|
BOEKEN
|
In duizend woorden Na het Bal
Sjoerd de Jong
De ironie was inderdaad vuistdik aangebracht op de muren van de
Amsterdamse Stadsschouwburg, waar de glazen op het devote ritme van een
gospelkoor konden worden geleegd en portretten van schrijvers als
Sixtijnse kapelanen werden verkocht aan de hoogst biedende.
Maar met de Boekenweek ligt het dit jaar toch wel wat anders. Wie het
handjevol publicitair meestbesproken boeken even buiten beschouwing laat
- de boeken van de auteurs op het bal namelijk - komt oog in oog met een
imposante, torenhoge stapel ernst. Hier geen intellectuele hoogstandjes
of zelfmutilatie aan de hand van de Heer, maar bloedserieuze pogingen
iets zinnigs te zeggen over de positieve waarden van het geloof. Geen
boeken voor wie de klok graag hoort luiden, maar boeken voor wie wil
weten waar de klepel hangt.
Een greep uit de titels. In God is fantastisch zet de
gereformeerde predikant Coen Boerma (1931) in negen hoofdstukken het
"doodgelopen gesprek tussen atheïsten en moderne theïsten op
een nieuw spoor" uiteen. De auteurs van Religie, geweld en opvoeding
tot vrede bieden namens het "Centrum voor Interreligieus Leren"
hedendaagse ouders aanknopingspunten vanuit het geloof om te helpen
agressie en geweld "naar de achtergrond te dringen, zodat vrede een kans
krijgt".
In Het bestaan van God legt de Britse hoogleraar filosofie Richard
Swinburne "overtuigend" uit dat de natuurwetenschap wel degelijk
aanleiding geeft tot geloof in God. Een thema dat ook wordt behandeld in
God, toeval en noodzaak van de eveneens Britse theoloog Keith
Ward, die in eerdere boeken de eeuwigheid en het bestaan van de ziel
verdedigde. Heer, zie neer is een bundel literaire verhalen over
"het religieus gevoel", evenals Credo, dat "bezielde verhalen"
uit de Nederlandse literatuur bijeenbracht. En natuurlijk, als klap op
de vuurpijl: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?,
een "interdisciplinaire bundel" over Psalm 22, waarin deze vertwijfelde
hartekreet centraal staat.
Geen van deze boeken is verluchtigd met een ironiserend portret van de
auteur. Geen van alle is bedoeld om te lachen _ tenzij uit blijdschap om
de onverdiende ontferming door de Heer. Maar vooral wordt hier gezocht
naar waarheid. De Boekenweek, met andere woorden, was verbazingwekkend
modern. Niet dat we het vraagstuk van het geloof nu voor eens en voor
altijd van ons af hebben geschreven. Ook in Het raadsel van God
onderstreept de godsdienstfilosoof Peter Vardy nog eens dat er geen
"pasklare antwoorden" zijn. Alleen, aldus dit boek, zegt ook dat niets
over de triviale speelsheid van het probleem, maar over de delicate
ernst ervan.
Maakt dat iets duidelijk over het postmodernisme in de boekenwereld? Je
kunt er in elk geval leuk op dansen, grijnzend om je eigen pasjes.
Iedereen zijn eigen beste satiricus tenslotte, ook zo"n postmoderne
verworvenheid. Maar het in boekvorm vangen, blijkt heel wat moeilijker.
Het postmodernisme, lange tijd vooral dominant in de Franse en
Amerikaanse literatuurwetenschap, beloofde speelsheid en intellectuele
verstrooiing, juist door het wegvallen van het idee dat er
één zinnig verhaal over de wereld te vertellen valt.
Afscheid nemen doet niet alleen pijn, het lucht ook op. Afscheid van
waarheid, objectiviteit en coherentie, moet dan wel de ultieme
opluchting zijn.
Onlangs, nadat in Nederland de eerste protesten over het blasfemische
thema van de Boekenweek in klein-christelijke kring waren gerezen,
verscheen in Amerika zelfs een postmoderne vallende ster aan het
firmament waarin die opluchting uiteindelijk buiten adem is geraakt.
Steven Shaviro, docent literatuur en filmwetenschappen aan de
Universiteit van Washington en auteur van Passion and Excess
(1990) en The Cinematic Body (1991) schreef een "theoretical
fiction about postmodernism".
Het boek Doom Patrols (vernoemd naar een stripboek) gaat eigenlijk
nergens over - en zelfs dat zal de auteur niet bestrijden.
Postmodernisme is immers "geen theoretische optie of een stijlmiddel;
het is de lucht die wij allen inademen". Shaviro blaast die lucht weer
uit, en in die warme bries wapperen Heidegger, Derrida, William
Burroughs, Walt Disney, John Wayne, het Internet, Robocop, en al die
andere ironische iconen van de postmoderne massacultuur weer vrolijk
mee. Shaviro heeft zelfs zijn eigen populaire held ontdekt: de aan een
overmaat van alcohol en one-liners overleden Amerikaanse komiek
Dean Martin, die hij in gunstige zin vergelijkt met de reeds tot op het
bot gedeconstrueerde gigant Elvis Presley. "Elvis mag de Redder zijn;
maar Dino biedt ons geen verlossing, zelfs niet "tussen
aanhalingstekens". Hij inspireert Shaviro niettemin tot
duizelingwekkende inzichten als: "Je kijkt niet naar programma"s
op tv; je kijkt tv."
Nog een citaat: "Voor een postmoderne gevoeligheid bestaat er geen
tegenspraak tussen koel en heet, tussen ironie en passie, speelsheid en
engagement, opwinding en walging, plezier en angst, campy
afstandelijkheid of dwangmatige verplichting." Want, om even aan
Shaviro"s ontbijttafel te schuiven: "Ik kan "s morgens Kant lezen, bij
de lunch naar Rad van Fortuin kijken, "s middags een joint roken en in
het winkelcentrum hangen, naar Nirvana luisteren onder het koken, een
Kant-programma in de computer invoeren, en dan wat hete virtuele seks
hebben in de LambdaMOO op Internet."
Ja, dat kan allemaal. En na zo"n drukke dag blijft er natuurlijk weinig
tijd over om een goed boek te schrijven, dat spreekt. En zo gaat het
door. Gelukkig is het maar 187 pagina"s tot de, alfabetisch
gerangschikte, index.
Shaviro"s boek, leest in cinematische termen uitgedrukt, als een
aangeschoten tafelgesprek in een film van Woody Allen. Het raamwerk van
ironie en postmodernisme dient hier als vrijbrief voor cultureel
correcte wartaal zonder enige pointe of ook maar ogenschijnlijk
dwingende conclusie. Dat is niet erg, zal Shaviro opmerken, dat is leuk.
Zoals het ook leuk zal zijn om te dansen rond een tafel met een toren
van Babel aan Bijbel-exegeses en smeekbeden aan de Heer. Niets zo
postmodern als spraakverwarring.
De Engelse hoogleraar ideeëngeschiedenis Christopher Norris heeft in
zijn Truth and the Ethics of Criticism (1994) gewezen op de
tegenspraken in het speelse relativisme van auteurs als Shaviro. Hun
geamuseerde ontkenningen ten spijt, veronderstellen zij in hun kritiek
op waarheid en eenduidigheid altijd precies de moderne uitgangspunten
die ze aanvallen. Ook om tot de conclusie te komen dat je in
verschillende werelden leeft en elkaar misschien wel niets te zeggen
hebt, moet je elkaar tot op zekere hoogte begrijpen. Zelfs een
zelfmoordbriefje is een poging tot communicatie, zoals onlangs
vastgesteld in het boek ...Or Not to Be. A Collection of Suicide
Notes van Marc Etkind waarin de afscheidsbriefjes van Heinrich von
Kleist, Sylvia Plath, Adolf Hitler, Kurt Cobain en vele anderen zijn
gebundeld.
Dat geldt ook voor schrijvers. Ze moeten iets beweren - al is het onzin
of hopeloos. Het Bal is voorbij.
Steven Shaviro: Doom Patrols. A Theoretical Fiction about Postmodernism.
Serpent"s Tail/High Risk Books, 192 blz. ƒ 37,20. |
NRC Webpagina's
15 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |