U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Multiculturele Samenleving

Artikel Paul Scheffer

Reacties

Politieke discussie

Hoe staat het in het buitenland?

Discussie

Links

Integratie van allochtonen vergt veel geduld en gericht beleid


De problemen die zijn ontstaan door de instroom van migranten kunnen worden opgelost wanneer realistisch wordt omgegaan met de mogelijkheden die de overheid heeft. Maar burgers moeten zelf keuzes maken over de inrichting van de maatschappij. Ook zij die niet sinds de Tachtigjarige Oorlog in deze contreien wonen, meent Roger van Boxtel

Sombermans voelde zich als een banneling, weggestuurd uit zijn vertrouwde wereld en in een nieuwe wereld geplaatst waarvan hij de taal noch gebruiken kent. En eigenlijk niet wíl kennen omdat hij het gevoel heeft dat hij dan het oude verzaakt. Bannelingen zoeken hun lotgenoten op om de illusie te hebben dat het oude niet is vergaan." (Remco Campert, Somberman's Actie 1985).

In 'Het multiculturele Drama' beschrijft Paul Scheffer in deze krant van 29 januari de gevoelens van onvrede en machteloosheid die oude sociaal-democraten moeten hebben wanneer de maatschappelijke ordening en cultuur die hun dierbaar is, niet door de overheid wordt beschermd. Beschermd tegen de veranderingen die het gevolg zijn van de komst naar Nederland van grote groepen mensen die niet onze taal spreken, niet onze geloven of afvalligheden belijden en met ons geen geschiedenis delen.

Scheffer schetst een samenleving waarin de kloof tussen autochtonen en verpauperende allochtonen permanent blijkt. De multiculturele maatschappij is voor hem het failliet van de autochtonen die zo weinig waarde hechten aan of vertrouwen hebben in hun eigen identiteit dat ze niet in staat zijn om die aan de nieuwkomers op te leggen. Hij verwijt de samenleving zelfverloochening. Hij verwijt de overheid een gemakzuchtig en defaitistisch multiculturalisme dat hij vergelijkt met de tot ondergang gedoemde neutraliteitspolitiek van Colijn. De eventuele oplossing van het probleem van een uit elkaar groeiende maatschappij: de herintroductie van een zuilenmaatschappij, moet mislukken door het volgens hem inherente fundamentalisme van de islam. De door Scheffer geëiste assimilatie van de nieuwkomers in de autochtone cultuur mislukt omdat we niet in onszelf en onze kracht geloven. En of dat al niet erg genoeg is: er komen er nog meer.

Ontrolt zich werkelijk een multicultureel drama waarbij wij slechts toe kunnen zien hoe de maatschappij ten onder gaat? Neen. De overheid deelt een groot aantal van Scheffers zorgen en gaat daar ook niet lichtvaardig mee om. Maar ze deelt niet het gevoel van verslagenheid dat uit Scheffers stuk spreekt. Integendeel. Er zijn bemoedigende ontwikkelingen die de verwachting voeden dat de problemen opgelost kunnen worden.

De problemen die zijn ontstaan door de instroom van migranten kunnen worden opgelost wanneer realistisch wordt omgegaan met de mogelijkheden die de overheid heeft; wanneer wordt ingezien dat maatschappelijke veranderingen de inzet van velen eist en wanneer wordt erkend dat burgers zelf de vrijheid - en de verplichting - hebben om beslissende keuzen te maken ten aanzien van de richting èn inrichting van de maatschappij. Keuzen die ook gemaakt moeten worden door hen die niet al sinds de Tachtigjarige Oorlog in deze contreien wonen. De overheid wil iedere nieuwe Nederlander gelijke kansen bieden. Dat betekent wèl dat zij die kansen moeten grijpen.

Het geloof dat de maatschappij maakbaar is door een alvermogende overheid, is sinds enige tijd verlaten. Wet- en regelgeving alléén zal niet kunnen leiden tot een harmonieuze, respectvolle maatschappij, waarin iedereen gelijke kansen geniet; ook niet tot het vermijden van grote economische, maatschappelijke en culturele tegenstellingen. In het eeuwige streven naar dat ideaal is een uitdrukkelijke rol weggelegd voor maatschappelijke instellingen, het bedrijfsleven, vakbonden, woningbouwcorporaties, schoolbesturen en individuele burgers.

De overheid heeft wel met nadruk de taak om de grondrechten, de democratische principes, te beschermen. Dat betekent dat wanneer burgers, met een beroep op die rechten, een eigen identiteit willen uitdragen, de overheid die verschillen dient te beschermen. Bijvoorbeeld waar het gaat om de vrijheid van onderwijs en religie. Dit houdt overigens niet in dat de overheid - als dienaar van de gekozen vertegenwoordigers - ook alle verschillende opvattingen deelt. De vrijheid van onderwijs is onaantastbaar, maar daarom hoeven we nog niet te juichen bij de oprichting van nieuw, op religie geschoeid, onderwijs. De vrijheid van godsdienst is onaantastbaar, maar we mogen wel vragen dat geestelijke leiders zich in Nederland op de Nederlandse maatschappij richten en hier ook een opleiding volgen. We mogen wél een afwijzend oordeel over fundamentalisme hebben en - onverlet de dialoog - de scheiding tussen kerk en staat handhaven.

Een ander punt is dat de overheid niet de cultuur of nationale identiteit bepaalt. Die is het resultaat van de dialoog tussen alle in Nederland aanwezige burgers, met hun verleden, met hun idealen. De Nederlandse identiteit wordt bijvoorbeeld bepaald door onze ervaringen in de Tweede Wereldoorlog, maar evenzeer door de ervaringen van de medeburgers die het slachtoffer waren van koloniale onderdrukking en slavernij.

Nederland is een immigratieland. Dat is geen keuze, dat is een gegeven. De consequenties daarvan zijn te laat ingezien, formeel zelfs pas sinds 1998. Dat neemt niet weg dat al lange tijd gewerkt wordt aan de integratie van minderheden. Daarbij is in het verleden de institutionalisering van het multiculturalisme een streven geweest, maar zeker sinds het begin van de jaren negentig is het beleid gericht op integratie, en mag ook van succes gesproken worden op dit gebied. Dat plat Haags sprekende jongeren van Marokkaanse afkomst geen Mozart of Mantovani op hun diskman spelen, maar rai-muziek, is geen bewijs van desintegratie. Integendeel, zij zijn echte Haagse jongeren geworden.

De immigranten en minderheden in Nederland hebben een achterstand. Een belangrijk deel van die achterstand zullen ze zelf moeten inlopen. Te hopen valt dat het voorbeeld en de ervaringen van een aantal emancipatiebewegingen in Nederland hen van dienst mogen zijn. Emancipatie wordt immers nooit gegeven, maar moet worden bevochten: door zelforganisatie, door inzet en vasthoudendheid, door een duidelijk ideaal. De overheid kan echter wel op een aantal gebieden actief de integratie bevorderen, vooral op het gebied van onderwijs, werk en huisvesting.

Het spreken van de taal van het land waar iemand langdurig, misschien de rest van zijn leven, zal wonen is een absolute voorwaarde om succesvol een plek in de samenleving te vinden. Sinds 1998 wordt aan nieuwkomers de verplichting opgelegd om in te burgeren: men moet Nederlands leren en inzicht krijgen in de Nederlandse maatschappij en arbeidsmarkt. Ook aan hen die hier al woonden - de zogeheten oudkomers - worden taallessen aangeboden. Per jaar wordt 70 miljoen gulden uitgegeven voor deze groep en speciaal voor langdurig werklozen en voor ouders en opvoeders die de volgende generatie voorbereiden op het leven in Nederland. De jongste kinderen moeten naar peuterspeelzalen, kinderopvang en voorschoolse opvang om er voor te zorgen dat zij niet al op de lagere school een achterstand oplopen. Er wòrden resultaten geboekt bij het onderwijs. De tweede generatie leerlingen doet het qua taal en andere schoolresultaten beter dan de eerste. Een langere verblijfsduur leidt tot stijging in de prestaties. Dat vervolgens nieuwe instroom het beeld oproept dat niets gebeurt, is vals. Nieuwkomers zijn wel een vaste categorie in de statistieken, het betreft echter steeds andere mensen.

Werk is de tweede prioriteit. Dankzij de zeer gunstige economie is ook de werkloosheid onder de etnische minderheden teruggelopen. Volgens het CBS een afname van 26 tot 16 procent. Desondanks is de werkloosheid onder allochtonen nog steeds vier keer zo groot als onder autochtonen. Een belangrijke reden daarvoor is - ook hier - de instroom van nieuwkomers. Het binnenkomen in de arbeidsmarkt is niet alleen afhankelijk van de wil, taalvaardigheid en vakbekwaamheid van degenen die werk zoeken. Ook de houding van werkgevers speelt een rol. Hoe moeilijk de situatie voor sommige allochtonen ook is, er is reden voor optimisme omdat het bedrijfsleven hierin een maatschappelijke verantwoording toont. Dat daarbij op dit moment commercieel eigenbelang meespeelt is geen schande, eerder een wind in de rug.

Te veel allochtonen wonen bij elkaar in buurten waar de huren terecht lager zijn dan elders. Dat zou op zichzelf niet erg zijn als daar een keuze achter stak. De realiteit is echter dat die vaak niet mogelijk is. Toen de eerste migranten het land binnenkwamen, ver-Vinexten de autochtonen. De spreekwoordelijke doorzonwoning met tuin even buiten de stad werd het begerenswaardig alternatief voor de negentiende-eeuwse en kort na de oorlog gebouwde buurten, die op hun beurt veranderden in gekleurde woonwijken waar werkloosheid en verpaupering hun entree maakten. Maar inmiddels begint het effectgerichte en innovatieve grotestedenbeleid en het integrale stedelijke vernieuwingsbeleid vruchten af te werpen.

Taal en onderwijs, werk en wonen: het zijn gebieden waar nog grote problemen bestaan, maar waar ook aan oplossingen gewerkt wordt. Oplossingen die de hoop rechtvaardigen dat het schrikbeeld van een verpauperde, definitief van de maatschappij verwijderde onderklasse van allochtonen niet bewaarheid zal worden. Maar dan nog zal Scheffer niet tevreden zijn, want wonen, werken en elkaar kunnen verstaan zal nog niet vanzelfsprekend leiden tot een gemeenschappelijke cultuur.

Ook al is de cultuur of de nationale identiteit het resultaat van de samenspraak tussen de burgers van dit land en bepaalt de overheid deze niet, toch is het van belang om bepaalde cultuurelementen te delen. Het gaat dan niet om een Berberversie van de Gijsbrecht van Amstel, of Um Kalsum binnen de grachtengordel. Het gaat om de normen en waarden die we moeten delen om enerzijds in het dagelijks leven en werken hoffelijk en civiel met elkaar om te gaan en anderzijds, om de kernwaarden van de democratische rechtstaat. Opdat we altijd in vrede en vrijheid met elkaar kunnen leven en met elkaar beslissingen kunnen nemen die ons allen aangaan.

Normen en waarden moeten steeds opnieuw bevestigd worden, steeds een nieuwe vorm krijgen, maar tegelijkertijd in hun wezen onaantastbaar blijven. De beangstigende explosies op de Balkan tonen hoe fragiel en dun de beschaving kan zijn en welke vreselijke gevolgen het afwijzen van de wens om samen te leven kan hebben. De normen en waarden die de basis vormen van de Nederlandse samenleving moeten we - om ze in stand te houden - ook overdragen aan, en de nieuwe Nederlanders inprenten. Dat is geen aantasting van de vrijheid van eigen cultuur van anderen, dat is een garantie daarvoor. Daarom zal geen eerwraak, vrouwenbesnijdenis of discriminatie van homoseksuelen geaccepteerd worden; daarom zal elk fundamentalisme bestreden moeten worden.

Daar ligt een taak voor de overheid zowel in repressieve als educatieve zin, maar er ligt een even grote verplichting bij ieder burger in Nederland om die waarden en normen uit te dragen. En binnen deze normen bestaat voldoende ruimte voor culturele diversiteit.

Integratie is een proces dat tijd kost, zeker wanneer steeds nieuwe immigranten zich bij ons voegen. Het heeft lange tijd geduurd eer - voor de Tweede Wereldoorlog - uit de straatarme joodse landverhuizers uit de Poolse en Russische getto's artsen, juristen politici en kunstenaars voortkwamen. De emancipatie van de arbeidersklasse is evenzeer een proces geweest van lange adem en doorzettingsvermogen. Ook de migrantenfamilies uit Anatolië, Marokko en Afghanistan zullen nog een lange weg moeten gaan voordat hun aanwezigheid in patriciërswoningen vanzelfsprekend wordt geacht. Maar de weg ernaar toe wordt geplaveid. Een onoverbrugbaar ravijn is in Nederland niet te vinden.

Roger van Boxtel is minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid.

NRC Webpagina's
12 FEBRUARI 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad