Nieuwe Economie vereist ook een nieuwe
overheid
Het geruchtmakende vonnis in de
zaak-Microsoft is meer dan alleen de voorlopige apotheose van een
rechtszaak tegen een softwaregigant. Het vonnis markeert een fase in de
metamorfose van de overheid, van regelgever in de oude economie tot
vormgever van de nieuwe, meent Robert B. Reich.
Op het eerste gezicht lijkt het vorige week uitgesproken vonnis waarbij
Microsoft tot splitsing wordt gedwongen, een terugval in het verleden.
In een tijd waarin grote concerns in de telecommunicatie,
financiële diensten, amusement en andere takken van de Nieuwe
Economie versmelten tot een klein aantal mondiale postindustriële
giganten - en waarin overheden dereguleren wat maar te dereguleren
valt - is daar ineens Washington dat met ijzeren hand het zinnebeeld van
Amerikaans technologisch kunnen doormidden hakt. Of is het misschien
slechts een nieuw voorbeeld van wat ik noem een tijdperk van
'rechterlijke regelgeving'? Wordt Microsoft net als de tabaks- en
wapenindustrie onderworpen aan gerechtelijke sancties, omdat de gewone
weg die loopt via wetgeving en ambtelijke wetshandhaving door de
politiek is geblokkeerd?
De kwestie-Microsoft kan beter worden beschouwd als een voorbode van een
nieuwe taak voor de overheid in de nog jonge Nieuwe Economie - ook al
zou het bedrijf in hoger beroep winnen en aan opsplitsing ontkomen. In
plaats van bepaalde markten te reguleren, zal de overheid de contouren
van het eigendomsrecht op nieuwe ideeën gaan bepalen en zo de
Nieuwe Economie vormgeven.
De kern van het geding betreft de eigendom van Microsofts
computerbesturingssysteem Windows, een stuk software dat in feite de
standaard is geworden volgens welke een groot deel van de
informatietechnologie in de wereld aan elkaar is gekoppeld. Windows is
als het ware het wegdek van de informatiesnelweg. Districtsrechter
Thomas Penfield Jackson had er niets op tegen dat het wegdek het
eigendom van Microsoft was. Zijn vonnis luidde niet dat Windows om niet
aan een ieder die dat wil in licentie moet worden gegeven. Microsoft mag
tol blijven heffen. Maar Microsoft mag van de rechtbank niet de
toegang tot de snelweg beperken tot auto's, trucks en zware vrachtwagens
van het merk Microsoft. Dat, aldus Jackson, zou de innovatie elders in
de economie afremmen.
Door Microsoft op te splitsen in een wegdek-onderneming (Windows) en een
tweede onderneming voor vervaardiging van de applicaties om de snelweg
mee op te gaan, heeft de rechter een grens gesteld aan het
eigendomsrecht van Microsoft op Windows. In het ideale geval zal die
afbakening het eerste bedrijf een krachtige stimulans geven om Windows
te blijven verbeteren, terwijl het tweede er groot belang bij heeft
zoveel mogelijk puike software te ontwikkelen. En bovendien krijgen
andere softwareontwikkelaars meer gelegenheid om geld te verdienen met
de dingen die zij maken. Het uiteindelijke doel: méér
innovatie.
In het verleden hield de overheid zich, met de antitrustwet in de hand,
met een ander probleem bezig: dat van ondernemingen die zo groot werden,
of door fusies zulke enorme concerns vormden, dat ze hun prijzen hoger
konden stellen dan wanneer ze reële concurrentie hadden
ondervonden. De antitrustwetgeving was bedoeld om de consumentenprijzen
zo laag mogelijk te houden.
In de zaak tegen Microsoft gaat het eigenlijk niet om de vraag hoeveel
de consument betaalt voor de technologie die hij koopt. Immers, de prijs
van de meeste apparatuur en programmatuur is al jaren aan het dalen.
Deze zaak gaat over het innovatietempo.
Vanwaar die accentverschuiving? De economie is zo snel aan het
veranderen dat pure omvang of een dominante marktpositie een minder
groot probleem vormt dan het bezit van een verbindingssysteem zoals
Windows, waardoor vernieuwende uitvindingen worden afgeremd. De
verschuiving maakt deel uit van een meer algemene verschuiving in de rol
van de overheid, die een reactie is op de Nieuwe Economie. De oude
economie concentreerde zich op massaproductie. Een onderneming gedijde
wanneer ze meer eenheden product kon maken en verkopen tegen een lagere
prijs per eenheid dan de concurrentie.
De massaproductie bracht schaalvoordelen die in het algemeen ten goede
kwamen aan de consument, in de vorm van lagere prijzen, en stimuleerde
de economische groei. Maar massaproductie kende ook minder heilzame
gevolgen: niet alleen het gevaar van monopolies met de bijbehorende
kunstmatige prijsverhogingen, maar in sommige gevallen ook lange
werkdagen, onveilige arbeidsomstandigheden en milieuvervuiling. Vandaar
dat de voornaamste twistappels tussen bedrijfsleven en overheid in de
twintigste eeuw kwesties van command and control waren: wetten en
regels die zulke excessen moesten voorkomen - regels die soms stuntelig
werden geformuleerd en gehandhaafd, zodat de kosten aan
ondernemingszijde de publieke baten evenaarden of zelfs overtroffen.
Massaproductie bestaat uiteraard nog steeds. Ondanks alle ophef is de
oude economie nog altijd aanmerkelijk groter dan de nieuwe. De meeste
mensen zijn nog altijd betrokken bij de vervaardiging of levering van
producten die van jaar tot jaar ongeveer hetzelfde blijven. En de
overheid houdt zich dan ook nog veelvuldig bezig met ouderwetse
regelgeving, waaronder traditionele antitrustmaatregelen.
Maar de concurrentieverhoudingen zijn aan het veranderen, en daarmee ook
de functie van de overheid. In de Nieuwe Economie draait het meer om
innovatie dan om hoeveelheid productie. En wat in de Nieuwe Economie
wordt verkocht zijn niet alleen concrete dingen of diensten, maar ook
nieuwe ideeën - manieren om een doel (bijvoorbeeld: contact houden
met kennissen, handelen op de aandelenmarkt, boeken kopen, de
goedkoopste en betrouwbaarste leverancier van iets vinden) beter,
voordeliger of sneller te bereiken. Een technologie moet niet worden
voorgesteld als een ding, maar als een idee, een nieuwe, betere
oplossing voor een probleem.
De grote commerciële vraag - waarvan de toekomst van talloze
bedrijven, maar ook snelheid en richting van de jonge nieuwe economie
afhangt - luidt: wie heeft het recht om van een nieuw idee te profiteren
en in welke mate? Meestal wordt voor dat recht de term 'intellectuele
eigendom' gebruikt, en doorgaans is het verankerd in stoffige termen als
octrooi, auteursrecht, handelsmerk. Maar daar hoe langer hoe meer de
technologie de motor van de concurrentie is, gaan die ouderwetse,
bureaucratische termen een zinderend nieuw leven leiden. Miljarden
dollars zijn gemoeid met de vraag wie op wat octrooi of het auteursrecht
heeft, met de definitie van een handelsmerk of handelsnaam en de
precieze begrenzing van de bijbehorende rechten.
De zaak tegen Microsoft is aangespannen op grond van de
antitrustwetgeving, maar de intellectuele eigendom waarom het gaat - het
bezit waarvan de eigendomsbegrenzing in het geding was - was het
auteursrecht van Microsoft op het besturingssysteem Windows. Hoe ver
strekte dat recht zich uit? Microsoft beweerde dat het zeer ver ging, zo
ver dat Microsoft computerfabrikanten die Windows gebruikten, kon
dwingen tevens allerlei andere Microsoft-programmatuur mee te leveren -
internetbrowsers, e-mailprogramma's enzovoort. Rechter Jackson was het
daar niet mee eens. Hij bepaalde dat Microsoft geen eigendomsrecht had
op die aangeklede versie van Windows. Want bezat Microsoft dat wel, dan
zou dat de ontwikkeling van andere intellectuele eigendom belemmeren.
En dat nu is de manier waarop de overheid (in dit geval een federale
districtsrechter) de contouren van de Nieuwe Economie schept. Grenzen
rond nieuwe intellectuele eigendommen zijn andere grenzen dan die in de
oude economie, die in bakstenen gebouwen concrete goederen en diensten
produceerde. In de Nieuwe Economie zijn de grenzen en de gebieden nog
niet zo scherp afgebakend. Vaak zijn er helemaal nog geen grenzen. Moet
een particuliere onderneming in staat worden gesteld zich het
auteursrecht op het menselijk genoom toe te eigenen? En is een nieuwe
synthetische reukstof te octrooieren? Of een nieuwe manier om dingen te
veilen via Internet?
De overheid moet deze vragen beantwoorden wil de markt kunnen
functioneren, en willen ondernemingen en personen in staat zijn te
voorspellen hoe hun huidige handelen hun toekomst zal beïnvloeden.
Het gaat niet zozeer om 'inmenging' van de overheid in de markt, zoals
Bill Gates het vonnis van Jackson honend noemde, als wel om het
vaststellen door de overheid van regels inzake eigendom en handel waar
nog geen regels bestaan. Maar de criteria voor de nieuwe eigendom - het
mijn en dijn, de vraag wat zich leent voor verkoop of licentie - vloeien
niet alleen voort uit logica of analyse. Beslissingen zullen afhangen
van de waarden die de samenleving hecht aan zaken als innovatie,
traditie en de privé-sfeer.
In het ideale geval zou de wetgever op federaal of deelstaat-niveau de
algemene principes moeten vastleggen en de specifieke toepassing en
invulling daarvan over moeten overlaten aan ambtelijke instanties en de
rechtbanken. Helaas wordt tot dusver alles aan de rechtbanken
overgelaten. Het aantal rechtszaken in verband met octrooien is
explosief gestegen van 800 in 1980 tot meer dan 2.100 in 1997 (het
laatste tijdvak waarover cijfers beschikbaar zijn). Waarschijnlijk zal
het ook de rechter zijn die de terra incognita van het
intellectueel eigendomsrecht op het menselijk genoom en op nieuwe
levensvormen in kaart moet gaan brengen. En we mogen alvast rekenen op
een stortvloed aan rechtszaken omtrent de afbakening van de
privé-sfeer.
Het eindresultaat van het proces tegen Microsoft zal pas bekend zijn als
het zijn gang langs alle federale rechters heeft volbracht. Maar wat de
einduitslag ook zal zijn, het vonnis van vorige week markeert een
belangrijke fase in de metamorfose van de overheid, van regelgeefster in
de oude economie tot vormgeefster van de nieuwe - een onontkoombare
verandering, nu de Amerikaanse economie van de massaproductie van
goederen en diensten verschuift naar de voortdurende creatie van nieuwe
ideeën.
Robert B. Reich is hoogleraar sociaal -en economisch beleid aan de
Brandeis-Universiteit en hoofdredacteur van American Prospect. Van 1993
tot 1997 was hij minister van Arbeid van de VS.