Microsoft gokt in hoger beroep op glorieuze
zege
Tien jaar lang al zijn de
praktijken van Microsoft een reden voor de Amerikaanse overheid om het
bedrijf in de gaten te houden. De zaak Microsoft heeft een lange
voorgeschiedenis.
Door onze correspondent LUCAS LIGTENBERG
NEW YORK, 8 JUNI. Nu rechter Thomas Penfield Jackson van het U.S.
District Court zijn definitieve uitspraak heeft gedaan in de Microsoft-
zaak, begint het hoger beroep. De anti-mededingingszaak, die sinds mei
1998 loopt, kan daardoor nog met misschien wel twee jaar worden
verlengd. Microsoft kondigde na de uitspraak in april al aan dat het in
hoger beroep gaat en heeft herhaaldelijk verklaard dat het zeker is in
een volgende fase de zaak te winnen. Wat het bedrijf ook al diverse
malen in het openbaar heeft betoogd is dat het geen wetten heeft
overtreden. Het hoger beroep dient voor het U.S. Circuit Court van
Washington (D.C.). Microsoft is daar geen onbekende want die rechtbank
gaf Microsoft in juni 1998 gelijk in een eerdere rechtszaak die justitie
had aangespannen. Die uitspraak kan een grote rol gaan spelen.
In oktober 1997 stapte justitie naar de rechter en beschuldigde het
Microsoft van contractbreuk. Nog weer eerder, in 1994, had Microsoft na
onderhandelingen een overeenkomst gesloten met het ministerie waarin het
akkoord ging met bepaalde beperkingen op zijn zakelijke activiteiten.
Dat was op zijn beurt weer het resultaat van verschillende toetsingen
door de Federal Trade Commission waarvan het ministerie van Justitie de
zaak overnam.
Ook na het akkoord bleef het klachten regenen bij justitie en een
bedrijf genaamd Netscape kon concreet aanwijzen dat Microsoft illegaal
druk zette op pc-producenten om niet de Netscape-browser te nemen maar
alleen de browser van Microsoft. De bedrijven die hun kopers toch de
keus wilden bieden tussen Explorer en Netscape zouden geen Windows meer
krijgen. Microsoft zei ook dat Explorer inmiddels deel was geworden van
Windows. Het besturingssysteem leveren zonder Explorer was niet
mogelijk, aldus de softwareproducent. Explorer was ook altijd de
standaardbrowser.
Justitie viel daarover en klaagde Microsoft aan voor contractbreuk. De
rechter in deze zaak was ook toen Thomas Penfield Jackson. Hij oordeelde
dat Microsoft fout zat en eiste stopzetting van de integratie van
Windows en Explorer. Microsoft liet arrogant weten dat volgens de tekst
van de overeenkomst het bedrijf de vrijheid had om "een broodje ham" in
Windows te integreren als het dat wilde. In hoger beroep won Microsoft
die zaak. Die uitspraak werd gedaan in juni 1998, een maand nadat
justitie de antimededingingszaak was begonnen.
Een hoger beroep in de zaak wordt behandeld door het U.S. Circuit Court
en het U.S. Supreme Court. Microsoft kan een verzoek indienen om direct
naar het hooggerechtshof te gaan maar waarschijnlijk wordt dat
afgewezen. "Rechter Jackson heeft weinig of geen argumentatie gegeven
bij zijn opsplitsingsbesluit", aldus Robert Lande, mededingingsexpert
aan de Universiteit van Baltimore. "Het hooggerechtshof zal dus liever
zien dat een ander lichaam zich eerst over de zaak buigt."
Eerst komt dus het Circuit Court aan de beurt en daarna pas het Supreme
Court. Het Circuit Court kan een panel van drie personen aanstellen die
de hele zaak bekijken. Of, als dat niet voldoet, voltallig met alle
twaalf leden de zaak behandelen. Lande acht de kans overigens klein dat
het hooggerechtshof de uitspraak tot opsplitsing in laatste instantie
overeind zal houden. "Ik geef het een kans van 1 op 3", zegt hij.