Terug naar inhoudsopgave rapport
Terug naar Dossier Bijlmerenquête, NRC Handelsblad


6.6 Positie El Al op Schiphol

In verband met dit onderwerp, dat ook ter sprake komt in hoofdstuk 7, wordt hieronder slechts behandeld het wettelijk kader in verband met de bewapening van beveiligingspersoneel ten behoeve van El Al.

6.6.1 Wettelijk kader bewapening van beveiligingspersoneel El Al

Dit wettelijk kader bestond ten tijde van de ramp uit twee regelingen: de herziene Luchtvaartwet (1991) en de Wet Wapens en Munitie (1989).

Herziene Luchtvaartwet (1991)

Sinds 1991 is volgens de herziene Luchtvaartwet de minister van Justitie politiek verantwoordelijk voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Volgens artikel 37 i kan de minister van Justitie op grond van omstandigheden en inlichtingen vaststellen dat een bijzonder gevaar bestaat dat luchtvaartuigen object van terroristische aanslagen zullen zijn.
Uitvoering van de beveiligingstaak op de burgerluchthavens is ingevolge de Politiewet 1993 in handen van de Koninklijke Marechaussee. Deze wet was echter nog niet in werking op 4 oktober 1992.

Wet Wapens en Munitie (1989)

Ten tijde van de ramp gold de Wet Wapens en Munitie (1989), volgens welke voor het hebben van vuurwapens vergunningen werden afgegeven door de korpschef na instemming van de minister van Justitie op basis van artikel 29 van die wet en onderdeel 4.2.11.1 van de circulaire Wapens en Munitie. De minister van Justitie had de bevoegdheid aanwijzingen te geven voor de uitvoering van deze wet.

De speciale positie van El Al op Schiphol komt aan de orde in hoofdstuk 7.
Sinds 1991 is volgens de herziene Luchtvaartwet de minister van Justitie politiek verantwoordelijk voor de beveiliging van de burgerluchtvaart.


NRC Webpagina's © NRC Handelsblad