6.7 Wettelijk kader gezondheid
De behartiging van de volksgezondheid is een overheidsverantwoordelijkheid. Bij de uitvoering van de gezondheidszorg is een belangrijke rol weggelegd voor het particulier initiatief. Het behoort tot de taak van in de Gezondheidswet genoemde organen om alle maatregelen, die kunnen strekken tot het gezond worden en het gezond blijven van de bevolking te bevorderen.
De Gezondheidswet van 18 januari 1956 geeft aan welke organen worden ingesteld en welke bevoegdheden deze organen hebben. Concreet gaat het om taken van de minister van Volksgezondheid, de Nationale Raad voor de Volksgezondheid, de Gezondheidsraad, het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en de provinciale Raden voor de Volksgezondheid. De minister
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is verantwoordelijk voor de zorg voor de volksgezondheid. Alle maatregelen, die kunnen strekken tot het gezond worden en het gezond blijven van de bevolking, vallen onder de zorg voor de volksgezondheid. Nationale Raad
Ten tijde van de ramp is het is de taak van de Nationale Raad (voorheen
de Centrale Raad) om op verzoek van de betrokken minister of uit eigen
beweging advies te geven over de structuur, de uitvoering, de kwaliteit
en de doelmatigheid van de gezondheidszorg, de wetten die de
volksgezondheid betreffen en andere zaken die van belang zijn voor de
volksgezondheid. Ook is het haar taak om door middel van overleg de
samenwerking te bevorderen tussen de verschillende openbare lichamen
die betrokken zijn bij de volksgezondheid (artikel 3). Gezondheidsraad
Een tweede centraal orgaan, de Gezondheidsraad, heeft tot taak
ministers voor te lichten over de stand van de wetenschap met
betrekking tot vraagstukken op het terrein van de volksgezondheid
(artikel 22).
Staatstoezicht op de Volksgezondheid
De taak van de ambtenaren, belast met het staatstoezicht op de
volksgezondheid, bestaat in de eerste plaats uit het handhaven van
wettelijke voorschriften. Daarnaast zijn de inspecteurs belast met het
uitbrengen van advies op verzoek of uit eigen beweging aan de minister
en aan de directeur-generaal voor de Volksgezondheid (artikel 36). Deze
laatste bepaling is opgenomen om de relatieve onafhankelijke positie en
eigen verantwoordelijkheid van de inspectie aan te geven. Bij de
uitvoering van zijn taak neemt de Hoofdinspecteur, die aan het hoofd
van het Staatstoezicht staat, de aanwijzingen van de minister van
Volksgezondheid en de directeur-generaal in acht (artikel 38).
Provinciale Raden voor de Volksgezondheid
In elke provincie stellen de Provinciale Staten een Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in (artikel 45). De taak voor een Provinciale Raad omvat in ieder geval het stimuleren van de gezondheidszorg binnen de provincie, het bevorderen van coördinatie van alle werkzaamheden, het uitbrengen van advies, het samenwerken met andere provinciale raden en het verrichten van werkzaamheden ter bevordering van een doelmatig stelsel van voorzieningen voor gezondheidszorg in de provincie (artikel 47). 6.7.2 Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (1990)
De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid geeft de gemeenteraad bepaalde taken op het gebied van de collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg welke moeten bijdragen tot de totstandkoming, de continuïteit en de samenhang van beide sectoren. Deze taken betreffen onder meer het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking, gebaseerd op epidemiologische analyse en het bewaken van de gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen met gevolgen voor het leefmilieu. Ook de taken voor de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD's) vinden hun ontstaansgrond in deze wettelijke regeling (zie ook par. 6.4.8)
Naast het wettelijk kader ten tijde van de ramp is met name de
wetgeving na de ramp van belang. Dan immers ontstaan steeds meer
gezondheidsklachten.
Wet op het RIVM
Bij de wet van 21 oktober 1996 (inwerkingtreding volgens het besluit
van 25 februari 1997) wordt de zelfstandige taakuitoefening van het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geregeld.
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)
In 1988 werd de Leidraad klachtenonderzoek Staatstoezicht op de Volksgezondheid vastgesteld, welke regels bevat over de te volgen procedure bij het klachtenonderzoek door de Inspecteur van het Staatstoezicht en criteria voor de gevallen waarin de inspecteurs zich behoren te wenden tot de officier van justitie dan wel het Medisch Tuchtcollege. Met de totstandkoming van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector is
in beginsel voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen taak
meer weggelegd als behandelaar van klachten. De taak van de inspectie
ligt sindsdien in het toezicht houden op de naleving van de wettelijke
voorschriften op het gebied van de volksgezondheid en het bewaken van
de kwaliteit van de gezondheidszorg, hetgeen geregeld is in de Leidraad
van 26 november 1996, ministerie van VWS. Deze biedt de burgers
duidelijkheid over de wijze waarop de Inspectie met klachten zal
omgaan. |
|