Niet marchanderen met de Verlichting
Het debat over het
'multiculturele drama' bevat eigenlijk geen nieuws. Helaas heeft het
integratiebeleid de afgelopen tien jaar nauwelijks vooruitgang geboekt.
Dat is de prijs die is betaald voor de dominantie van het politiek-
correcte denken, meent Frits Bolkestein.
Het is mijn overtuiging dat na een lange geschiedenis met tal van
hoogtepunten maar ook veel zwarte bladzijden, rationalisme en humanisme
een aantal fundamentele politieke beginselen hebben voortgebracht, die
onlosmakelijk zijn verbonden met de idee van de liberale democratie.
Scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting,
verdraagzaamheid en non-discriminatie zijn beginselen die weliswaar
producten van de Europese geschiedenis zijn, maar waarvoor het
liberalisme universele geldigheid en waarde claimt. Zij zijn
voortgekomen uit de Verlichting.
Elders heb ik uiteengezet dat de Islam op deze punten een povere staat
van dienst heeft. Het moge duidelijk zijn dat de Islam zich op het punt
van de scheiding van kerk en staat moeilijk verhoudt met het westerse
liberale en democratische gedachtegoed en met de Verlichting. Hier
eindigt dus de dialoog en dient stelling te worden genomen. De hiervoor
genoemde beginselen zijn niet onderhandelbaar. Daar kan niet mee
gemarchandeerd worden. Ook niet een klein beetje.
Deze overwegingen dienen te worden meegenomen in ons denken over het
probleem van de integratie van immigranten in de Nederlandse
samenleving. Uit de conclusie dat bepaalde basiswaarden in onze cultuur
ononderhandelbaar zijn, volgt dat wij bereid moeten zijn een
waardeoordeel uit te spreken over verschillende culturele waarden. De
ontmoeting met de ander kan ons de ogen openen voor een zeker cultureel
pluralisme maar mag nooit leiden tot een cultureel relativisme.
Dat zijn ook de conclusies die Paul Schnabel, directeur van het Sociaal
en Cultureel Plan bureau, trekt in een interessant artikel dat onlangs
is gepubliceerd in de Volkskrant. Hij schrijft dat Nederland
misschien wel een multi-etnische, maar zeker geen multiculturele
samenleving is. Ik denk dat dit een juiste visie is. De multi-etnische
samenleving heeft van Nederland een multi-culinaire samenleving gemaakt.
Dat is op zich een prettige verrijking voor velen, maar het is nog geen
multiculturalisme. Binnen Nederland blijven verschillende etnische
groepen vaak als afgezonderde segmenten leven. Men leeft naast elkaar
maar zelden mét elkaar.
Daarom is het onwillekeurig gebruik van het woord allochtonen op zich
ook verkeerd. Het veronderstelt een homogene groep met een andere
etnische oorsprong dan de autochtone Nederlanders. Maar juist binnen de
zogenoemde allochtone gemeenschap bestaat grote verscheidenheid en ook
afzondering. Nederlanders van Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse,
Surinaamse of Kaap-Verdische oorsprong willen niet over
één kam worden geschoren. Zij bewaren een eigenheid, ook
tegenover elkaar.
Schnabel onderschrijft de conclusie van een recent SCP-rapport dat
Nederland ook geen "multiculturele samenleving zal, kan en moet worden."
De multiculturele samenleving, zo meent hij, "is geen realistische optie
en zelfs geen wenselijke optie." Alleen voor immigranten is
multiculturalisme een reële keuze en dan alleen in zoverre zij
"niet anders zullen kunnen doen dan hun eigen cultuur een verbinding aan
te laten gaan met de dominante cultuur." Hierbij zijn, alweer volgens
Schnabel, diegenen het meest succesvol geweest, die "voor de [bijna]
volledige deelname aan de Nederlandse cultuur kiezen." Het idee van
'integratie met behoud van eigen identiteit' is dus niet houdbaar, aldus
Schnabel. Voor de immigrant, zo luidt zijn conclusie, "zal er
uiteindelijk geen andere keuze zijn dan de integratie in de Nederlandse
samenleving. Er is geen andere basis voor een succesvol bestaan op eigen
kracht." Het zijn harde woorden maar er schuilt volgens mij veel
waarheid in.
Sommigen onder u zullen misschien zeggen: is het niet onrechtvaardig de
ander iets op te leggen wat tegen zijn diepst gevoelde overtuigingen
ingaat? En als het werkelijk zo is dat er bepaalde beginselen zijn, die
zelfs in de ontmoeting met de ander niet ter discussie kunnen worden
gesteld, heeft deze ontmoeting dan niet iedere betekenis verloren? Ik
zou dat willen ontkennen.
Het is niet onrechtvaardig de door mij genoemde beginselen als niet
onderhandelbaar te presenteren. Het betreft hier immers het beste en
waardevolste dat onze cultuur heeft voortgebracht, iets waarvan ik als
liberaal meen dat het een universele geldigheid heeft. Men kan deze
zaken niet ter discussie stellen, omdat men daarmee de vrije samenleving
zelf ter discussie zou stellen. Het is alleen mogelijk deze vrije
samenleving als een nieuw tehuis aan te bieden aan de nieuwkomer, indien
wij bereid zijn deze fundamentele waarden te verdedigen.
Het is zeker ook niet zo dat de ontmoeting met de ander betekenisloos
zou zijn omdat wij niet bereid zijn over deze beginselen te
onderhandelen. Het feit dat ze niet onderhandelbaar zijn, betekent
immers niet dat ze daarmee ook van iedere overdenking uitgesloten dienen
te worden. Integendeel. Een vergrootte zelfkennis kan een belangrijk
resultaat zijn van een ontmoeting met de ander. Het kan ons helpen onze
cultuur dieper te verankeren en met telkens nieuwe inzichten te
verrijken.
Soms kan de ontmoeting met de ander zelfs een beduidend dieper inzicht
in de waarde van de genoemde beginselen geven. In Amerika heeft de
burgerrechtenbeweging in de jaren vijftig en zestig het belangrijke
inzicht opgeleverd dat de Amerikaanse versie van het liberale ideaal, de
zogeheten American dream, open dient te staan voor iedereen. In
zijn beroemde toespraak bij het Lincoln Memorial benadrukt dominee
Martin Luther King dan ook dat zijn 'droom' diep geworteld is in deze
American dream.Maar ik wil mijn ogen niet sluiten voor het feit
dat veel mis kan gaan in dergelijke ontmoetingen. De meest voorkomende
en problematische vorm van miscommunicatie is wat dit betreft de
wederzijdse onwil of onvermogen een gesprek aan te gaan.
"Men leeft nu goeddeels langs elkaar heen en kijkt veel de andere kant
op, maar er zijn culturele verschillen die niet vatbaar zijn voor
plooien, schikken en afkopen." Het zou een citaat kunnen zijn uit een
van de brieven van Max Havelaar aan de gezaghebbers in Nederlands-
Indië, brieven waarin hij bij zijn ambtelijke superieuren aandacht
probeert te vragen voor het machtsmisbruik van de inlandse regenten in
Lebak. Zoals bekend, is een belangrijk doelwit van Multatuli's schrijven
het gebrek aan betrokkenheid bij het lijden van de Javaanse bevolking
binnen de gouvernementele structuur in Nederlands-Indië en in Den
Haag.
De onverschillige houding en het schijnbare gebrek aan betrokkenheid van
de bestuurlijke bovenlaag, is misschien een typisch problematisch
bijproduct van een ambtelijke en politieke cultuur, die in Nederland
sinds de tijd van de Republiek dominant is. Een vrije samenleving kan
niet functioneren zonder een cultuur van neutraliteit en
verdraagzaamheid en, zoals gezegd, het zijn deze fundamentele beginselen
die niet alleen de werkelijkheid maar vooral ook het ideaal van
een westerse liberale democratie als de onze kenmerken. Maar van tijd
tot tijd doen zich problemen voor die van burgers en bestuurders een
grotere mate van betrokkenheid vragen dan zij gewend zijn.
U zult begrijpen dat mij, dit alles voor de geest hebbende, een gevoel
van déj vu bekroop toen ik enige maanden geleden een
artikel in NRC Handelsblad las van de hand van Paul Scheffer. In
dat artikel waarschuwde hij voor het multiculturele drama dat zich in
onze steden aan het voltrekken is. Het eerder gebruikte citaat over de
cultuur van onverschilligheid is overigens van hem afkomstig.
Bijna tien jaar nadat ik in een artikel in de Volkskrant voor het
eerst de aandacht heb geprobeerd te vestigen op het vraagstuk van de
integratie van immigranten, schetst Scheffer een situatie die in veel
opzichten mijn meest pessimistische scenario van het begin van de jaren
negentig overtreft. Hij merkt op dat "wie alle beschikbare gegevens
overziet tot een ontnuchterende conclusie [komt]: werkloosheid, armoede,
schooluitval en criminaliteit hopen zich op bij de etnische minderheden.
Het gaat om enorme aantallen achterblijvers en kanslozen, die de
Nederlandse samenleving in toenemende mate zullen belasten."
Behalve een waarschuwing over de omvang van de problemen is zijn artikel
vooral één lange aanklacht tegen de optimistische visie
van de profeten van het multiculturele experiment en tegen hun onwil het
falen van hun project toe te geven. Integratie met behoud van eigen
identiteit, zo lijkt hij te stellen, mondt vooral uit in de facto
segregatie en gettovorming. Terwijl volgens Scheffer "het
kaartenhuis van de multiculturele samenleving [ineenstort]," volharden
de theoretici van het multiculturalisme en de verantwoordelijke
bestuurders in een houding van onbegrip. Zij lijken, zo meent hij, "niet
werkelijk geïnteresseerd [te zijn] in wat zich in de grote steden
van Nederland afspeelt."
Men is niet werkelijk bereid de ontmoeting met het vreemde als
uitnodiging tot zelfoverdenking te zien. Omdat men daardoor niet tot het
noodzakelijke inzicht in de waarde van het eigen erfgoed komt, is men
niet in staat het goede van het slechte in de culturele bagage van
zichzelf en de ander te scheiden. Laksheid en een soort moreel en
cultureel relativisme is al wat rest. Alweer in de woorden van Scheffer:
"Een gemakzuchtig multiculturalisme maakt school omdat we onvoldoende
onder woorden brengen wat onze samenleving bijeenhoudt."
De logische consequentie die Scheffer hieruit trekt, is dat Nederlanders
zich nadrukkelijk moeten bezinnen op de waarde van hun historisch en
cultureel erfgoed.
Het debat dat volgde op de publicatie van dit artikel bracht op zich
niets nieuws. Er werd niets gezegd dat de afgelopen tien jaar al niet
eens gezegd was. Nieuw was wel dat het debat over de minderheden nu werd
gevoerd door hen die negen jaar geleden nog veel koudwatervrees hadden
om aan het debat te beginnen. Opmerkelijk was eveneens dat deze mensen
in hun conclusies nu veel verder gingen dan de opmerkingen die ze toen
bestreden. Misschien is dit een soort vooruitgang.
Scheffer heeft in dit debat voor zijn aanklacht tegen het
multiculturalisme een aantal, soms onverwachte steunbetuigingen
gekregen. Rita Kohnstamm schrijft in NRC Handelsblad dat "het
steeds duidelijker [wordt] dat het zo niet lukt", en pleit voor een
heroverweging van het in haar ogen 'achterhaalde' beleid van
gezinshereniging. Inderdaad heeft het weinig zin het integratievraagstuk
los van de aanhoudende toestroom asielzoekers te beschouwen.
André Roelofs spreekt van een 'fnuikend Haags polder-autisme' en
waarschuwt voor een sluipend proces van gettovorming in de grote steden.
De reactie van de verantwoordelijke minister staat met dit alles in
scherp contrast. "Ontrolt zich werkelijk een multicultureel drama
waarbij wij slechts toe kunnen zien hoe de maatschappij ten onder gaat",
zo vraagt in een artikel in NRC Handelsblad Roger van Boxtel, de
minister verantwoordelijk voor het grotestedenbeleid zich op retorische
wijze af. Het antwoord geeft hij zelf: 'Neen'. Hij geeft namens het
kabinet blijk van zorg maar stelt dat "het gevoel van verslagenheid dat
uit Scheffers stuk spreekt" niet door hem wordt gedeeld. Integendeel.
Hij schetst een geheel ander perspectief van "bemoedigende
ontwikkelingen die de verwachting voeden dat de problemen opgelost
zullen worden."
'Crisis? What crisis?', zo zou men de reactie van de minister
kunnen samenvatten. Zijn houding is om verschillende redenen
onverstandig te noemen. Niemand heeft beweerd, zoals hij wel lijkt te
stellen, dat de maatschappij in haar geheel bedreigd zou worden door de
ontwikkelingen in de grote steden. Het multiculturele drama treft vooral
een nieuwe onderklasse van immigranten, die zich steeds meer
buitengesloten weten, met weinig perspectief op werkelijke deelname aan
het normale maatschappelijke verkeer.
Niemand ontkent daarnaast dat op bepaalde deelgebieden goede resultaten
zijn geboekt en dat verdere positieve resultaten te verwachten zijn.
Maar het enkele feit dat een Marokkaanse jongere in staat is in plat
Haags te antwoorden, is geen reden de zorgen van bovengenoemde
commentatoren ongegrond te verklaren. Het werkelijke probleem schuilt
erin dat op basis van de beschikbare werkloosheids-, onderwijs- en
misdaadstatistieken kan worden voorspeld dat deze Marokkaanse jongere
grote kans heeft op te groeien in een situatie van blijvende achterstand
met "slechte scholen, een enorme afhankelijkheid van sociale uitkeringen
en weinig communicatie met de buitenwereld", zoals André Roelofs
het heeft geformuleerd. Het is een toekomstperspectief dat overigens
niet beperkt blijft tot Marokkaanse jongeren maar ook van toepassing is
op een niet onaanzienlijk aantal van hun generatiegenoten uit andere
immigrantengroeperingen.
De situatie dient dus wel degelijk zeer serieus genomen te worden.
Eigenlijk kan men, terugkijkend op de afgelopen tien, jaar vaststellen
dat het taboe op het debat is verdwenen maar de problemen niet.
Integendeel. De prijs van tien jaar politieke correctheid over dit
onderwerp is hoog. De scheiding werd groter: in het onderwijs is sprake
van een niet-voorgeschreven apartheid, met zwarte en witte scholen. De
achteruitgang van grote volkswijken ging door en in Amsterdam-Zuidoost
durven postbodes 's avonds geen brieven meer te bezorgen. De
werkloosheid onder etnische jongeren is groot, terwijl de arbeidsmarkt
gespannen is en Nederland leeft alsof het een nieuwe Gouden Eeuw is
binnengetreden.
Er zijn voor dit belangrijke probleem geen snelle oplossingen of
wondermiddelen voorhanden. Integratie is een lange weg, zeker als de
nieuwe groepen de basiswaarden van een liberaal-democratische
maatschappij ook als hun waarden moeten aanvaarden. Dit betekent
scheiding van kerk en staat, gelijke behandeling van gelijke gevallen,
recht op individuele ontplooiing. Ieder heeft het recht de eigen
culturele achtergrond in ere te houden maar ten aanzien van de
basiswaarden, kan een liberale democratie niet relatief worden.
Het afgelopen decennium is gebleken dat een maatschappij die wordt
verlamd door politiek correct denken, de neiging heeft problemen voor
zich uit te schuiven. Het is wat dit betreft bemoedigend dat de Kamer
onlangs een aantal dagen over dit onderwerp heeft gesproken. Iedere
aanpak van deze kwestie moet immers beginnen met het benoemen van de
problemen. Het is nu aan de verantwoordelijke bestuurders de
noodzakelijke volgende stappen te nemen. We moeten beseffen dat er
misschien een aantal generaties overheen zal gaan voordat een oplossing
in zicht komt, en dat een passieve houding van de verantwoordelijke
bestuurders het bereiken van deze oplossing slechts kan bemoeilijken.
Mr. drs. F. Bolkestein is lid van de Europese Commissie. Dit artikel
is een ingekorte versie van de Multatuli-lezing, die hij gisteravond in
Breda heeft uitgesproken.