Terug naar inhoudsopgave rapport
Terug naar Dossier Bijlmerenquête, NRC Handelsblad


7.5 De Tweede Kamer

7.5.1 Informatievoorziening aan de Tweede Kamer

De informatievoorziening over de vliegramp aan de Tweede Kamer verloopt vaak niet goed. Beantwoording van vragen is in een aantal gevallen niet, of slechts in beperkte mate, afgestemd met de betreffende ministeries. Inhoudelijk gezien komen de antwoorden niet altijd overeen met de vragen die worden gesteld. Herhaaldelijk komt het voor dat geantwoord wordt naar de letter en niet naar de geest van de vraag. De Commissie komt tevens tot de conclusie dat een aantal vragen letterlijk onzorgvuldig beantwoord worden.
Bij toezeggingen aan de Tweede Kamer, bijvoorbeeld gedaan in een algemeen overleg, geldt eenzelfde gegeven. Toezeggingen worden niet altijd nagekomen of worden bij de uitwerking op een manier geïnterpreteerd die niet overeenkomt met hetgeen is besproken in de kamerbehandeling.

In de hoofdstukken 3, 4 en 5 is ten aanzien van verschillende onderwerpen de informatievoorziening aan de Tweede Kamer uitgebreid aan de orde geweest. Het betreft:

  • Informatie over verarmd uranium (hoofdstuk 3, par. 3.20.4)
  • Informatie over witte pakken (hoofdstuk 3, par. 3.9.5)
  • Informatie over de lading (hoofdstuk 4, par. 4.5)
  • Informatie over gezondheid (hoofdstuk 5, par. 5.6.2 en 5.7)

    Analyse

    De Commissie vindt het aantal momenten waarop sprake is geweest van onduidelijke, onvolledige, ontijdige of onjuiste informatie te groot. Wel moet worden opgemerkt dat het niet in alle gevallen cruciale onderwerpen of essentiële punten betreft. Echter, wanneer het betrekking heeft op onderwerpen die direct gevolgen hebben voor het welzijn van burgers, kan hier niet zomaar aan voorbij worden gegaan. De Commissie ziet tevens dat, door het grote aantal momenten waarop sprake is van inadequate informatie, het voor de Tweede Kamer niet altijd mogelijk is geweest de controlerende taak goed uit te voeren.

    7.5.2 Rol van de Tweede Kamer

    Parlementair proces

    De Tweede Kamer vervult bij de ramp de rol van ogen en oren van de samenleving. Er worden door burgers rechtstreeks of door de media vragen aan de orde gesteld, en signalen worden opgemerkt door de woordvoerders. Er is grote aandacht van de samenleving voor het onderwerp.

    De heer Keur: Je kon eigenlijk geen krant openslaan of een televisie bekijken of er werd wel iets gezegd over de getankte brandstof, het gewicht van de kist, het gevlogen rondje, het scheef hangen van de motoren. [13]

    Dergelijke signalen zijn vaak korte tijd later terug te vinden in het parlementaire proces. De Tweede Kamer opereert daarmee voor een deel reactief op signalen uit de samenleving. De agenda wordt mede bepaald door berichtgeving:

    Mevrouw Van 't Riet: Met name Nova was zeer actief in het nazoeken van de lading en de vrachtbrieven en gaf signalen dat het niet zou kloppen. Wij hebben naar aanleiding daarvan vragen gesteld. [14]

    De Commissie ziet een patroon van steeds reageren op berichten uit de samenleving in het algemeen, en in de media in het bijzonder. Het is uiteraard goed wanneer de Tweede Kamer hoort wat er in de samenleving speelt, maar het is niet goed dat het onderwerp weer snel van de agenda verdwijnt zodra de maatschappelijke aandacht is verminderd. De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat de Tweede Kamer het onderwerp vervolgens bevredigend afhandelt.

    De woordvoerders gaan ook zelf op onderzoek uit. Elk kamerlid doet dat op zijn eigen manier.

    De heer Keur: Ik wilde graag weten of de geruchten waar waren als zou het vliegtuig veel te zwaar zijn geweest en dat daardoor het ongeluk zou zijn veroorzaakt. Daar heb ik onderzoek naar gedaan door de papieren door te spitten. Daar ik zelf niet alle kennis in huis had over het berekenen en bekijken van vrachtpapieren van een Boeing 747 heb ik daar mensen bij gehaald. [13]

    In de periode 1992 tot 1995 komt de ramp uitsluitend via schriftelijke vragen aan de orde. Vanaf 1995 staat het onderwerp met regelmaat op de agenda van de Tweede Kamer. Via schriftelijke vragen en diverse vormen van overleg met leden van de regering probeert de Tweede Kamer de informatie te achterhalen die noodzakelijk wordt geacht. De woordvoerders beperken zich echter niet tot overleg met leden van de regering.

    De heer Van Gijzel: De Kamer overwoog om dit (de ladingpapieren, red.) eens door te nemen met de Raad voor de luchtvaart. Dat gesprek leidde ertoe dat de raad zei dat hij niet geïnteresseerd was in de ladingsdocumenten, omdat die geen enkele relatie met de oorzaak van de ramp hadden. De andere gesprekken, die met de ECD en met het OM, verliepen buitengewoon lastig. [3]

    Dergelijk overleg met ambtelijke diensten, buiten de ministers om, verloopt stroef. Er lijkt sprake te zijn van weerstand om informatie prijs te geven. De Commissie vindt dit betreurenswaardig want informatief overleg met ambtelijke diensten kan zeer verhelderend zijn om verschillende redenen.

    Opvallend is dat de woordvoerders ieder voor zich met de ramp bezig zijn maar dat het niet leidt tot een gezamenlijke aanpak. Hiermee wordt niet bedoeld dat er geen samenwerking zou zijn. Op onderdelen en deelvragen worden bijvoorbeeld wel gezamenlijk kamervragen gesteld. Tussen een aantal woordvoerders bestaat echter een zodanig verschil van inzicht over deze ramp dat het leidt tot een grimmige werkverhouding. De heer Keur daarover in het openbaar verhoor:

    De heer Keur: Ik moet zeggen: ik heb wel eens betere gesprekken gehad met collega's over politieke problemen binnen de Tweede Kamer. Dit liep niet erg vlotjes. [13]

    Het onderwerp vliegramp Bijlmermeer wordt sterk gekoppeld aan het Kamerlid Van Gijzel en geïdentificeerd met de persoon.

    Mevrouw Van 't Riet: Het klopt dat het een beetje het imago kreeg van het Van Gijzel-dossier (...) [14]

    De heer Van Gijzel hierover:

    De heer Van Gijzel: Maar in de periode van 1992 tot 1996, een periode waarin je voor Ludlum wordt versleten en waarin je nog steeds mannen in witte pakken najaagt, bestond voor die verbreding niet zo veel draagvlak. U moet begrijpen dat dit de context was waarbinnen dit verhaal zich afspeelde. Met collega's in de Kamer die tegen mij zeggen "hee, Bijlmerboy, stel je weer eens vragen?", is er niet echt sprake van een sfeer die ruimte biedt voor verbreding. [3]

    De Commissie ziet een patroon waarbij geen eensgezindheid is over de wijze waarop dit onderwerp geagendeerd moet worden. De slechte sfeer tussen een aantal woordvoerders is debet aan het feit dat de Tweede Kamer het onderwerp niet bevredigend aanpakt. Dit loopt door tot en met de besluitvorming over het instellen van deze Commissie. Het gevolg is een ad hoc aanpak in de Tweede Kamer.

    Agenderen van de vliegramp

    De woordvoerders constateren dat de Tweede Kamer er niet in is geslaagd zelf de vliegramp op een bevredigende wijze te behandelen.

    De heer Keur: Het had misschien ook te maken met het feit dat de commissie van Verkeer en Waterstaat zich zo indringend met die materie bezig hield en zo indringend met zichzelf bezig was om eruit te komen, dat andere ministeries een beetje – laat ik het maar wat zwart wit zeggen – buiten schot zijn gebleven. Men was echt op zoek naar de waarheid via de minister van Verkeer en Waterstaat. Die werd natuurlijk zwaar onder vuur gelegd. Daar heeft men dus geprobeerd te zoeken naar de waarheid van het hele gebeuren en misschien wel te weinig bij andere ministeries. Als ik daar achteraf op terug kijk, zal ik dat niet ontkennen. [13]

    Het initiatief wordt door de woordvoerders dus sterk gelegd bij de minister van V&W. Allerlei vragen die een relatie hebben met de vliegramp worden aan haar gesteld. De heer Van Gijzel vindt dat een deel van de oorzaak bij de minister van V&W zelf ligt:

    De heer Van Gijzel: Ik geloof dat ik publiekelijk in een Kamerdebat in 1997 zelfs tegen de minister heb gezegd dat zij te veel naar zich toe trok en dat zij teveel naar de Raad voor de luchtvaart en de RLD toeschoof. [3]

    Mevrouw Van 't Riet ziet de minister van V&W ondubbelzinnig als de coördinerend bewindspersoon:

    Mevrouw Van 't Riet: De minister van Verkeer en Waterstaat was natuurlijk ook coördinerend minister wat deze ramp aanging. [14]

    De woordvoerders zien de minister van V&W dus als de centrale bewindspersoon in dit dossier. Aan haar zijn vragen gesteld die verder gaan dan de bevoegdheden van dit ministerie. Ook zaken die te maken hebben met de minister van Justitie en de minister van VWS komen in de vaste kamercommissie van Verkeer en Waterstaat aan de orde. De heer Rosenmöller hierover:

    De heer Rosenmöller: Wat de organisatie van de Kamer betreft, weten wij hoe lastig het is om commissieoverstijgend te opereren. Dat is niet gebeurd. [15]

    Hij ziet daarmee dat de werkwijze in de Tweede Kamer, van commissies die gekoppeld zijn aan één ministerie, tot gevolg heeft dat de minister van V&W het centrale aanspreekpunt is. Wat de heer Rosenmöller betreft zou dat anders moeten.

    De heer Van den Doel: Zou dat een les moeten zijn die de Kamer zeker hier zou moeten trekken?
    De heer Rosenmöller: Ja. Ik denk dat wij daar inderdaad aanmerkelijk soepeler mee zouden moeten omgaan. Wat mij betreft was het veel beter geweest, zoals ik in een eerder stadium ten overstaan van uw commissie heb gezegd, als er in de sfeer van een begeleidingscommissie vanuit de Kamer vroegtijdig, direct vanaf 1992, bijvoorbeeld via het onderzoek dat de Raad voor de Luchtvaart heeft verricht, door de Kamer zelf een bepaalde mate van afstandelijke toetsing had plaatsgevonden. Dat laat volstrekt onverlet de uiteindelijke parlementaire controle op het standpunt dat de regering moet gaan innemen en dat in 1995 is gekomen.
    [15]

    Woordvoerders zijn zelf mede debet aan het feit dat de verantwoordelijkheden binnen het kabinet onhelder zijn door de minister van V&W als coördinerend minister te zien, zonder daarover afspraken te maken met het kabinet. Tevens is er geen sprake van een consistente lijn: wanneer de minister van V&W coördinerend zou zijn, waarom worden dan vragen gesteld aan de ministers van VWS en VROM?
    Verder worden woordvoerders van andere vaste kamercommissies beperkt betrokken. De vliegramp blijft voor een belangrijk deel binnen de vaste kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat.

    Oordeel van de Tweede Kamer over informatie de regering

    De woordvoerders beschikken allen over dezelfde informatie van de regering. Toch is de beoordeling van de informatie door de Kamerleden sterk verschillend. Dit kan niet duidelijker worden geïllustreerd dan door de mening van respectievelijk de heer Keur en de heer Van Gijzel onder elkaar te zetten:

    Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft u in de periode dat u woordvoerder was voldoende en juiste informatie gekregen? Was u tevreden met de informatie die u kreeg? Vond u die voldoende?
    De heer Keur: Op basis van de feiten die ik zelf had onderzocht, vond ik die correct en volledig.
     
    De voorzitter: De Kamer heeft onvoldoende informatie ontvangen.
    De heer Van Gijzel: De Kamer heeft onvoldoende informatie ontvangen, die ook niet altijd juist bleek te zijn.
    [3]

    Er is in de Tweede Kamer geen overeenstemming over de waardering van de inspanningen van de regering om volledige en juiste informatie te verschaffen.

    De heer Keur: Als ik daarop terugkijk, kan de enige reden geweest zijn dat ik vond, en eigenlijk nog vind, dat er een hoop suggestieve berichtgeving was over een aantal punten die wij al meerdere keren hadden doorgesproken. [13]

    Mevrouw Van 't Riet, over de vraag waarom de antwoorden van de minister van V&W niet bevredigend waren:

    Mevrouw Van 't Riet: Niet bevredigend vanwege de inhoud, omdat er zoveel vragen onbeantwoord bleven. En niet bevredigend omdat de toon was: dit is het. Terwijl wij niet het gevoel hadden, dat dit het kon zijn. [14]

    De heer Rosenmöller heeft het idee dat de insteek van de regering feitelijk is: het zo snel mogelijk sluiten van het dossier van de vliegramp:

    De heer Rosenmöller: Ik heb het proces van 4 oktober 1992 tot het moment van 26 april 1995 gekwalificeerd in die zin dat ik het idee kreeg dat er zo snel mogelijk een deksel op de pot moest. [15]

    Er ontstaat irritatie bij de woordvoerders over de informatievoorziening door de regering.

    Mevrouw Van Rooy: Wij hebben overleg na overleg gehad. Vaak hebben wij geconcludeerd dat wij wellicht iets meer wisten maar nog onvoldoende om alle vragen te kunnen beantwoorden. Dat geeft informatie verdwenen. Met name de grote onduidelijkheid die ontstaat over de ladingpapieren, vindt een oorzaak in het functioneren op de avond van de ramp en de dagen daarna. aan dat het toch nog onbevredigend was. [16]

    Bij meerdere Tweede Kamerleden ontstaat irritatie over de wijze waarop de regering omgaat met de voortdurende stroom vragen van de Tweede Kamer. De irritatie is bijzonder groot wanneer de minister van V&W ladingpapieren aanbiedt aan de Tweede Kamer. [17]

    De heer Rosenmöller: Je bent op zoek naar de inhoud van de lading, de vracht. Verder zijn die vrachtbrieven vergezeld gegaan van een begeleidende brief van de minister. Dat was op 28 augustus 1996. De minister trekt in die brief de conclusie dat de vrachtbrieven sporen met het cargomanifest. Zij zegt vervolgens: Wat ons betreft is er dus geen reden voor verdere actie. Ik heb dat op dat moment ook voor waar gehouden. Ik kom daarmee op een voor mij buitengewoon relevant punt. Op het moment dat wij feitelijke informatie krijgen van het kabinet, hoort deze volledig en juist te zijn. Dat raakt de vertrouwensregel tussen Kamer en kabinet. Als die informatie niet volledig en juist is, kunnen wij de hoofdtaak van de politieke controle op het kabinet niet meer uitvoeren en verworden wij van een politiek controleorgaan tot een detectivebureau en dat zijn wij niet. [15]

    Een aantal woordvoerders heeft sterk het idee dat de regering weinig zelf onderneemt en alleen reageert op vragen die door de Kamerleden worden opgeworpen. De heren Van Gijzel en Rosenmöller:

    De heer Van Gijzel: Ik ben zelf bij het bureau Vooronderzoek geweest om te kijken welke documenten er lagen. Toen ik tot de conclusie kwam, dat die volstrekt incompleet waren, heb ik de minister in een brief van 22 maart 1996 op de hoogte gesteld, met het verzoek mij alsnog opheldering te geven. [3]
     
    De heer Rosenmöller: (...) we moesten daar als Kamer, al dan niet op het spoor gezet door de media, voortdurend trekken.
    [15]

    Door verschillende woordvoerders is doorlopend getracht informatie ten behoeve van de vliegramp boven tafel te krijgen. Het weinig gestructureerde karakter waarmee dat gebeurt, is mede debet aan een verbrokkelde behandeling door het kabinet. Juist doordat de Tweede Kamer in sterke mate heeft bepaald of het kabinet met vragen over de ramp aan de slag ging, heeft de Tweede Kamer de mogelijkheid gehad sturing aan de structurering te geven. Deze kans is niet gegrepen.

    7.5.3 Conclusies

    Met betrekking tot informatie van het kabinet aan de Tweede Kamer

  • De Commissie vindt het aantal momenten waarop vanuit het kabinet naar de Tweede Kamer sprake is van onduidelijke, onvolledige, ontijdige of onjuiste informatie, te groot.
  • In een aantal gevallen betreft het cruciale punten die onrust en bezorgdheid in de samenleving veroorzaken.
  • In een aantal gevallen heeft het directe betrekking op de gezondheid van betrokkenen.
  • De Tweede Kamer heeft haar controlerende taak, door het grote aantal momenten waarop sprake is van inadequate informatie, niet altijd goed kunnen doen.

    Met betrekking tot de rol van de Tweede Kamer

  • De Commissie ziet dat de agendering van de vliegramp zeer sterk wordt bepaald door berichtgeving in de media en door contacten met betrokkenen. Hierdoor is geen structuur in de aanpak van de Tweede Kamer.
  • De woordvoerders hebben zich intensief ingespannen om voldoende informatie te verkrijgen.
  • Verschil van mening over inhoudelijke zaken is normaal in de Tweede Kamer en verbonden met politiek. Naar het oordeel van de Commissie zou dit echter niet mogen leiden tot de situatie dat een onderwerp niet goed wordt behandeld, zoals bij de vliegramp het geval is.
  • De Commissie is verder van oordeel dat de haperende agendering van de vliegramp voor een deel te wijten is aan de werkwijze van de Tweede Kamer. Dit komt omdat het onderwerp "blijft hangen" in de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat en het niet gebruikelijk is passende werkvormen hiervoor te initiëren. Tevens is te weinig samengewerkt tussen vaste kamercommissies.
  • Het feit dat er onduidelijkheid is over de coördinatie in het kabinet ligt deels aan de Tweede Kamer, omdat woordvoerders niet consistent zijn in het betrekken van bewindslieden bij dit onderwerp.

  • NRC Webpagina's © NRC Handelsblad