5.5 Gezondheidsklachten
De Commissie heeft zelf geen medisch-wetenschappelijk onderzoek
verricht naar gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners en hulpverleners,
maar heeft wel gesproken met mensen met gezondheidsklachten en heeft
diverse publikaties en onderzoeken over het onderwerp bestudeerd en
lopende onderzoeken op de voet gevolgd. Op basis hiervan wordt
gerapporteerd.
5.5.1 Inventariserend onderzoek van het AMC
In opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg inventariseert het
AMC in de periode mei 1998-juni 1999 gezondheidsklachten van
betrokkenen bij de Bijlmerramp. Het onderzoek kent drie hoofdvragen,
elk behandeld in een deelonderzoek:
1. Welke gezondheidsklachten worden aan huisartsen in Amsterdam
Zuidoost gepresenteerd, waarbij door de huisarts ofwel door de
patiënt een relatie wordt gelegd met de Bijlmerramp?
2. Welke gezondheidklachten ervaren mensen, die zelf een relatie
leggen tussen deze problemen en de Bijlmerramp?
3. Zijn de klachten en diagnoses, die mensen zelf aan de ramp
toeschrijven bekend bij de huisarts en zijn deze naar het oordeel van
de huisarts aan de ramp toe te schrijven?
Eerste deelonderzoek: het huisartsenonderzoek
Voor het eerste deelonderzoek zijn open interviews gehouden met 51 van
de 55 huisartsen in de regio Amsterdam Zuidoost en Diemen Zuid. De
ondervraagde huisartsen hebben een patiëntenpopulatie van ongeveer
92 000 personen. In totaal wijzen zij ongeveer driehonderd patiënten
aan waarbij de gezondheidsklachten volgens hen te maken hebben met de
Bijlmerramp. Daarnaast leggen ongeveer vierhonderd patiënten zelf een
verband met de Bijlmerramp.
[47]
De onderzoekers komen tot drie groepen patiënten met verschillende
klachtenpatronen:
bewoners van de getroffen flats, vooral allochtonen. Deze
groep vertoont volgens de huisartsen, naast bij de ramp opgelopen
kwetsuren en algemene klachten als moeheid en malaise, vooral klachten
van psychische aard.
hulpverleners. Het gaat hier om een kleine groep in
Amsterdam Zuidoost woonachtige, voornamelijk Nederlandse mannen, die
vóór de ramp de huisarts niet frequent bezochten. Een deel van hen
vertoonde, volgens de huisartsen, in eerste instantie psychische en
algemene lichamelijke klachten als moeheid, overal pijn, vaak ziek.
Later worden ook lichamelijke klachten als huid- en luchtwegproblemen
gemeld. Daarnaast heeft een klein aantal van hen last van huiduitslag,
rode bulten en jeuk aan armen en benen.
omwonenden en ooggetuigen. Een groep, zowel bestaande uit
autochtonen als allochtonen, met een divers klachtenpatroon. Ook zij
vertonen psychische klachten, algemene klachten als moeheid en een
breed palet van lichamelijke klachten als hoesten, kortademigheid,
allergie, haaruitval en huidklachten.
Tweede deelonderzoek: het telefonisch meldpunt
In de periode juni-juli 1998 is iedereen die een relatie legt tussen de
gezondheidsproblemen en de ramp in de gelegenheid gesteld om een
speciaal daartoe ingericht gratis telefoonnummer te bellen.
Uiteindelijk hebben 903 mensen zich via dit nummer gemeld, van wie 846
met lichamelijk klachten. Van deze 846 is informatie verzameld en
geanalyseerd. De analyse leverde het volgende op:
vrouwen melden meer algemene lichamelijke klachten dan
mannen, maar minder psychische problemen en huidklachten
psychische problemen worden het meest genoemd in de
leeftijdscategorie 3050 jaar
huidklachten en algemene lichamelijke klachten worden meer
gemeld door autochtonen dan door allochtonen; voor ademhalingsklachten
geldt het omgekeerde
allochtonen (met uitzondering van Surinamers) melden ook
meer klachten van het bewegingsapparaat (nek, schouder, hand/vinger,
spierpijn en meerdere gewrichten)
flatbewoners melden de meeste psychische problemen; mensen
uit Amsterdam Zuidoost (inclusief flatbewoners) noemen meer
luchtwegproblemen en algemene lichamelijke klachten
mensen die in Hangar 8 werkten melden meer problemen van het
bewegingsapparaat en hebben meer oog- en stofwisselingsklachten
politiemensen melden de meeste huidklachten
mensen die de slachtoffers hielpen noemen meer klachten aan
de luchtwegen dan de andere hulpverleners of de slachtoffers.
Op basis van de tweede tussenrapportage komt het AMC tot de
conclusie dat er geen eenduidig klachtenpatroon is bij hulpverleners,
slachtoffers en omwonenden die betrokken waren bij de
Bijlmerramp.
[48]
De heer IJzermans: Wij zochten naar, zeg maar,
klinische beelden, dus de samenhang van klachten die op een gegeven
moment iets zegt. Wij hebben dat dus wel gevonden bij posttraumatische
stress, zoals u gisteren heeft gehoord. Maar voor klinische beelden van
uitsluitend lichamelijke achtergrond hebben wij te weinig gegevens
gevonden. Ik denk dat het beste voorbeeld is dat zoals u weet wij
bijna 3500 klachten hebben doorgekregen, maar dat de meest voorkomende
combinatie van klachten is: 18 maal. En dat is natuurlijk heel
weinig.
[49]
Het AMC wijst lichamelijk onderzoek van de hand. Dit mede in het
licht van de constatering dat 87% van de bellers onder behandeling is
van een (huis)arts.
De Commissie heeft op 15 januari 1999 gesproken met bewoners en
hulpverleners met gezondheidsklachten. Het viel de Commissie op dat de
klachten van bewoners en hulpverleners grote overeenkomsten vertonen.
Ook de heer Kurk, gespecialiseerd in het chronisch
vermoeidheidssyndroom, signaleert een klachtenpatroon bij
Schipholmedewerkers die hij onder behandeling heeft en waarvan het
grootste deel zich heeft aangemeld bij het telefonisch meldpunt.
De heer Oudkerk: Kunt u aangeven, wat de hoofdmoot van
de klachten is waarmee deze patiënten bij u terecht zijn gekomen?
De heer Kurk: Allereerst intense vermoeidheid, zonder
dat er verklarende omstandigheden zijn waardoor zij op enig moment
vermoeid zijn geworden. Vervolgens klagen veel mensen over geheugen- en
concentratieproblemen, waarvoor eigenlijk ook geen verklaring is. Dat
gaat vaak gepaard met spier- en gewrichtsklachten, waarbij mensen niets
aan die spieren of gewrichten zien en waarbij ook uit onderzoek geen
verklaring tevoorschijn komt zoals bijvoorbeeld reumafactoren of wat
dan ook.
De heer Oudkerk: Ik herhaal het even. Mensen zijn
intens moe, hebben geheugenstoornissen of concentratieverlies en
spieren/of gewrichtsklachten.
De heer Kurk: Ja.
De heer Oudkerk: Is dat een patroon, of komt dat bij
al die mensen voor?
De heer Kurk: Het komt bij al die mensen voor. Al die
mensen zijn moe en meestal hebben zij die twee andere klachten
ook.
[5]
Derde deelonderzoek: dossieronderzoek bij de huisarts
Mensen die contact zochten met het telefonisch meldpunt hebben niet
alleen klachten, maar ook diagnoses opgegeven. Deze diagnoses en
klachten zijn na toestemming van de betrokken personen, in fase drie
van het onderzoek voorgelegd aan de behandelend (huis)arts. Het AMC
komt in grote lijnen tot de volgende conclusies:
De huisartsen kennen de klachten en diagnoses van
patiënten die hun klachten in verband brengen met de Bijlmerramp
goed. De uitkomsten uit de eerste tussenrapportage, interviews onder
huisartsen, worden bevestigd.
In 6% van de gevallen is naar het oordeel van de huisartsen
een relatie met de Bijlmerramp waarschijnlijk. In 40% van de gevallen
achten de huisartsen een relatie onwaarschijnlijk en in iets meer dan
de helft van de gevallen gaf de huisarts het oordeel "Mogelijk".
Er is niet, zoals tijdens de verhoren van de Parlementaire
Enquêtecommissie gesuggereerd, een "omslagpunt" in 1997. 44,7
procent van de diagnoses werd gesteld in de periode 19951997.
Er zijn via het meldpunt, het dossieronderzoek en door
informatie van enige artsen, 11 bewezen auto-immuunaandoeningen
gevonden. Daarnaast zijn er enige van deze aandoeningen gemeld waarbij
de bewijskracht uit de dossiers te gering was. Ten slotte zijn 5
aandoeningen gemeld waarbij het immuunapparaat tijdelijk is aangedaan.
Het AMC is niet geheel zeker over de gemelde
auto-immuunaandoeningen. De extra aandacht die is besteed aan deze
groep ziektes heeft geen aanwijzingen opgeleverd die nader onderzoek,
zowel wetenschappelijk als lichamelijk, gewenst maken. Toch zijn er
vrij veel auto-immuunfenomenen, zoals haaruitval, verkleuring van de
huid en bepaalde problemen met de schildklier. Deze aandoeningen vergen
toch alertheid bij de behandelende artsen.
Vanuit de door het AMC verzamelde gegevens is geen verband
te leggen tussen de gezondheidsklachten en iets specifieks in de lading
of brand.
[50]
Eindrapport
In juni 1999 komt het AMC met haar eindrapport. In het eindrapport
zullen conclusies worden getrokken op basis van de drie deelrapporten.
Daarnaast zal worden ingegaan op de meldingen die zijn binnengekomen na
sluiting van het telefonische meldpunt en de schriftelijke vragenlijst
die de bellers kregen opgestuurd. Over deze lijst is veel commotie
ontstaan. Ten onrechte ging een aantal mensen er vanuit dat de
vragenlijst de basis vormde voor de inventarisatie van klachten en
diagnoses. De wetenschappelijk erkende en zeer veel gebruikte
vragenlijst was aan het onderzoek toegevoegd om een vergelijking te
kunnen maken tussen de groep bellers en andere groepen. De mensen die
een vragenlijst hadden verwacht over hun lichamelijke klachten konden
hun klachten hier niet op kwijt. Hierdoor kregen zij de indruk dat het
AMC te veel de nadruk legt op psychische stoornissen en PTSS. Vanwege
deze commotie heeft het AMC er van afgezien de analyse van de
vragenlijsten mee te nemen in de tweede tussenrapportage.
Conclusie Het inventariserende onderzoek van het AMC levert een
belangrijke bijdrage aan het inzicht in de gezondheidsklachten die in
relatie worden gebracht met de Bijlmerramp.
De commissie sluit niet uit dat er sprake is van een
klachtenpatroon.
5.5.2 Posttraumatische stress-stoornis
Veel mensen in Nederland weten nog wat ze aan het doen waren toen ze
hoorden dat er een vliegtuig was neergestort in de Bijlmermeer. Dit
geldt nog sterker voor mensen die de ramp met eigen ogen hebben gezien.
Het beleven en meemaken van de ramp heeft bij veel van deze mensen een
onuitwisbare indruk achtergelaten.
"Ik wou gillen en stampen omdat ik bang was en toen mijn moeder terug
kwam zei ze dat die mensen gingen springen en toen me zus terug kwam
zei ze dat kinderen met vuur aan hun lijf gingen wegrennen en ze zag
een vrouw met een verbrande baby en ze zag mensen en kinderen levend
verbranden.
[51]
Tijdens een expertmeeting over Post traumatische stress stoornis
(PTSS) is het volgende verhaal aan de Commissie verteld:
Mevrouw B. en haar echtgenoot gaan in de namiddag van 4 oktober 1992 op
bezoek bij kennissen. Hun kinderen, van 16 en 14 jaar oud, blijven
thuis. Tegen haar dochter zegt zij dat zij niet laat thuis zal komen,
dat zij niet lang zal wegblijven. Zij lopen naar de flat die tegenover
hun eigen flat ligt, en horen opeens een harde knal. Zij horen iemand
gillen: er is een vliegtuig neergestort. Als zij achteromkijken, zien
zij een enorme vuurzee. Het duurt even voordat het tot hen doordringt
dat het vliegtuig nota bene op hun eigen flat is neergestort. Mijnheer
B. gilt het uit: o, nee, onze kinderen. Mevrouw B. holt naar de flat en
raakt hysterisch als zij ziet dat hun appartement volledig verdwenen
is. Die avond lopen beiden verdwaasd rond op de plek van de ramp en
worden zij uiteindelijk naar het opvangcentrum gebracht. Vanaf dat
moment begint voor hen het wachten op nieuws over hun kinderen. Pas
anderhalve week na de ramp komen enkele politieagenten bij hen langs
met het slechte nieuws over hun kinderen. Als bewijs dat zij dood zijn,
worden delen van kledingstukken en sieraden van de kinderen getoond.
Dat is een enorme klap. Mevrouw B. denkt nog dagelijks aan de ramp
terug. Zij hoort nog steeds die knal en het gegil van alle mensen, en
voelt zich verdoofd. Het is alsof het niet echt gebeurd is. Zij heeft
nergens meer zin in en wilde soms dat zij was thuisgebleven en samen
met haar kinderen was omgekomen.
[52]
Veel mensen hebben verschrikkelijke dingen gezien. Geluiden, beelden
en geuren staan voor altijd in het geheugen gegrift. Het is een
algemeen gevoel dat mensen die iets vreselijks meemaken, daardoor zeer
geraakt worden en het op een of andere manier moeten verwerken. Mensen
kunnen het als het ware niet vergeten. Deze emotionele conditie kan
worden omschreven als PTSS.
De vliegramp in de Bijlmermeer is een gebeurtenis die PTSS heeft
veroorzaakt, zowel bij hulpverleners als bij slachtoffers. Het mogelijk
ontstaan van PTSS in Amsterdam wordt al vroeg onderkend. In het
nazorgplan van de gemeente Amsterdam wordt een behandeling voorgesteld
van psychische klachten bij slachtoffers en hulpverleners. Uit
evaluatie-onderzoek van het AMC uit 1993 blijkt dat 72 procent van de
onderzochte personen in meer of mindere mate te kampen heeft met
traumatische klachten. Een kwart van deze mensen heeft daadwerkelijk
PTSS.
[53]
Dezelfde groep respondenten is een jaar later opnieuw onderzocht.
Het AMC constateert dat het percentage van mensen met PTSS nauwelijks
is gewijzigd. Over dit resultaat is de heer B.P.R. Gersons gevraagd:
De heer Van den Doel: Ik wil nu meer kijken naar de
lange termijn. In het onderzoek geeft u aan, dat is net ook al gezegd,
dat een half jaar na de ramp zo'n 24 procent PTSS-slachtoffer was.
Anderhalf jaar na de ramp heeft u dat nog een keer bekeken. Toen bleek
dat het percentage nauwelijks was teruggelopen.
De heer Gersons: Dat klopt.
De heer Van den Doel: U concludeerde in uw onderzoek
dat de termijn van de nazorgfase in feite zou moeten worden bijgesteld.
Kunt u daarover iets zeggen? Wat zijn toen uw vervolgstappen geweest?
De heer Gersons: In de rapportages, wij hebben er twee
gemaakt, hebben wij er keer op keer op aangedrongen dat er een
informatie- of coördinatiecentrum wordt ingericht na zo'n ramp,
zoals bijvoorbeeld is gebeurd na de vliegramp op Zanderije. Dat heeft
heel goed gewerkt over een jaar of vier. Dat helpt met name, omdat je
dan in de gaten kunt houden hoe het met de mensen is, hun sociale
situatie, maar ook hun gezondheidssituatie. Wij zijn een beetje eenzaam
geweest in dat verzoek en aangezien wij daarvoor geen bevoegdheden
hebben, is het niet gelukt. Ik denk, als wij nu terugkijken, dat het
goed zou zijn voor de ramp na de ramp, zoals je dat in de psychiatrie
noemt, in de toekomst over een aantal jaren een informatiecentrum rond
zo'n ramp op te zetten, zodat je niet zo'n chaos krijgt, als waarin
wij nu terecht zijn gekomen.
[54]
Het aantal mensen met PTSS is in 1992 en later veel hoger dan in
eerste instantie wordt verwacht. Een duidelijke reden is hiervoor niet
te geven. Wellicht is een van de verklaringen de samenstelling van de
populatie in de Bijlmermeer. Deze kenmerkt zich door de aanwezigheid
van vele nationaliteiten en vluchtelingen uit conflictregio's.
Wellicht is deze groep kwetsbaarder voor PTSS bij een nieuwe
traumatische ervaring.
Professor Gersons adviseert de gemeente Amsterdam al in 1993 een
centraal coördinatiepunt op te stellen op de plaats van de ramp. Zo
kan de nazorg in de eerste acute fase in een zo vroeg mogelijk stadium
helder en overzichtelijk worden gestuurd. Dit is niet gebeurd.
Het AMC inventariseert in 1998 klachten onder bewoners van de
Bijlmermeer. Dit gebeurt met behulp van het in dit hoofdstuk beschreven
telefonische meldpunt en de schriftelijke vragenlijst. Het is op basis
van dit onderzoek dat Gersons constateert dat er nog 100 patiënten
zijn met PTSS-klachten die gerelateerd zijn aan de Bijlmerramp.
De heer Gersons: Door de telefonische enquête weten
wij dat er in ieder geval een grote kans is dat het 100 mensen betreft,
maar het kunnen er ook meer zijn. Dat kan ik niet zeggen.
[51]
Uit de tweede tussenrapportage van het inventariserende onderzoek
naar gezondheidsklachten in relatie tot de Bijlmerramp blijkt dat nog
circa 100 mensen kampen met een onverwerkte posttraumatische
stress-stoornis. Op dit moment verzorgt de heer Gersons voor deze 100
mensen een behandeling.
De Commissie heeft met veel Bijlmerbewoners en hulpverleners
gesproken. Veel van deze mensen kampen tot op de dag van vandaag met
lichamelijke klachten die zij toeschrijven aan de Bijlmerramp.
Opvallend genoeg maken weinigen aan de Commissie kenbaar gevoelens van
angst, depressie of PTSS te hebben. Wellicht hangt dit samen met het
schijnbare taboe dat in Nederland nog rust op psychische klachten,
Mensen krijgen al snel te horen "het zal wel tussen de oren zitten".
Het is juist vanwege dit taboe dat de Commissie aandacht wil vragen
voor de Bijlmerslachtoffers met PTSS en psychische klachten. PTSS is
een ziekte. Mensen met PTSS zijn niet gek, ze zijn ziek. Zieke mensen
hebben recht op een goede behandeling.
Conclusies Er is een directe relatie tussen psychische klachten,
waaronder PTSS en de Bijlmerramp.
Uit de inventarisatie van het AMC blijkt dat er in 1998 nog
zeker 100 mensen rondlopen met PTSS en aan hieraan gerelateerde
klachten, die een gevolg zijn van de Bijlmerramp. Dit ondanks het feit
dat in 1992 en 1993 een groot aantal mensen is behandeld.
5.5.3 Auto-immuunziekten
In oktober 1998 signaleert professor Weening twee patiënten met
auto-immuunaandoeningen waarbij wellicht sprake is van een relatie
met de Bijlmerramp. In de periode oktober 1998 tot april 1999 groeit
het aantal meldingen van auto-immuunaandoeningen gestaag. In januari
1999 komt de heer Weening nog twee gevallen op het spoor. In dezelfde
maand publiceert het AMC de tweede tussenrapportage van het
inventariserende onderzoek. Uit deze rapportage blijkt dat bij het
telefonisch meldpunt zich zestien mensen hebben gemeld met een
auto-immuunaandoening. In de derde fase worden deze meldingen
geverifieerd bij de huisarts. Vervolgens heeft een groep deskundigen de
meldingen kritisch bekeken. Op 12 april 1999 komt het AMC met de
resultaten naar buiten.
Aantal auto-immuunziekten (Inventariserend onderzoek
AMC)
Status
|
Diagnose
|
Aantal
|
Man
: Vrouw
|
Bevestigd
|
SLE
|
6
|
3 : 3
|
|
Vasculitis
|
2
|
2 : 0
|
|
Overig
|
3
|
0 : 3
|
Niet bewezen, maar mogelijk
|
SLE
|
0
|
|
|
Vasculitis
|
2
|
2 : 0
|
|
Overig
|
3
|
2 : 1
|
Mogelijk, maar te weinig gegevens
|
SLE
|
1
|
1 : 0
|
|
Vasculitis
|
1
|
0 : 1
|
|
Overig
|
4
|
2 : 2
|
Totaal
|
|
22
|
|
Bij een aantal andere aandoeningen die door het AMC zijn
gevonden is weliswaar het immuunapparaat in het geding, maar is strikt
gesproken geen sprake van een auto-immuunaandoening. Het gaat hier om
sarcoidose en multiple sclerose.
Multiple sclerose is bij één patiënt vastgesteld. Multiple
sclerose is een ontsteking van de hersenen en/of het ruggemerg, waarbij
een verlittekening optreedt met verlies van de normale functie van dat
deel van het zenuwstelsel. Sarcoïdose is bij vier patiënten vastgesteld en bij drie nog
onbewezen.
Sarcoïdose is een bijzondere vorm van chronische
ontsteking, die vaak systemisch voorkomt en bijvoorbeeld de longen, de
lymfeklieren, de huid, de slijmvliezen, de nieren en de lever kan
aantasten.
Na afloop van zijn openbaar verhoor door de Commissie heeft huisarts
A.M.N. Makdoembaks een rapport aan de Commissie overhandigd, waarin hij
onder het kopje "aandoeningen die een auto-immuunziekte zouden kunnen
zijn" een uitgebreide beschrijving geeft van de medische dossiers van
52 van zijn patiënten. Een groot deel van deze patiënten heeft
aandoeningen die niet in de categorie auto-immuunaandoeningen kunnen
worden ondergebracht. Een voorbeeld is vitiligo, een ziekte die een
verkleuring van de huid geeft. De Commissie heeft het AMC gevraagd de
gegevens voor te leggen aan een panel van deskundigen. Het panel kwam
tot de conclusie dat voor twee patiënten de diagnose
auto-immuunziekte kan worden gesteld. Voor vijf andere patiënten
geldt dat een auto-immuunziekte heel goed mogelijk is, maar er nog
onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.
Op verzoek van de Commissie hebben het AMC en huisarts Makdoembaks
patiëntgegevens vergeleken. De vraag daarbij was: In hoeverre komen
de gegevens van patiënten met auto-immuunziekten van huisarts
Makdoembaks overeen met de persoonsgegevens zoals die in het
inventariserend onderzoek zijn gevonden? Na vergelijking komen ze tot
de conclusie dat er wat betreft de auto-immuunmeldingen geen overlap is
tussen de gegevens in het AMC-bestand en de patiëntgebonden gegevens
van de heer Makdoembaks.
[1]
Er is dus geen sprake van een
mogelijke dubbeltelling. Daarmee komt het totaal aantal bevestigde
auto-immuunaandoeningen die mogelijk een relatie hebben met de
Bijlmerramp op 13. Voor 16 andere gevallen is het mogelijk of zijn er
nog te weinig gegevens om een diagnose te stellen. Tijdens de openbare verhoren is met professor Weening en minister
Borst gesproken over de vraag of dit aantal zorgwekkend is.
De heer Oudkerk: Dan komt vanzelf de vraag: dat zijn
er veel? Net sprak u over 25 gevallen op de 100 000 mensen, dat is er
1 op de 4000. Dat heb ik even snel uitgerekend. Ik weet niet hoeveel
mensen betrokken zijn geweest bij de Bijlmerramp. Ik weet wel dat zich
846 en nog eens 200 à 300 mensen bij het AMC hebben gemeld. Laten we
dat aantal verdubbelen, dan kom je op 2000 mensen. Dat aantal kun je
nog een keer verdubbelen en dan kom je op 4000 mensen. Dan zou er op
die groep één zo'n geval moeten zijn. Hoe verklaart u het
verschil?
De heer Weening: Ja, dit is heel veel. Wat ook bijzonder
is, is dat de patiënten die bij wij gezien hebben, de drie mensen die
een nierbiopsie hebben ondergaan en die SLE hadden, alledrie mannen
waren, terwijl de verhouding vrouw-man bij deze ziekte negen op één
is. Dat was dus ook een vreemde clustering. Bij de patiënten die er
later bij zijn gekomen naar aanleiding van het onderzoek van de heer
IJzermans zit een aantal vrouwelijke patiënten. Maar dit zijn er veel
en ik weet niet waaraan dit getal gecorreleerd moet worden. Je kunt
denken aan blootstelling aan toxische stoffen.
[4]
Mevrouw Borst tijdens haar openbaar verhoor:
Mevrouw Borst-Eilers: Ik ben er bijna van overtuigd
dat wij nu iets op het spoor zijn, want de verhouding tussen het aantal
mannen en het aantal vrouwen is zo buitengewoon
merkwaardig.
[16]
Conclusies Er zijn minimaal 13 auto-immuungevallen met een mogelijke
relatie met de Bijlmerramp. Voor 16 andere gevallen is het mogelijk of
zijn er te weinig gegevens om de diagnose te stellen.
De Commissie vindt het aantal (mogelijke)
auto-immuungevallen, gezien de stand van de wetenschap, veel. Een
relatie met de Bijlmerramp kan naar de mening van de Commissie dan ook
vooralsnog niet worden uitgesloten.
5.5.4 Chronisch vermoeidheidssyndroom
Vanaf oktober 1997 melden, na verwijzing door huisartsen, meer dan
zestig Schipholmedewerkers zich op het spreekuur van de heer Kurk. De
meeste patiënten van de Schipholpopulatie zijn in Hangar 8 geweest,
waar wrakstukken lagen van het neergestorte El Al-toestel.
Zonder wetenschappelijk pretentie heeft de heer Kurk uit deze groep
patiënten een willekeurige steekproef genomen van 30 personen en
vergeleken met patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom.
De voornaamste klachten in beide groepen zijn moeheid, concentratie-
en/of geheugenverlies en spier- en/of gewrichtsklachten. De Schipholmedewerkers hebben een volledig lichamelijk en een
zogeheten oriënterend onderzoek ondergaan. Hierbij werden geen
afwijkingen vastgesteld. Oriënterend onderzoek naar bezinking,
bloedbeeld, orgaanziekten, virusinfecties, endocriene ziekten en
auto-immuunziekten vertoonde geen voor de klachten verklarende
afwijkingen.
Op grond van literatuurgegevens en op grond van ervaring met
diagnostiek en behandeling van chronische vermoeidheid heeft de heer
Kurk onderzoek verricht naar de carnitine-status bij de patiënten.
Bij de groep Schipholmedewerkers signaleert de heer Kurk, net als bij
CVS-patiënten een tekort aan carnitine.
[55]
De heer Kurk komt dan ook tot de conclusie dat de Schipholmedewerkers
lijden aan het chronisch vermoeidheid syndroom, waarin zij in symptomen
niet te onderscheiden zijn van andere patiënten met chronische
vermoeidheidsklachten.
De heer Kurk: De diagnose is een chronisch
vermoeidheid syndroom. Er is dus een combinatie van klachten. Dat zijn
symptomen. Die voeg je samen tot een syndroom. Bij uitsluiting van
bekende orgaanziekten en virusinfecties en omdat het om een chronische
vermoeidheidsklachten gaat, wordt dat genoemd chronisch vermoeidheid
syndroom, met als bijkomende diagnose een verlaagde acetyl-carnitine
waarde.
[5]
Het is niet goed bekend hoe vaak het chronisch
vermoeidheidssysndroom voorkomt.
De heer Kurk: Er zijn getallen dat er zo'n
20 00030 000 mensen chronisch vermoeid zijn. Dat gaf ook te denken
in relatie tot de Schipholpopulatie; 20 00030 000 mensen verdeeld
over een populatie van 15 mln., dan zul je per woonwijk relatief weinig
mensen aantreffen met chronische vermoeidheidsklachten. Vind je dan in
een kleine regio zo'n groot aantal, dan roept dat vragen
op.
[5]
De heer Kurk heeft geen antwoord op de vraag wat de oorzaak of
oorzaken zijn van de klachten bij de groep Schipholmedewerkers. In de
lijst van mogelijkheden lijkt een relatie tussen klachten en
werkomstandigheden voor de hand te liggen, maar valt niet te
bewijzen. Ook een relatie tussen de klachten en een verblijf in en
rondom Hangar 8 staat niet vast. Een relatie tussen de
gezondheidsklachten, de duur van het verblijf in Hangar 8 of het
tijdstip dat klachten ontstonden komt uit de analyse van de heer Kurk
niet meetbaar naar voren.
De heer Kurk: Ik kan dat niet met zekerheid zeggen. Ik
moet proberen in logisch verband te denken. Zou er bijvoorbeeld een
relatie kunnen zijn tussen de duur dat mensen in hangaar 8 zijn
geweest? Verder gaat het om de ernst van de klachten en wanneer die
klachten zijn ontstaan. Er komt bij mij geen enkele correlatie naar
voren. Er zijn mensen, die aangeven er twee uur geweest zijn en drie
jaar nadien klachten krijgen. Er zijn mensen die daar veel meer uren
zijn geweest en nauwelijks klachten hebben. Er is een enorme spreiding.
Er komt niet naar voren, dat, naarmate iemand daar langer is geweest,
hij sneller of indringender klachten krijgt.
[5]
Conclusie De Commissie onderschrijft de conclusie van de heer Kurk
dat voor verklaring van de klachten bij de Schipholmedewerkers in de
eerste plaats de specifieke arbeidsomstandigheden in ogenschouw moeten
worden genomen.
5.5.5 Mycoplasma
Enkele mensen die hun gezondheidsklachten toeschrijven aan het mogelijk
genetisch gemanipuleerde mycoplasma hebben zich gewend tot professor
dr. Garth Nicolson uit Huntington Beach in de Verenigde Staten. De heer
Nicolson was tot enige jaren geleden professor aan de Universiteit van
Texas als celbioloog en oncoloog. Hij heeft op dit terrein een groot
aantal publicaties op zijn naam staan. Sinds enkele jaren heeft hij een
eigen research laboratorium waar, voornamelijk voor wetenschappelijke
doeleinden, bloed wordt onderzocht.
De heer Nicolson zegt in staat te zijn om met een nieuwe, zeer
gevoelige techniek Mycoplasma fermentas Incognitis in bloed aan te
tonen en mensen met klachten van chronische vermoeidheid op grond van
een infectie daarmee te kunnen genezen.
Op 8 maart 1999 brengt adjunct-directeur O.B.A. Veldhuijzen van
Zanten van KLM arboservices, in het kader van de ontwikkeling van het
protocol voor het behandeladvies, een bezoek aan de heer Nicolson. In
een brief aan de Commissie doet hij verslag van zijn bezoek:
"Nicolson zelf heeft tijdens dit bezoek een uitvoerige
diapresentatie gegeven. Hij is goed te volgen in zijn uitleg over het
chronisch vermoeidheidssyndroom, stress, verminderde weerstand en het
verband met mycoplasma-infecties. Hij legt zelf de relatie dat
langdurige stress (door wat voor oorzaak dan ook) kan leiden tot een
verminderde weerstand. Hierdoor kunnen normaal bij de mens voorkomende
bacteriën pathogeen worden. (...) Nicolson zegt in zijn laboratorium
een nieuwe methode ontwikkeld te hebben, die zeer betrouwbaar is om
mycoplasma in bloed aan te tonen. Hij maakt daarbij gebruik van een
zogenaamde gemodificeerde "gene-tracking" methode, die Nicolson in
zijn periode als celbioloog veelvuldig toepaste.
Nicolson heeft ook een behandelprotocol voor patiënten met
mycoplasma-infecties opgesteld. Hij zelf is echter nooit de
behandelaar, dat is altijd de eigen huisarts of specialist. De
behandeling bestaat uit antibiotica-kuren gedurende een half jaar
(ofwel continu, ofwel volgens een schema van 6 weken therapie, 6 weken
niet).
In het laatste deel van de presentatie gaat Nicolson uitvoerig in op
overeenkomsten en verschillen tussen patiënten met het
Gulf-War-Syndroom, patiënten met vermoeidheidssyndromen en eventueel
ook Bijlmerslachtoffers. Er zou volgens hem sprake zijn van een
infectie met mycoplasma. Als dat zo is, zou het bovendien kunnen gaan
om een genetisch gemanipuleerde variant, die ontwikkeld zou zijn ten
behoeve van een effectieve biologische oorlogsvoering. Dit laatste deel
van de presentatie is vooral een opsomming van eigen ideeën, waarbij
de echtgenote van Nicolson hem herhaaldelijk aanvult. Een nadere
onderbouwing van de theorieën wordt niet gegeven."
[56]
In Nederland wordt de door de heer Nicolson gebruikte diagnostische
techniek om mycoplasma aan te tonen niet gebruikt. Ook is zijn techniek
niet terug te vinden in medisch wetenschappelijke literatuur. De heer
Kurk hierover tijdens zijn openbaar verhoor voor de Commissie:
De heer Kurk: De bepaling wordt door één professor
gepatenteerd. In de medische wereld geldt dat een bevinding keer op
keer bevestigd moet worden. Ik kan dus een patiënt heel weinig
zekerheden bieden door het geven van een bevestigend antwoord. Ik ben
van mening dat het nog erg speculatief is.
[5]
De heer De Wolff hierover:
De heer De Wolff: Ik heb ernstige reserves tegenover
alle voorstellen waarmee men een enkelvoudige oplossing van het hele
Bijlmer-probleem denkt te kunnen vinden. Het is echter zo'n complexe
materie dat het onmogelijk is om alle verschijnselen met dat ene
micro-organisme te verklaren. Je kunt ze niet met alleen het uranium
verklaren, maar ook niet met het mycoplasma. Het is best mogelijk dat
bij sommige mensen door bepaalde invloeden het afweersysteem tijdelijk
niet goed heeft gefunctioneerd en dat daardoor mycoplasma tot
longafwijkingen of tijdelijke aandoeningen van de ademhalingswegen
heeft geleid.
[19]
Conclusies Er is een onderscheid tussen mycoplasma in relatie tot een
storing in het afweersysteem en genetisch gemanipuleerd mycoplasma,
zoals naar voren gebracht door de heer Nicolson.
De theorie van het genetisch gemanipuleerd mycoplasma als
verklaring voor gezondheidsklachten van Bijlmerslachtoffers verwerpt de
Commissie op basis van de mening van meerdere deskundigen. De Commissie
acht het niet zinvol mensen te diagnostiseren en te behandelen op basis
van de methode-Nicolson.
De Commissie is wel van mening dat bij een medisch advies
over gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners en hulpverleners aandacht
moet worden besteed aan mycoplasma in relatie tot een storing in het
afweersysteem. In Nederland zijn voor diagnose en behandeling diverse
wetenschappelijke technieken beschikbaar.
|