7.4 Optreden van de overheid en andere organisaties
Algemeen
Van de operationele diensten bij met name de rampenbestrijding en berging heeft de Commissie een positieve indruk overgehouden. Er is door veel hulpverleners met enorm veel energie gewerkt aan het bestrijden van deze ramp. Hulpverleners maken de eerste week lange dagen onder moeilijke werkomstandigheden en grote emotionele belasting. De Commissie spreekt bewondering en respect uit voor iedereen die zich professioneel of als vrijwilliger heeft ingezet bij de ramp. Veel van de onderstaande organisaties zijn Amsterdamse gemeentelijke diensten. Op een enkele uitzondering na vallen de operationele diensten ten tijde van de rampenbestrijding in 1992, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam. Gemeente Amsterdam
De gemeente heeft de ramp uitgebreid geëvalueerd; dit vindt de
Commissie zeer positief. De Commissie is minder te spreken over het
feit dat een vliegtuigongeval geen deel uitmaakt van de
rampenbestrijdingsplannen. Deze zijn veelal lokatiespecifiek. Dat is
afdoende voor rampen met bijvoorbeeld chemische installaties. Voor
rampen met transportmiddelen, zoals een vliegtuig of een tankauto,
voldoet deze aanpak echter niet.
Beleidscentrum
Het beleidscentrum heeft redelijk goed gefunctioneerd. Een ramp is niet te voorspellen, de organisatie van de rampenbestrijding vraagt daarom altijd improvisatie op de gegeven situatie. Daarbij worden beslissingen genomen die achteraf beter hadden gekund. Een goed voorbeeld is de te vroege berichtgeving over het aantal slachtoffers (honderden), die achteraf gelukkig onjuist blijkt. Over gevaarlijke stoffen in relatie tot de bescherming van omwonenden en hulpverleners is onder "Brandweer" het nodige opgemerkt. De Commissie ziet het in eerste instantie namelijk als de verantwoordelijkheid van de brandweer om hierin tijdens de ramp te adviseren. Er is geen aanleiding geweest de rampenbestrijding naar nationaal niveau te brengen. Brandweer
De brandweer is snel ter plaatse en heeft het vuur ook snel onder controle. Wat betreft gevaarlijke stoffen gaat de brandweer te makkelijk uit van het scenario dat er geen sprake is van gevaarlijke stoffen. Dit ondanks het feit dat vanaf het rampterrein herhaaldelijk het onderwerp gevaarlijke stoffen aan de orde wordt gesteld. Verder vindt het meten naar gevaarlijke stoffen laat plaats. Tenslotte is van belang dat de brandweer er onterecht van uitgaat dat gevaarlijke stoffen in de luchtvaart, eenzelfde betekenis hebben als bij deze ramp. Onterecht, want "gevaarlijk" voor de luchtvaart is iets anders dan "gevaarlijk" bij de rampenbestrijding. In de luchtvaart gaat het in eerste instantie om een codering die bij het afhandelen van vracht van belang is. Bij een ramp met een brand als op 4 oktober 1992 gaat het met name om de vraag welke stoffen bij een brand als gevaarlijke stoffen vrijkomen. De verbranding van een organische vloeistof geeft veelal minder schadelijke rookgassen dan de verbranding van kunststoffen. Voor radioactieve stoffen bij luchtvaartongevallen bestaan geen specifieke voorschriften. Informatie daarover is in 1992 slechts bij een beperkt aantal mensen bij de brandweer bekend. Op de avond van de ramp is voor deze zaken onvoldoende aandacht geweest. De gevolgen daarvan zijn in hoofdstuk 5 aan de orde geweest. Omwonenden, brandweermensen en andere hulpverleners hebben hierdoor blootgestaan aan onnodige risico's. Politie rampterrein
De politie is snel ter plaatse en functioneert naar omstandigheden redelijk goed. Wel is op te merken dat een grote hoeveelheid materiaal van het rampterrein en van andere lokaties is ontvreemd. Voor een deel betreft dit goederen die vervangbaar zijn, maar voor een deel gaat het om materiaal dat van belang is voor het onderzoek naar de oorzaak van de ramp. De beveiliging van het totale rampterrein was niet voldoende. Een tweede aandachtspunt is het bewaren van audio- en videobanden. Niet alleen voor de politie maar ook voor andere diensten geldt dat materiaal dat betrekking heeft op een ramp soms is vernietigd na de vijf jaar die gebruikelijk bij archivering. Het onderzoek naar het aantal vermisten is goed verlopen. De Commissie constateert dat er geen vermisten meer zijn. (NB: hier spreekt de Commissie van "de politie" omdat het een samenwerking betreft van diverse politiediensten ter plaatse.) Directe medische hulp
Voor een ramp van deze omvang is het aantal gewonden relatief beperkt. Het aanbod van directe hulp aan de gewonden komt snel op gang en is, hoewel chaotisch, op een goede wijze verlopen. Commissie van Overleg
De Commissie van Overleg (CvO) heeft over de aard van de vracht geconstateerd dat er geen sprake is van gevaarlijke lading in relatie tot hulpverleners op de rampplek. De CvO heeft dit doorgegeven aan de brandweer ter plaatse. Daarbij is geen rekening gehouden met eventuele gevaarzetting van de brand van een vliegtuig waarover de brandweer in de Bijlmermeer niet de kennis heeft die bij het CvO aanwezig zou horen te zijn. Het betreft dan informatie over het gevaar van de brand van een vliegtuig zelf (kerosine en kunststoffen en verarmd uranium). Hoewel dit geen formele taak is van het CvO zou verwacht mogen worden dat dergelijke informatie wordt doorgespeeld aan de rampenbestrijding in Amsterdam. Rampen Identificatie Team (RIT)
Het RIT heeft haar werkzaamheden op goede wijze kunnen uitvoeren ondanks het besluit de berging te versnellen. Bij besluitvorming hierover heeft het RIT goed kenbaar gemaakt wat haar belangen zijn bij de werkzaamheden. De 43 lichamen worden alle geïdentificeerd.
Luchtverkeersbeveiliging (LVB) [5]
De operationele begeleiding van het vliegtuig is, op kleine onderdelen
na, goed verlopen. Deze kleine onderdelen zouden niet tot een andere
afloop van de ramp hebben geleid. De LVB heeft zelf naar aanleiding van
het ongeval uitgebreid geëvalueerd en verbeteringen in de procedures
aangebracht. Meer gedetailleerde informatie hierover is te vinden in
hoofdstuk 2. Een manco is echter dat de bebouwing geen rol speelt in de
procedures van het afhandelen van een noodvlucht. De levens van de
mensen in het vliegtuig zijn uiteraard van groot belang maar dat
betekent niet dat de risico's van de bevolking in de buurt van de
luchthaven buiten beschouwing mogen blijven. De Commissie is van mening
dat de externe veiligheid in noodsituaties in wet- en regelgeving een
belangrijke plaats moet krijgen.
Bureau Vooronderzoek Ongevallen (BVO)
Bureau Vooronderzoek Ongevallen (BVO) is in 1992 onderdeel van de RLD.
Het onderzoek naar de technische oorzaaksvinding verloopt volgens
internationaal geldende regels en procedures. Onderdelen van het
onderzoek zijn echter niet bevredigend. Dat heeft een aantal oorzaken.
De eerste is dat op basis van te weinig onderzoek conclusies worden
getrokken over het onderhoud en de inspecties met betrekking tot de
motorophanging van de AXG.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W)
Zowel de LVB als het BVO zijn in 1992 onderdeel van de RLD. De
kanttekeningen die de Commissie maakt bij het optreden van deze
organisaties (zie bovenstaande paragrafen) vallen derhalve onder de
verantwoordelijkheid van de RLD en daarmee de minister van V&W.
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn Sport (VWS)
De Commissie is van mening dat er vanaf oktober 1992 meerdere momenten
zijn die aanleiding geven voor een nader onderzoek naar de gevolgen van
de ramp voor de volksgezondheid. Dit gebeurt pas in 1998 door het RIVM.
Naar de mening van de Commissie had de minister van VWS hiertoe eerder
haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Hierover is bovendien geen
overleg geweest met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
ordening en Milieu (VROM) en V&W. Verder zet de minister van VWS pas
onder politieke druk (een motie) vaart achter de start van een al zes
maanden eerder toegezegd inventariserend onderzoek. Dit ondanks het
feit dat er in die periode steeds meer signalen komen dat er mensen
zijn met gezondheidsklachten in relatie tot de Bijlmerramp. De
commissie Hoekstra is door de minister van VWS gebruikt als excuus voor
de late start van het inventariserende onderzoek. De Commissie stelt
vast dat de minister van VWS de Tweede Kamer niet heeft geïnformeerd
over de werkelijke reden voor de vertraging, namelijk het feit dat het
AMC meer tijd nodig had voor (de discussie over) de opzet en
voorbereiding van het onderzoek. De Commissie vindt dit onzorgvuldig. Ministerie van VROM
De Commissie acht de wijze waarop het ministerie van VROM is omgegaan met de informatie over verarmd uranium kwalijk. Dit betreft met name de Inspectie Milieu Hygiëne (IMH). Er is geen verantwoordelijkheid genomen om risico's zo veel mogelijk te beperken, zoals dat juist in de wereld van radioactieve stoffen zo gebruikelijk is. Het crisiscentrum is niet geïnformeerd, de verantwoordelijkheid voor de situatie in Hangar 8 is niet genomen, de ambtelijke top is pas weken later geïnformeerd en daar is vervolgens besloten de minister niet te informeren. Onterecht is niet uitgegaan van de meest risicovolle vorm van verspreiding van uraniumstof door de lucht. Het feit dat later (vanaf 1993) blijkt dat de radiologische consequenties blijken mee te vallen doet niets af aan dit oordeel. Inspecties
De Commissie heeft een slechte indruk overgehouden van het functioneren van de verschillende inspectiediensten bij de ramp. Het betreft de inspecties van VWS en VROM die ieder op hun eigen manier belangrijke informatie niet of te traag doorspelen. Dit monopoliseren van informatie verhindert de betrokken ministers naar bevinding van zaken te handelen. Daarnaast heeft de informatie onvoldoende geleid tot zelfstandig handelend optreden. Hierdoor zijn verhoogde gezondheidsrisico's opgetreden. Ministerie van Justitie
Het ministerie van Justitie heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid
ten aanzien van strafrechtelijk onderzoek in het kader van het ongeval,
buiten het onderzoek naar een terroristische aanslag. Deze is niet
ingevuld.
Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
De BVD heeft naar het oordeel van de Commissie op voldoende wijze invulling gegeven aan de taken om een informatieronde van de zogenaamde Technische Evaluatie Commissie te houden, en een rol te vervullen als lid van de Grote Evaluatiedriehoek. De Commissie is van mening een goed beeld te hebben van het optreden van de diverse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voor zover het onder verantwoordelijkheid valt van de Nederlandse regering. Deze veiligheids- en inlichtingendiensten zijn in zeer beperkte mate benut in het kader van de Bijlmerramp. Er heeft alleen een informatieronde in het kader van de Technische Evaluatie Commissie plaatsgevonden. Douane
De Commissie constateert dat de douane en andere controlerende instanties met betrekking tot ladingcontrole bij de AXG geen fysieke inspectie hebben uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van steekproeven. Verder stelt de Commissie vast dat controle van de ladingpapieren plaatsvindt aan de hand van het cargo manifest. Er zitten echter verschillen in gewicht tussen dat wat op het cargo manifest staat vermeld en het werkelijke gewicht van pallets zoals deze worden geladen. Naar het oordeel van de Commissie valt daarmee de bodem onder de controle vandaan. Ten behoeve van de controle door onder meer de douane moet worden gerealiseerd dat alle papieren die betrekking hebben op de lading en de feitelijke gewichten van de vracht met elkaar overeenstemmen. Dienst Luchtvaart van de Rijkspolitie
De Dienst Luchtvaart van de Rijkspolitie op Schiphol heeft op 4 oktober 1992 chaotisch gefunctioneerd. Hierdoor is lange tijd onduidelijkheid blijven bestaan over de vraag of de juiste en volledige vrachtpapieren te bestemder plekke zijn aangekomen. Met name de grote onduidelijkheid die ontstaat over de ladingspapieren, vindt een oorzaak in het functioneren op de avond van de ramp en de dagen daarna. Daarnaast zou met meer achtergrondkennis over de ladingpapieren veel onduidelijkheden voorkomen kunnen zijn. ECD
De ECD heeft op diverse momenten aangeboden te assisteren bij de zoektocht naar de lading. Op een aantal momenten is daadwerkelijk geassisteerd. De Commissie ziet bij deze dienst een pro-actieve houding, waar niet altijd gebruik van wordt gemaakt door anderen (RLD). De ECD had het onderzoek naar de lading wel meer vanuit de eigen verantwoordelijkheden verder kunnen uitvoeren.
Boeing
Boeing gaat akkoord met het aanvaarden van de schuld van het ongeluk en voert een grootscheeps revisieprogramma uit. Boeing wordt hierin mede gedreven door vergelijkbare ongevallen en incidenten met andere toestellen. Bedrijfsmatig is dat een begrijpelijke keuze. De Commissie constateert evenwel een kritische houding van Boeing richting El Al ten aanzien van het onderhoud. Het blijft voor Boeing onbegrijpelijk dat bij periodieke inspecties door El Al geen haarscheurtjes van de breekpennen aan het licht zijn gekomen. El Al
Tijdens de noodvlucht is de informatie die vanuit het toestel wordt
gegeven summier. Dit kan sterk te maken hebben met het feit dat alle
zeilen worden bijgezet om de vlucht tot een goed einde te brengen. Een
aantal beslissingen tijdens de vlucht is, blijkt achteraf, niet
optimaal geweest, maar het is zeer de vraag of de bemanning van het
toestel onder de gegeven omstandigheden neerstorten had kunnen
voorkomen. Het feit dat het toestel op de flats neerstort, is een
samenloop van gebeurtenissen. Alleen achteraf kan worden geanalyseerd
hoe een en ander wellicht had kunnen worden voorkomen.
AMC
Het AMC heeft een inventariserend, wetenschappelijk uitgevoerd onderzoek verricht naar gezondheidsklachten die in relatie worden gebracht met de vliegramp Bijlmermeer. Naar de mening van de Commissie levert dit onderzoek een bijdrage aan inzicht in de gezondheidsklachten.
Coördinatie
Direct na de ramp is de minister van Binnenlandse Zaken (BiZa) coördinerend minister. Op het moment dat de rampverklaring is ingetrokken, eind oktober 1992, is dit niet meer het geval. Uit de openbare verhoren van de bewindslieden van dat moment blijkt dat de verantwoordelijkheid van de minister van BiZa achteraf ruimer wordt geïnterpreteerd: Mevrouw Maij-Weggen: Verkeer en Waterstaat was met enige dominantie aanwezig op de plaats van het ongeval. Daardoor werd misschien bij sommige mensen de indruk gewekt dat Verkeer en Waterstaat het voortouw had vanuit de regeringsverantwoordelijkheid met betrekking tot de ramp. Dat was evenwel mevrouw Dales. [6]
De heer Lubbers: Als u het hebt over de coördinatie van wat er moest gebeuren, gaat het om de minister van Binnenlandse Zaken. [7] In het begin is het ontbreken van coördinatie geen probleem. In feite is het wachten op het rapport van de Raad voor de Luchtvaart zodat het onderwerp kan worden afgesloten. Na het eerste jaar verandert deze situatie. Er komen vragen over de lading (V&W), in verband met eventuele gezondheidsklachten (VWS), over verarmd uranium (VROM) en over strafrechtelijke zaken (Justitie). Vanaf dat moment (19941995) ligt de vraag naar afstemming voor de hand. Daarover worden door de verschillende (oud)bewindslieden geen afspraken gemaakt. Wanneer zij hierop terugkijken in het openbaar verhoor wijzen zij steeds anderen aan als verantwoordelijk bewindspersoon. De heer Kok: Als een of meerdere bewindslieden over een zo belangrijk onderwerp als dit een probleem hebben waar zij of hun topmedewerkers niet uitkomen, dan wordt dat gemeld aan de ministerraad. Het is van belang te constateren dat in de afgelopen periode een dergelijk initiatief door de desbetreffende bewindslieden niet is genomen.
De voorzitter: Was voor u op dat moment de minister van Verkeer en Waterstaat de coördinerende minister?
Mevrouw Borst: Het was dus Binnenlandse Zaken oorspronkelijk. Maar toen ik aantrad, is de coördinatie meer gezocht bij Verkeer en Waterstaat. [10]
Mevrouw Jorritsma: Ik weet nooit zo goed wat een coördinerend minister is. (...) Ik heb dus een wat bredere opvatting over de zaak gehad dan strikt noodzakelijkerwijze uitsluitend de minister van Verkeer en Waterstaat hoefde te hebben, maar echt coördinerend was het niet. [11] De Commissie is van mening, mede gelet op wat de woordvoerders hierover hebben opgemerkt, dat in de praktijk de minister van V&W gezien is als eerst aangesproken minister. Hier zijn overigens geen afspraken over gemaakt. De Commissie vindt het onbegrijpelijk dat, gezien de signalen uit de samenleving, het onderwerp nooit inhoudelijk in de ministerraad aan de orde is geweest. Het feit dat de minister-president zijn positie als voorzitter van de ministerraad op dit onderwerp op geen enkel moment heeft ingevuld vindt de Commissie niet in overeenstemming met zijn functie. Verantwoordelijkheid
Tijdens de verhoren komt het vaak voor dat een betrokkene de Commissie laat weten dat een onderwerp of een vraag niet onder zijn of haar verantwoordelijkheid valt. Het lijkt daardoor alsof niemand er iets aan kan doen dat de Tweede Kamer op een aantal punten onjuist en onvolledig wordt geïnformeerd (bijvoorbeeld over lading, gezondheid, witte pakken, uranium). De Commissie ziet een gebrek aan coördinatie. Dit is een ongewenste situatie. Bovendien constateert de Commissie dat een bewindspersoon te allen tijde verantwoordelijk is voor alle activiteiten die op het betreffende departement worden verricht. Verder is het de verantwoordelijkheid van een bewindspersoon om te zorgen dat signalen uit de samenleving op een goede wijze worden opgepakt. De Commissie constateert dat de regering niet in haar overwegingen betrekt dat een ramp van deze omvang aanleiding is tot speculaties die weer kunnen leiden tot (ongefundeerde) onrust in de samenleving.
In paragraaf 7.4 is per organisatie aangegeven wat de kanttekeningen
zijn die de Commissie maakt naar aanleiding van de afwikkeling van de
vliegramp. Dit zijn op zich reeds conclusies; die worden verder niet
samengevat. De Commissie ziet als belangrijkste punten die op diverse
plaatsen in deze paragraaf terugkomen:
|
|