. Het vluchtelingencomplex staat minder in de belangstelling nu er zich al een tijd geen publicitaire rampen hebben voorgedaan en de media hun handen vol hebben aan het belijden van hun afkeer van Jörg Haider of het napluizen van de ministersbonnetjes. Zo heeft ieder seizoen zijn hype.
Cijfers van het ministerie van Justitie bieden meer inzicht. Het aantal A-statussen en vergunningen tot verblijf neemt af, terwijl het aantal voorwaardelijke verblijfsvergunningen toeneemt. Meer dan de helft van alle aanvragen (28.173 van de 47.829, cijfers van 1998) wordt afgewezen. Maar of afgewezen asielzoekers blijven, vertrekken, onderduiken dan wel beroepsprocedures aanspannen, is niet bekend. Er zijn cijfers over de verwijdering van vreemdelingen (14.342 asielzoekers en 41.399 niet-asielzoekers in 1998), maar het is onduidelijk hoe dit zich verhoudt tot de afgehandelde asielaanvragen of tot het aantal (enige honderdduizenden) illegale vreemdelingen in Nederland. Men weet domweg niet waar al die mensen gebleven zijn.
Sinds eind 1998 noemt Nederland zich officieel een immigratieland. Met een migratiesaldo van ruim 60.000 mensen (1998) valt dat niet te ontkennen – al heeft de nationale politiek lang volhard in de gewoonte om de werkelijkheid te negeren in de hoop dat daarmee ook de bijbehorende problemen zouden verdampen.
De laatste tijd is de stemming realistischer geworden. Vrij plotseling wordt er openlijk gesproken over knelpunten die het minderhedenbeleid niet heeft weten te voorkomen. De segregatie in de `grote' steden. De onderwijsachterstanden op `zwarte' scholen. Het gebrek aan beheersing van het Nederlands. De achterstanden op de arbeidsmarkt. De verallochtonisering van het sociale vangnet. De culturele apartheid. De versnellende bevolkingsgroei. En ga zo maar door.
De aandacht gaat hierbij vooral uit naar Turken en Marokkanen, allochtonen die soms al twee of drie generaties in Nederland verblijven. Hoe het is gesteld met de perspectieven van toegelaten asielzoekers, is onbekend. Misschien valt dat niet te achterhalen omdat de meesten nog niet zo lang in Nederland vertoeven. De `inburgeringscursussen' lopen pas enkele jaren. Maar het merkwaardige is dat Nederland een vroom gezicht trekt, een asiel- en vreemdelingenbeleid voert waarin aanzienlijke bedragen overheidsgeld omgaan, dat het parlement bezig is met de behandeling van de nieuwe Vreemdelingenwet – en dat niemand weet hoe het eigenlijk zit.
Er bestaat wel een lobby van belangenbehartigers die alle mogelijke juridische en procedurele slimmigheden aanwenden voor een ruimhartige toelating. Ondertussen is mensensmokkel de snelst groeiende criminele bedrijvigheid in de wereld, volgens de directeur van het VN-bureau voor drugshandel en witwassen van geld.
Kan Nederland hieraan iets doen, behalve hameren op Europese afspraken en ervoor zorgen dat Nederland niet als magneet fungeert voor asielzoekers? Het is cynisch, maar strengere toegangsregels hier betekenen dat het opvangprobleem zich verplaatst naar andere landen. Dat is waarschijnlijk vorig jaar gebeurd en verklaart voor een deel de daling ten opzichte van de eerdere raming van het aantal asielzoekers.
Nederland staat niet met de handen op de rug. Toelating, uitwijzing, opvang, inburgering, wetgeving zijn nationale aangelegenheden. Het heeft geen zin de ogen te sluiten voor de onvermijdelijkheid van vluchtelingenstromen door economische stagnatie, politieke, religieuze en etnische conflicten in de wereld. Maar evenmin voor de gevolgen op langere termijn van deze volksverhuizingen. Het is niet verschrikkelijk gewaagd te voorspellen dat de problemen die nu worden vastgesteld met betrekking tot de arbeidsimmigranten uit de jaren zestig en zeventig, zich ook zullen voordoen bij de toegelaten asielzoekers uit de jaren negentig. Daar moet nú iets aan gedaan worden – enerzijds door de gaten in het asielbeleid te dichten, anderzijds door de vluchtelingen die zijn toegelaten, beter in de Nederlandse samenleving te integreren en daarnaast ernst te maken met terugkeerprojecten.
Een jaar geleden heb ik opgeroepen tot een parlementaire enquête naar het vluchtelingenbeleid (Een nieuwe enquête, 18 februari 1999), korte tijd later pleitte Paul Rosenmöller (GroenLinks) voor een parlementair onderzoek naar de werkwijze van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst. Twee weken geleden gooide publicist Paul Scheffer het debat wagenwijd open met een pleidooi voor een parlementair onderzoek naar het multiculturele drama dat Nederland heeft laten ontstaan. Openheid, inzicht in de gang van zaken, doorlichting van de ambtelijke diensten en duidelijkheid over de omvang van de vraagstukken waarmee Nederland, in Europees verband, te maken heeft, zijn een eerste stap. Aan publieke rekenschap van opeenvolgende bewindslieden over de jaarlijkse instroom van een `Heerenveen' of een `Lelystad' heeft het totaal ontbroken.