NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Malevitsj

Artikelen

Links


Stedelijk kan claim op Malevitsjen tegemoet zien

Door Lien Heyting
AMSTERDAM, 22 JUNI. Nu het Museum of Modern Art (MoMA) in New York onverwacht over de brug is gekomen en toestemt in een schikking met de erfgenamen van de Russische schilder Kazimir Malevitsj, kunnen twee andere Amerikaanse musea en vervolgens ook het Stedelijk Museum in Amsterdam een claim tegemoet zien.

Volgens Larry Kaye, de Amerikaanse advocaat van de erven Malevitsj, is eerst het Busch-Reisinger Museum in Cambridge (Mass.) aan de beurt. Dit museum heeft een schilderij en een tekening van Malevitsj in zijn collectie. Daarna volgt het Guggenheimmuseum dat twee schilderijen van Malevitsj heeft, waarvan een in New York en de andere in het Peggy Guggenheimmuseum in Venetië hangt. Intussen wordt ook een claim voorbereid op het Stedelijk Museum dat sinds 1958 in het bezit is van de grootste Malevitsj-collectie buiten Rusland. In dat jaar kocht de toenmalige directeur van het Stedelijk, Willem Sandberg, 36 schilderijen en gouaches, 15 tekeningen en 17 `theoretische kaarten' van de Duitse architect Hugo Häring bij wie Malevitsj deze werken in 1927 tijdens een bezoek aan Berlijn had achtergelaten. Volgens de erven-Malevitsj had Häring de kunstwerken niet aan Sandberg mogen verkopen omdat hij niet de wettige eigenaar was maar de kunst slechts in bewaring had. De door de erven opgeëiste kunstwerken in de drie Amerikaanse musea zijn eveneens afkomstig uit de collectie die Malevitsj aan Häring had toevertrouwd.

De Duitse kunsthistoricus Clemens Toussaint die de belangen behartigt van de negentien Malevitsj-erfgenamen in Rusland en Polen, wil niet zeggen wanneer het Stedelijk Museum zal worden benaderd. ,,We zetten er nu vaart achter en het zal zeker geen jaren meer duren.''

Toussaint: ,,De erfgenamen hebben de afgelopen dertig jaar al drie keer een claim ingediend bij het Stedelijk Museum en het kan dus geen verrassing zijn dat ze binnenkort opnieuw bij het Stedelijk zullen aankloppen. Het verschil met de vorige keren is dat ze nu, door de schikking met het MoMA, financieel in staat zijn om zonodig een proces te voeren. Ze zullen nu dus doorzetten.''

Volgens Toussaint werd het Stedelijk Museum al in de jaren zeventig benaderd door de dochters en een kleindochter van Malevitsj. Zij konden zich niet rechtstreeks met het museum in verbinding stellen maar moesten dat doen via het ministerie van cultuur van de Sovjet-Unie. Toussaint: ,,Die eerste poging van de erfgenamen om iets terug te krijgen van hun bezit in het Stedelijk Museum ontaardde in een politiek steekspel tussen de ministeries van cultuur van Nederland en de Sovjet-Unie en dat liep op niets uit. Maar het Stedelijk Museum was wel argwanend geworden. In 1989, toen het museum schilderijen van Malevitsj uitleende voor een expositie in Leningrad, eiste directeur Wim Beeren dat de Russen van elke claim zouden afzien en het eigendom van het Stedelijk Museum zouden erkennen.''

In 1991, twee jaar na de Malevitsj-tentoonstellingen in Amsterdam en Leningrad deed het Sovjet-ministerie van cultuur opnieuw namens de erfgenamen een poging om een deel van de Malevitsj-collectie uit het Stedelijk terug te krijgen. Het ministerie verzweeg toen dat het namens de erfgenamen optrad en het gebruikte de Malevitsj-kwestie als een argument tegen de teruggave van de Koenigscollectie door de Sovjet-Unie.

In 1994 namen de erven-Malevitsj het heft zelf in handen: ze schakelden kunst-detective Clemens Toussaint in en via de Amsterdamse advocaat W. Russell wendden ze zich voor de derde keer tot het Stedelijk Museum. Russell herinnert zich dat de brief die hij voor de erfgenamen schreef kort maar krachtig was: mogen we onze kunstwerken terug. ,,Het Stedelijk weigerde elk overleg en wilde niet op de claim ingaan. Maar het museum zal er dit keer vermoedelijk niet zo makkelijk vanaf komen.'' Clemens Toussaint meent dat het Stedelijk Museum er verstandig aan zou doen om nu zelf al contact op te nemen met de erfgenamen en niet te wachten tot zij hun eisen op tafel leggen. Maar directeur Rudi Fuchs, die twee weken geleden op de hoogte werd gesteld van de schikking tussen de erven-Malevitsj en het Newyorkse MoMA, piekert er niet over om zelf de eerste stap te doen. ,,We wachten rustig af. Het grote verschil met het MoMA is, dat het Stedelijk Museum zijn Malevitsj-collectie niet in bruikleen kreeg, maar door een aankoop. Als de erven menen dat die aankoop niet legitiem was, dan moeten ze dat maar voor de rechter aantonen.'' Van de claim die de erven al in de jaren zeventig via het Sovjet-ministerie van cultuur zou hebben ingediend zegt Fuchs niets af te weten, al is het volgens hem `wel mogelijk'.

Bij de aankoop van de Malevitsj-collectie werd Sandberg in 1958 bijgestaan door de jurist prof. dr P. Sanders, die het contract met Hugo Häring controleerde op rechtsgeldigheid. Die rechtsgeldigheid zal cruciaal zijn wanneer het nu, veertig jaar later, tot een proces komt tegen het Stedelijk Museum. Sanders wil zijn `kennis over deze zaak graag bewaren tot de rechtszaal' en geeft op dit moment geen commentaar. Uit de correspondentie die Sandberg in de jaren vijftig met onder anderen Hugo Häring heeft gevoerd, blijkt dat Häring jarenlang weigerde de Malevitsj-collectie te verkopen omdat hij zichzelf niet als de eigenaar beschouwde. In maart 1956 schreef Sandberg aan de met Häring bevriende Russische kunstenaar Naum Gabo - die voor zijn vertrek naar het Westen ook Malevitsj nog had gekend - hoe Häring hem opnieuw had uitgelegd `dat hij niet de eigenaar was en dus niets kon verkopen'. Häring wilde alleen werken in bruikleen afstaan. Pas toen hij oud, ziek en armlastig was en belaagd werd door kunsthandelaren en speculanten liet hij zich overhalen tot een verkoop aan het Stedelijk Museum. Naum Gabo zag een aankoop door het Stedelijk, zoals hij in 1956 aan Sandberg schreef, als de enige mogelijkheid om Häring van zijn belagers te verlossen en de collectie bijeen te houden. Een collectie die, zo voegde Gabo hieraan toe, `noch aan Häring toebehoort, noch aan iemand anders, maar slechts aan de wettige erfgenamen van Malevitsj.' Toussaint: ,,De erfgenamen zijn er niet op uit om het Stedelijk alle werken van Malevitsj af te nemen. Ze hopen dat het, net als bij het MoMa, uitdraait op een schikking. Ze willen ook niet het hele bedrag dat ze van het MoMa hebben ontvangen aan proceskosten besteden.

Een deel van het geld gaat naar een op te richten Malevitsj-stichting die onderzoek moet stimuleren. Want er bestaat nog altijd geen oeuvre-catalogus van Malevitsj en evenmin een gedegen biografie. Zelfs zijn geboortedatum werd altijd verkeerd weergegeven: Malevitsj werd niet op 11 februari 1878 geboren, zoals men tot nu toe dacht, maar op 11 maart 1879.''

NRC Webpagina's
22 JUNI 1999

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad