Terug naar inhoudsopgave rapport
Terug naar Dossier Bijlmerenquête, NRC Handelsblad


5.4 Ziektebronnen

5.4.1 Gezondheidsschade door de brand

Onmiddellijk na het neerstorten van de El Al-Boeing 747 breekt een grote brand uit. De brand kan worden vergeleken met een combinatie van een grote brand in een bouwmaterialenhandel, een brand in een groothandel in cosmetica-artikelen, een grote woningbrand, een kerosinebrand en een brand in een computerhandel. Bij de brand zijn materialen en goederen, zoals kerosine, verf, lijmen, electronica-onderdelen, oplosmiddelen, kunststoffen, cosmetica, bouwmaterialen en het interieur van woningen betrokken.

In antwoord op vragen van het kamerlid Van Gijzel, op 17 september 1993, over gevaar voor de volksgezondheid dat direct herleidbaar is tot de lading van het toestel, antwoordt de minister van Verkeer en Waterstaat "dat er geen volksgezondheidsrisico's in relatie tot de lading aanwezig waren, met uitzondering van de risico's die aan een grootschalige vliegtuigbrand verbonden zijn." [37] Tot 1998 wordt er geen aandacht besteed aan de gevolgen van de totale brand (inclusief flats, vliegtuig en lading) voor de volksgezondheid.

In 1998 doet het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), in opdracht van het ministerie van VWS, onderzoek naar mogelijke gezondheidsrisico's van stoffen en goederen aan boord van de El Al-Boeing. In de conclusies maakt het RIVM onderscheid tussen acute en chronische effecten:

Acute gezondheidsklachten volgens RIVM

  • Acute gezondheidsklachten kunnen zijn opgetreden zoals irritatie van ogen en ademhalingswegen tijdens de brand en enige tijd daarna. Een scala aan stoffen kan hiervoor zorgen, zoals waterstoffluoride, fosfor- en chloorverbindingen, zwaveldioxide en stikstofoxiden.
  • Langdurige of blijvende irritatieklachten, zoals longbeschadiging, zijn op grond van blootstellingsberekeningen niet te verwachten.
  • De stoffen kerosine en tributylfosfaat zijn ook buiten de brandhaarden verspreid. Het blijkt om geringe hoeveelheden te gaan, waarvan geen gezondheidseffecten zijn te verwachten.

    Chronische effecten volgens het RIVM

    Zware metalen en andere giftige stoffen die bij de brand zijn vrijgekomen, zoals chroom, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, cadmium, antimoon, en nikkel kunnen (op den duur) kanker veroorzaken. Volgens de risicoberekeningen zal de Bijlmerramp leiden tot 1 à 2 extra gevallen van kanker per 10 000 blootgestelden. [38]

    Naast het ladingonderzoek heeft het RIVM een zogenaamd onderzoek uitgevoerd naar gezondheidsaspecten van het vrijkomen van verarmd uranium. Op grond van bestudeerde literatuur en de grootte van de balansgewichten verwacht het RIVM dat er bij de Bijlmerramp hooguit 0,5 kilogram in de lucht is vrijgekomen van uranium-oxidedeeltjes die zo klein zijn dat ze bij inademing een risicovormen. [39]

    In het openbaar verhoor geeft de heer R.C.G.M. Smetsers van het RIVM een aantal beperkingen aan van het onderzoek:

    De heer Oudkerk: Is bij de beoordeling van de risico's rekening gehouden met het feit dat de reddingswerkers, de hulpverleners ter plaatse waarschijnlijk uren en sommigen zelfs dagen lang op een smeulende, narokende massa rond hebben gelopen waardoor de afstand tot het materiaal dat er lag te smeulen heel klein was?  
    De heer Smetsers: Ons onderzoek is beperkt geweest tot de situatie tijdens en kort na de brand.
    De heer Oudkerk: De zondagavond dus?
    De heer Smetsers: Ja, en wij hebben daar argumenten voor. Nogmaals het doel van ons onderzoek was of wij stoffen zouden kunnen identificeren die bij een grote groep mensen hebben geleid tot chronische klachten over een tijdperk van jaren. Het is best mogelijk dat enkele individuen op een andere manier zijn blootgesteld.
    [40]

    Hieruit blijkt dat het onderzoek gericht is geweest op de periode tijdens en kort na de ramp, en dat het gaat om onderzoek naar chronische klachten van een grote groep mensen. Dit zijn belangrijke inperkingen van het onderzoek. Over langdurige blootstelling tijdens de bergingswerkzaamheden en over individuen en kleine groepen mensen worden dus geen uitspraken gedaan.

    In opdracht van de Commissie heeft DHV Milieu en Infrastructuur, in samenwerking met het Fraunhofer-Institut für Umwelt-, Sicherheits- und Energietechnik uit Oberhausen, de uitgangspunten en aannames van het RIVM-onderzoek geëvalueerd en aangevuld. DHV heeft in het onderzoek, naast de lading, ook de flat en het vliegtuig betrokken. De totale verbrande massa van 200 000 à 210 000 kilogram is als volgt:

    figuur

    De brand duurde circa een uur. In dat uur zijn veel materialen volledig verbrand, waarbij schadelijke stoffen kunnen zijn gevormd. Daarvoor gevoelige mensen kunnen hier gezondheidklachten van hebben gekregen. De smeulfase, die na de volle brand ontstaat, is veel schadelijker dan de periode van de volle brand. Er komen dan meer schadelijke stoffen vrij. Deze fase duurde meerdere uren. Omdat de grote brandhaard verdwenen is, kunnen hulpverleners en omstanders dichterbij komen. Het gevaar voor blootstelling is dan groter dan tijdens de volle brand. Tevens geldt voor een aantal kleine groepjes hulpverleners dat ze op ongunstige plaatsen staan ("onder de rook"). De hoeveelheid ingeademde stoffen, in combinatie met het schadelijk karakter van de stof en de periode dat de stoffen zijn ingeademd, bepalen samen het toxisch effect. Professor De Wolff:

    De heer De Wolff: Wij weten dat er bij een brand een onvoorstelbaar groot aantal stoffen kan worden gevormd, onder ongecontroleerde omstandigheden, die ieder op zichzelf een toxisch effect kunnen hebben. En dan hangt het af van de mate van opname en de combinatie van de stoffen die worden opgenomen, of er effecten voor de gezondheid van de mens zijn. Maar daar is niet in detail op te antwoorden, alleen in het algemeen. [19]

    Zoals gezegd hebben zich bij de brand een groot aantal toxische stoffen gevormd. In het DHV-rapport worden de volgende stoffen genoemd. Van enkele van deze stoffen hebben de concentraties in de lucht mogelijk de gehanteerde toetsingswaarden overschreden:
    – gassen en rookdeeltjes, zoals zwaveldioxide, stikstofdioxide en zoutzuur
    – chroom
    – nikkel
    – isocynaten
    – asbest [41]

    Na de ramp, met name tijdens de smeulfase, zijn dioxines vrijgekomen.De heer L.A. van der Kooij van DHV hierover:

    De heer Van den Doel: (...) Kunt u kort en in lekentaal zeggen wat dioxines zijn, welke rol die gespeeld hebben bij deze brand en de eventuele consequenties ervan?
    De heer Van der Kooij: Dioxines ontstaan eigenlijk bij verbranding bij wat lagere temperaturen, vaak uit kunststoffen. Bij branden waar PVC bij betrokken is, zie je dat in 90% van de gevallen dioxines ontstaan. Bij de brand waar hier sprake van is, is vermoedelijk ook een heleboel PVC verbrand, zittend in verpakkingsmaterialen, in allerlei lading en in allerlei huisraad. Dioxines bestaan uit chloor- en koolstof- en waterstofverbindingen, en zijn dus in heel lage concentraties al schadelijk. Wij ademen ze dagelijks in, ook via het voedsel worden wij eraan blootgesteld...
    De heer Van den Doel: U zegt "bij lage concentraties schadelijk" en dan kijk ik even naar de brand zelf op die avond. Kunt u iets zeggen over de concentraties die zich daar gevormd hebben en over de consequenties daarvan voor de gezondheid?
    De heer Van der Kooij: Het RIVM heeft gekeken naar de concentraties in de lucht. Wij staan erachter dat die concentraties wel zo ongeveer tijdens de verbranding kunnen zijn opgetreden. Het RIVM heeft niet gekeken naar de vorming van dioxines tijdens de smeulfase. Als die zijn ontstaan, zullen ze zich vooral hebben vastgezet op roetdeeltjes en de vaste massa die er nog lag. Inname zal dan vooral hebben plaatsgevonden via de rookdeeltjes die dan ontstaan en via de huid als men onbeschermd op de puinhopen aanwezig zou zijn geweest.
    De heer Van den Doel: Dat was een van de redenen dat u in het begin zei dat men ook in die fase, juist omdat dan ook dioxines kunnen vrijkomen, met perslucht zou moeten optreden?
    De heer Van der Kooij: Ja, en bescherming van handen en de rest van je lijf.
    De heer Van den Doel: (...) kunt u zeggen of de blootstelling tijdens die smeulfase – ik heb het dan vooral over al die hulpverleners die de dagen erna op de rampplek zijn geweest – tot concentraties heeft geleid die tot blijvende gezondheidsschade zou kunnen leiden.
    De heer Van der Kooij: Dagelijks neem je dioxines op. Die blootstelling is een vrij forse piek geweest. Of dat leidt tot risico's of effecten, is heel moeilijk te zeggen.
    De heer Van den Doel: Dat zou je eigenlijk individueel moeten checken.
    De heer Van der Kooij: Je moet dat individueel checken. We hebben er deze week nog naar gezocht, maar uit de literatuur is bijna niet op te maken of eenmalige piekdoseringen inderdaad tot klachten kunnen leiden.
    [42]

    Tijdens de openbare verhoren is professor De Wolff gevraagd om een reactie op het rapport van DHV:

    De heer De Wolff: Ik heb weinig gemist in het rapport, maar wij moeten wel aantekenen dat zowel de benadering van het RIVM als de benadering van DHV betrekking heeft op risico-evaluatie: een ruwe schatting van de risico's die zouden kunnen ontstaan als men aan die stoffen is blootgesteld. Vanuit de medische toxicologie denken wij in eerste instantie aan zieke mensen. Wij denken dat deze benadering, die overigens ook helemaal niet anders kan dan zoals het onderzoek is uitgevoerd, te weinig rekening houdt met het individu. Wij denken meer aan het individu. Het is namelijk best mogelijk dat bepaalde individuen wel degelijk heel hoog zijn blootgesteld, ook aan uranium. Dat kan best; dat weten wij niet. Die brand is geen homogene situatie geweest. Op bepaalde plaatsen kunnen verhoogde concentraties zijn opgetreden die door omstanders, bewoners en hulpverleners kunnen zijn binnengekregen. (...) voor werkelijke risicoberekening achteraf van betrokkenen zou ik eerder de voorkeur geven aan een op de patiënt gericht onderzoek. [19]

    Het rapport van DHV is als bijlage gevoegd bij dit eindrapport. In dit rapport wordt uitgebreid ingegaan op een groot scala aan stoffen. DHV komt tot dezelfde conclusie als de heer De Wolff. Die conclusie luidt dat onderzocht moet worden wat de daadwerkelijke plaats was waar individuen of groepen zich bevonden, en hoelang ze daar zijn geweest. Pas als daar meer duidelijkheid over is, kunnen conclusies worden getrokken voor individuele gevallen.

    DHV komt tot de conclusie dat de toxiciteit van aluminium nauwelijks een rol heeft gespeeld bij de gezondheidsrisico's. Professor De Wolff, de deskundige in Nederland op het gebied van de toxiciteit van aluminium, is het daar niet mee eens:

    De heer De Wolff: Ik kan niet oordelen over de technische specificaties. Ik weet alleen dat aluminium bij redelijk lage temperatuur kan ontbranden, althans in poedervorm. Het wordt gemakkelijk geoxideerd, dus het verbrandt ook gemakkelijk. Ik kan mij inderdaad voorstellen dat bij aluminium in plaatvorm die verbranding wat minder uitgesproken zal zijn. Ik wil dat graag aannemen van de heer Van der Kooij. Je weet echter natuurlijk nooit wat er in zo'n inferno is gebeurd. Het is best mogelijk dat er lokaal zulke hoge temperaturen zijn ontstaan en dat de condities dusdanig zijn geweest dat er toch aluminiumdeeltjes of verbindingen van aluminium in de lucht zijn gekomen. [19]

    Conclusie

  • De Commissie constateert dat er schadelijke stoffen zijn vrijgekomen. Voor grote groepen zijn hier geen chronische gezondheidsklachten uit voort gekomen. De Commissie sluit niet uit dat individuen wel chronische gezondheidsklachten hebben opgelopen, afhankelijk van de situatie waarin zij zich bevonden.

    5.4.2 Gezondheidsschade door verarmd uranium

    Uranium kan op twee manieren nadelig zijn voor de gezondheid. In de eerste plaats door de chemische eigenschappen als zwaar metaal of als oxide. Net als andere zware metalen heeft het zgn. "chemisch-toxische eigenschappen". In de tweede plaats als radioactief element. Uranium of uraniumoxide zendt straling uit. Dat laatste wordt onderstaand toegelicht.
    De radioactiviteit van (verarmd) uranium wordt gedomineerd door alfastraling. Deze straling kan met name risico-verhogend zijn wanneer het in het lichaam komt. Uitwendige bestraling speelt doorgaans geen rol van betekenis.

    Verarmd uranium is licht radioactief. De gezondheidsrisico's van radioactieve stoffen kunnen worden berekend. Internationaal bestaat grote overeenstemming over de wijze waarop dit moet gebeuren. Verarmd uranium wordt aangeduid als licht radioactief. Als het zich niet verspreidt, is doorgaans niet te verwachten dat er sprake is van verhoogde risico's. De wijze waarop mogelijk sprake kan zijn van verhoging van stralingsrisico's is wanneer verarmd uranium wordt ingeslikt of ingeademd. Bij verarmd uranium is inademen van groter belang dan inslikken.

    De vraag of er in het geval van de Bijlmerramp sprake is van verhoogde stralingsrisico's vanwege verarmd uranium wordt bepaald door:

  • de vraag of het uranium als stof is vrijgekomen
  • zo ja, of het is ingeademd (en ingeslikt) door hulpverleners/omwonenden
  • zo ja, of met name het inademen zo langdurig is geweest dat er stofconcentraties zijn ontstaan die gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
    Uit onderzoek dat in opdracht van de Commissie is uitgevoerd [43] en uit onderzoek wat eerder door TNO in opdracht van de arbodienst van KLM is uitgevoerd, blijkt dat verarmd uranium als stof is aangetroffen in Hangar 8.

    De commissie gaat ervan uit dat het stof afkomstig is van de werkzaamheden in het kader van de berging van het El Al-toestel. Bij metingen door de KLM in andere hangars werd geen verhoogde concentratie verarmd uraniumstof aangetroffen. Op basis van de metingen in Hangar 8 en de aanname dat de verhoogde concentratie verarmd uraniumstof een gevolg is van de bergingswerkzaamheden van het El Al-toestel kan de conclusie worden getrokken dat bij de brand stofdeeltjes verarmd uranium zijn gevormd, en dat deze zijn vrijgekomen. De Commissie verwacht dat het vrijkomen van verarmd uraniumdeeltjes heeft plaatsgevonden op de rampplek en in Hangar 8. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de stofdeeltjes ingeademd door hulpverleners en omwonenden.

    Aan de hand van het gemeten stof in de hangar kan worden berekend of er ontoelaatbaar hoge stralingsrisico's zijn geweest in Hangar 8. In het onderzoek van het onderzoeksinstituut NRG, is dat gedaan. De conclusie is dat: "... ook onder ongunstige blootstellingscondities de stralingsdosis als gevolg van inhalatie van het stof een kleine fractie blijft van de jaarlijkse, uit natuurlijke bronnen ontvangen stralingsdosis. In hoeverre zich in het verleden meer extreme blootstellingsomstandigheden ten aanzien van stofconcentraties, uraniumconcentraties in stof en blootstellingsduur hebben voorgedaan kan op grond van het huidige onderzoek niet worden vastgesteld." [44] Het is niet meer te reconstrueren of in de Bijlmermeer ontoelaatbaar hoge stralingsrisico's zijn geweest in individuele situaties.

    In de zesenhalf jaar die zijn verstreken sinds de vliegramp hebben verschillende instanties zoals het ECN, het RIVM en de GG&GD meerdere malen gepubliceerd over de mogelijke risico's van verarmd uranium in de Bijlmermeer. In de loop der jaren zijn de rapporten verder onderbouwd, maar de conclusies blijven onveranderd, namelijk dat het onwaarschijnlijk is dat omstanders en hulpverleners zijn blootgesteld aan significante stralingsrisico's door verarmd uranium. Ook in de openbare verhoren is hierover herhaaldelijk gesproken.
    Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Ik ga verder met het verarmde uranium. Een deel daarvan is verbrand en het is zelfs goed mogelijk dat het deel dat zoekgeraakt is – er is een groot deel zoekgeraakt – helemaal verbrand is. Zou u kunnen aangeven, wat de consequenties voor de gezondheid zijn van het inademen van stofdeeltjes van verarmd uranium?
    De heer De Wolff: Als je ervan uitgaat dat het uranium voor 100% is verbrand, dan is er uraniumoxide ontstaan, dat in deeltjes door de lucht kan zijn verspreid. Pas als de mens ermee in contact komt, ligt het op mijn vakgebied, de toxicologie. Het is afhankelijk van de grootte van de deeltjes of ze in de longen achterblijven, eventueel door het slijmvlies van de longen worden opgenomen en het lichaam in worden getransporteerd of dat ze worden uitgehoest door de normale activiteiten van de trilharen in de luchtwegen. Grote deeltjes worden doorgaans weer tamelijk snel langs de normale weg uit de longen verwijderd. Hele kleine deeltjes kunnen door de activiteit van bepaalde cellen in het lichaam terechtkomen en die kunnen dus verspreid raken over de lichaamsweefsels. Andere deeltjes kunnen achterblijven in de longen en daar lange tijd verblijven.
    [19]

    In het verhoor van de heer L.A. van der Kooij van DHV werd over de radiologische aspecten van uranium het volgende gezegd:

    De heer Van der Kooij: De concentraties lagen vele factoren lager dan de daarvoor geldende normen. Wij hebben ook hier gebruik gemaakt van de MAC-waarden die voor langdurige blootstelling gelden en dan ligt die 500 gram die zouden zijn vrijgekomen er een factor 100 tot 1000 onder. [39]

    Door het RIVM is in 1998 zelfs nagegaan wat de risico's van verarmd uranium zijn in een "worst-worst case scenario". Alle 152 kilogram kwijtgeraakt uranium zou dan moeten zijn verbrand en zijn uiteengevallen tot inadembare deeltjes. De heer Smetsers van het RIVM zegt in zijn verhoor hierover het volgende:

    Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Hebt u ook rekening gehouden met de verbranding van de totale hoeveelheid zoekgeraakt uranium?
    De heer Smetsers: Ja, dat is het "worst worst-case-scenario": er is 152 kilo kwijt, alles is in de vuurhaard gekomen, 100% is geoxideerd, 100% is in kleine, inhaleerbare deeltjes verspreid geraakt. We hebben ook gekeken naar de meest ongunstige plek voor de verbranding en naar de meest ongunstige plek waar mensen gestaan kunnen hebben. We hebben bovendien verondersteld dat iemand op die plek zeer zware arbeid verrichtte; daarbij moet u denken aan de inspanning van een marathonloper. Op die manier kom je uit op een stralingsdosis beneden 1 millisievert.
    [37]

    1 millisievert is de limietwaarde welke door de Europese Unie is vastgesteld voor de bevolking.

    De heer A.S. Keverling Buisman van het ECN maakt met betrekking tot de stralingsrisico's van uraniumoxide een vergelijking met risico's van roken:

    De heer Keverling Buisman: Je kunt uitrekenen hoeveel sigaretten nodig zijn om longkanker te veroorzaken. De frequenties daarvoor zijn bekend, die kun je gewoon in de literatuur opzoeken. Ik heb dat gedaan. Als je dat terugrekent naar de kans die de mensen lopen die die 10 microsievert hebben geïnhaleerd, dan zou dat de equivalent zijn van het roken van één sigaret. Niet per dag, maar gewoon dán, gedurende die 500 uur.
    De heer Oudkerk: Laat ik het iets specifieker maken, omdat het ook om specifieke groepen gaat. De eerste dagen, weken, maanden na de ramp hebben mensen in de hangar continu dingen zitten uitzoeken om wrakstukken van het vliegtuig te identificeren en om te zien of men op die manier achter de oorzaak van de ramp zou kunnen komen. Hoe schat u de gezondheidsrisico's in die de mensen die daar constant hebben gerommeld met dat spul, hebben gelopen door het uraniumoxide?
    De heer Keverling Buisman: Dat is ongeveer dit. Dat is het maximum dat ik eraan kan toekennen.
    [45]

    Uraniumoxide is waarschijnlijk verspreid tijdens de Bijlmerramp. Zowel DHV als RIVM constateren dat ook bij een worst-worst case scenario de kans dat door inhalatie van uraniumoxide een radiologische vergiftiging kan ontstaan beperkt is. Naast de radiologische aspecten zijn aan uranium ook chemisch-toxische aspecten verbonden. Uranium is een zwaar metaal en kan daarom net als andere zware metalen giftig zijn. Goed oplosbare uranium-verbindingen worden in het algemeen snel, binnen een aantal dagen, verwijderd via de urine. Voor goed oplosbare verbindingen geldt dat de chemische toxiciteit groter is groter dan de radiologische. [46] Ook een stralingsdeskundige van ECN, de heer Keverling Buisman heeft tijdens zijn verhoor aangegeven dat bij uranium en verarmd uranium de chemische aspecten een rol spelen:

    De voorzitter: Is het giftig als radioactieve stof of als een chemische stof?
    De heer Keverling Buisman: Het is in ieder geval giftig als radioactieve stof, maar het is ook een zwaar metaal. Zware metalen, zoals kwik en lood, zijn over het algemeen niet goed voor het lichaam. Het is dus ook een giftige stof als zwaar metaal.
    [42]

    Over de mogelijkheid dat iemand ziek wordt door de chemische toxiciteit van uranium is gesproken met de heer Weening, als patholoog verbonden aan het AMC en specialist op het gebied van auto-immuunziekten.

    De heer Weening: Omdat er in de publiciteit veel gesproken is over uranium en dergelijke heb ik daar ook naar gekeken in de literatuur. Dan kom je op een aantal publicaties over uranium en silica, dat is een bestanddeel van erts waarin uranium zit, die ook SLE kunnen veroorzaken en systemische sclerose, ook een soort auto-immuunziekte, bij mijnwerkers. Ik kom dus op kwikchloride, geïoniseerd goud, bepaalde toxinen en eventueel, uit de literatuur althans, uranium. [4]

    Conclusies

  • De Commissie concludeert op grond van de bestaande wetenschappelijke literatuur, de onderzoeken die zich specifiek hebben gericht op de Bijlmerramp, de openbare verhoren en het onderzoek dat door de Commissie is verricht, dat het onwaarschijnlijk is dat grote groepen bewoners en hulpverleners een uraniumvergiftiging hebben opgelopen.
  • De Commissie wil daarbij nadrukkelijk opmerken dat het niet uit te sluiten is dat onder specifieke omstandigheden enkele individuen zoveel uraniumoxide als in-adembare deeltjes hebben binnengekregen dat zij daardoor een besmetting hebben opgelopen.

  • NRC Webpagina's © NRC Handelsblad