Terug naar inhoudsopgave rapport
Terug naar Dossier Bijlmerenquête, NRC Handelsblad


3.18 Hangar 8: het wrak wordt onderzocht

3.18.1 Van rampplek naar Schiphol-Oost

Direct na de ramp wordt op Schiphol-Oost Hangar 8 ingericht voor onderzoek naar de brokstukken van het ramptoestel. Hangar 8 van de KLM is in 1992 niet meer in gebruik door de KLM omdat ze te klein is voor de toestellen van KLM. De hangar staat dan op de nominatie gesloopt te worden. Een deel van de Hangar 8 wordt tot dat moment verhuurd aan een vliegtuigonderhoudsbedrijf van de heer D. van Os. Daarnaast wordt de hangar gebruikt voor de opslag van vliegtuigmotoren en stalling van autobussen. Aan deze activiteiten komt op 4 oktober 1992 tijdelijk een eind wanneer de RLD/BVOI de luchthaven Schiphol en de KLM om medewerking vraagt bij het ter beschikking stellen van een ruimte voor het ongevalonderzoek.

De vliegtuigdelen worden onderzocht

Op maandag 5 oktober 1992 komen de eerste vliegtuigdelen vanaf de rampplek aan bij de hangar. Het betreft een aantal grotere delen zoals resten van vleugels en het staartstuk. Diezelfde dag wordt ook een van de afgebroken motoren geborgen in het Gooimeer en naar Hangar 8 getransporteerd. Deze delen worden aangevoerd met een dieplader en worden buiten de hangar gestald. Op dinsdag 6 oktober 1992 maar vooral op woensdag 7 oktober 1992 worden de meeste wrakstukken aangevoerd. Dit gebeurt met grote containers. Door de enorme hoeveelheid brokstukken is de hangar snel vol. Van 11 tot 16 oktober 1992 worden de delen die niet van belang zijn voor het ongevalsonderzoek in containers buiten opgeslagen. Het gaat daarbij om delen van het landingsgestel en de romphuidbeplating. Onderdelen die wel van belang zijn, zoals beweegbare vleugeldelen, flaps en motorophangdelen krijgen een plaats in de hangar. Ten onrechte worden een aantal vliegtuigdelen vanaf de rampplek afgevoerd naar een vuilstortlokatie. Deze fout wordt later hersteld.

Een werkgroep van vertegenwoordigers van het BVO, Boeing, Pratt & Whitney, de FAA (de Amerikaanse RLD), een vertegenwoordiger van El Al en een vertegenwoordiger van de Israëlische regering gaan aan de slag in de hangar om de oorzaak van het ongeval vast te stellen. Omdat dan al bekend is dat het toestel een of twee motoren heeft verloren, richt het onderzoek in de hangar zich al direct op het motorophangsysteem. Naast deze mensen wordt Hangar 8 door een groot aantal personen bezocht.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Kunt u precies aangeven welke bedrijven of welke groeperingen van mensen dat waren, behalve uw eigen mensen?
De heer Pruis: Ja, misschien mag ik dan even mijn lijstje erbij pakken, want daar heb ik het precies op staan. De instanties die in hangar 8 zijn geweest, zijn onder andere het BVO-onderzoeksteam; mensen van de vliegtuigfabrikant Boeing, ik denk een stuk of twee, drie; mensen van de fabrikant van de motoren, Pratt & Whitney, een stuk of drie; de National transportation and safety board; de Federal aviation administration; leden van de Israëlische onderzoekscommissie-Lapidot; medewerkers van El Al; de Rijkspolitie, dienst luchtvaart; de marechaussee; de brandweer Schiphol; KLM-medewerkers die in ploegen werden ingehuurd. Er zijn ook leden van het identificatieteam geweest; deskundigen van de Koninklijke luchtmacht, om vogelaanvaringsproblemen te onderzoeken; transportbedrijven hebben daar mensen gehad; het gerechtelijk laboratorium is er geweest; de stadsdeelraad Amsterdam-Zuidoost, maar die is pas een jaar later geweest; de Israëlische rijksluchtvaartdienst en ook een aantal hoogwaardigheidsbekleders heeft hangar 8 in die tijd bezocht, waaronder de heer Van Vollenhoven.
[90]

Het onderzoeksteam in de hangar krijgt hulp van een wisselende ploeg van 3 tot 5 grondwerktuigkundigen (GWK) van de KLM. De GWK's kennen de verschillende onderdelen van een Boeing 747. De GWK's klagen over de verschrikkelijke stank in de hangar. Ook politieman Van Dun en de heer Van Os klagen hierover. In zijn verhoor zegt de heer Van Os hierover het volgende:

De voorzitter: Rook het speciaal in de hangar?
De heer Van Os: Het stonk. Het stonk verschrikkelijk. Het was een mengeling van brandlucht, kerosinelucht en andere luchtjes.
De voorzitter: Wat voor andere luchtjes?
De heer Van Os: Dat is bijna niet te omschrijven. Ik weet hoe het toen heeft geroken. De mensen van KLM Wegvervoer die nu nog in de hangar werken, weten wat ik bedoel als ik zeg dat die lucht er nog steeds hangt. Het is heel erg weinig, maar het is zo'n specifieke lucht dat je haar nu nog ruikt. En het is een andere lucht dan in andere hangars hangt.
[91]

Door medewerkers van de KLM worden in de hangar metingen verricht naar de aanwezigheid van giftige dampen. Na 7 oktober 1992, wanneer er ook verarmd uranium is gevonden, worden er stralingsmetingen verricht. Deze metingen tonen niet aan dat er sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico.

3.18.2 Gevonden voorwerpen

Tussen de wrakstukken worden voorwerpen gevonden die van belang zijn bij het onderzoek naar de ongevalsoorzaak.

De Flight Data Recorder wordt gevonden

Op 7 oktober 1992 wordt de fdr in een van de aangevoerde containers gevonden. Het apparaat is gedeukt en zwart geblakerd. De tape is beschadigd maar uiteindelijk wel bruikbaar.

Flight Data Recorder (uit verongelukte vliegtuig)



De vondst van het verarmd uranium

Op woensdag 7 oktober 1992 wordt ook de mogelijke aanwezigheid van verarmd uranium contragewichten onderkend door de GWK's van KLM. De stralingsexpert van de KLM, de heer Geleyns, stelt een veiligheidsinstructie op. Deze veiligheidsinstructie is alleen van toepassing op het betrokken KLM personeel en heeft geen dwingend karakter voor medewerkers van andere bedrijven en organisaties. De instructie stelt onder meer dat men tijdens de werkzaamheden ten allen tijden overalls en zware werkhandschoenen moet dragen. Verder mag niet gerookt, gegeten of gedronken worden. De instructie wordt in de hangar zichtbaar opgehangen. Op 7 oktober 1992 worden de eerste verarmd uranium balansgewichten ook gevonden. De gewichten zijn licht geblakerd [92] . Één gewicht is doormidden gebroken. Na een paar dagen worden de gevonden gewichten in speciale vaten opgeslagen. Later worden de gewichten afgevoerd naar de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA). In totaal wordt 90 kilo verarmd uranium afgevoerd naar COVRA [93] . Dit gebeurt op 22 februari 1993. Op dat moment is dan nog 200 kilo verarmd uranium kwijt.

De cilindertjes van Pruis

Tussen de wrakstukken die aangevoerd worden naar Hangar 8 bevinden zich soms resten van de lading. Zo worden er bollen gevonden die lijken op veerbollen van het Citroën-veersysteem dat wordt toegepast in auto's van het type BX of CX. Wat het precies is, wordt niet duidelijk. Naast deze bollen worden ook zo'n honderd metalen cilindertjes gevonden.

De heer Pruis: Ik heb het ook pas de laatste dagen een beetje kunnen reconstrueren. Sommige dingen ben je vergeten. Maar er zijn als deel van de lading een aantal bolletjes gevonden en een aantal cilindertjes. Die worden ook door meerderen herkend; ook mensen van de RLD heb ik er de laatste twee weken over gesproken. Dat zijn koperen cilindertjes van ongeveer een diameter van 5 cm en een lengte van 10 of 15 cm, die deel van de lading waren. Die zijn ook in de Bijlmermeer gevonden en ook op de vuilstortplaatsen zijn ze gesignaleerd door mensen. We hebben er op dat moment geen bijzondere waarde aan gehecht, omdat de lading voor ons niet in relatie stond met het ongevalsonderzoek. Maar die cilindertjes of die bolletjes, zoals u ze wilt noemen, zijn gewoon weer afgevoerd. [90]

De Commissie heeft geprobeerd te achterhalen wat dit voor een cilindertjes zijn geweest en wat hun inhoud was. Hiervoor is justitie benaderd. Justitie heeft de Commissie geschreven dat geen van de cilindertjes door hen in beslag zijn genomen. [94] Ook in het verhoor van de heer Damveld is over de cilindertjes gesproken. Volgens hem is niet bekend of ze in beslag zijn genomen door de politie. Wellicht zijn de cilindertjes afgevoerd naar een stortlokatie. Dit kan niet meer worden achterhaald.

De wrakdelen liggen nog geruime tijd opgeslagen in de hangar en worden na afronding van het ongevalsonderzoek in containers opgeslagen en buiten de hangar geplaatst. Begin 1994 worden de wrakdelen op verzoek van het stadsdeel Zuidoost nogmaals onderzocht. Er wordt een ernstig gecorrodeerd stuk verarmd uranium aangetroffen. In 1995 worden de wrakdelen verkocht door de verzekeringsmaatschappij Lloyds aan een handelsonderneming die het wrak vervolgens aan schrootverwerker GALLO in het Belgische Menen verkoopt. Daar worden de resten verwerkt.

3.18.3 De beveiliging van Hangar 8

Om te voorkomen dat onbevoegden vliegtuigdelen wegnemen, vraagt BVO aan de rijkspolitie op Schiphol Hangar 8 te beveiligen.

Meerdere fasen

De beveiliging van de hangar kent meerdere fasen. In de eerste twee weken na de ramp is sprake van permanente bewaking door de politie van Schiphol-Oost. Toegang is alleen mogelijk door een van de grote vliegtuigdeuren. De overige deuren zijn afgesloten. Er komt een speciale toegangsregeling. Alleen mensen met een geldig, speciaal gemaakt, pasje mogen Hangar 8 betreden. De wrakstukken worden op verzoek van BVOI 24 uur per dag bewaakt. Hiervoor is een reden. Er zijn een groot aantal partijen betrokken bij het onderzoek naar de oorzaak. Het hierbij om Boeing, Pratt&Whitney en andere bovengenoemde partijen. Deze partijen willen allemaal voorkomen dat een van de andere partijen bewijsmateriaal verduisterd of manipuleert en daarmee de eigen verantwoordelijkheid ontloopt. Er is sprake van permanente politiebewaking en alle partijen houden elkaar voortdurend in de gaten.

Na twee weken is duidelijk dat het onderzoek zich met name richt op de afgebroken motoren. De politiebewaking wordt opgeheven. In plaats daarvan worden de wrakstukken bewaakt door een particulier beveiligingsbedrijf. Daarna is gedurende enige tijd, in ieder geval tot na de feestdagen van 1992 sprake van bewaking door een beveiligingsbedrijf. In 1993 worden de wrakdelen in een aantal containers geplaatst buiten de hangar. Er is dan geen sprake beveiliging.

Besmetting en bewaking

In september 1997 wordt in de hangar een uraniumbesmetting geconstateerd. De KLM heeft op 25 september 1997 hangar 8 afgesloten en slechts toegankelijk gemaakt voor aangewezen personen. Op de toegang wordt toegezien door de KLM-bewakingsdienst. Om te voorkomen dat onbevoegden de hangar betreden zijn een aantal deuren dichtgelast. Daarnaast worden de overige deuren die nog toegang geven voorzien van nieuwe hangsloten.

3.18.4 Uraniumoxide in Hangar 8

In de hangar is tot op de dag van vandaag sprake van besmetting met uraniumoxide. De Commissie heeft een aantal stofmonsters laten analyseren. [95] Het resultaat van deze analyse is bijgevoegd in de bijlagen. De resultaten van dit onderzoek zijn voor de minister van VROM aanleiding geweest om de gemeente Haarlemmermeer in 1998 te adviseren bij de sloop van de hangar bij de vergunningverlening rekening te houden met het aanwezige uraniumoxide.

Hangar 8, Schiphol-Oost

De vraag is hoe ongezond het werken in Hangar 8 is. Uit het onderzoek van de Commissie blijkt dat uit de stralingshygiënische karakteristieken van het monster met de hoogste concentraties volgt dat ook onder ongunstige blootstellingscondities de stralingsdosis als gevolg van inhalatie van dat stof een kleine fractie blijft van de jaarlijks uit natuurlijke bronnen ontvangen stralingsdosis. De heer Keverling Buisman omschrijft het risico voor medewerkers in Hangar 8 als volgt:

De heer Keverling Buisman: Ik dacht dat daarvan in dit rapport een schatting is gemaakt. Het is heel moeilijk omdat wij niets weten over blootstellingstijden en over echte concentraties in het verleden. Dat is dus heel ingewikkeld. In wat hier staat is eenzelfde concentratie verondersteld als die waaraan die dieren zijn blootgesteld. Uitgegaan is van een blootstelling van 500 uur. U moet dan denken aan de bezemende personeelsleden waarop mevrouw Augusteijn doelde. Die zouden aan dit soort concentraties blootgesteld kunnen zijn. Als ze 500 uur zijn blootgesteld aan die verhoogde concentratie dan zouden zij een stralingsdosis hebben ontvangen van 10 microsievert.
De heer Oudkerk: En dat is in lekentermen vertaald?
De heer Keverling Buisman: Om het heel snel in lekentermen te zeggen: één sigaret.
[96]

In hoeverre zich in het verleden meer extreme blootstellingsomstandigheden ten aanzien van stofconcentraties, uraniumconcentraties in stof en blootstellingsduur hebben voorgedaan kan op grond van het onderzoek door de Commissie niet worden vastgesteld. Het is mogelijk dat in een individueel geval sprake is geweest van een te hoge blootstelling.

Cesium in Hangar 8

In het stof in de hangar is tevens cesium-137 aangetroffen. Dat heeft geen relatie met de ramp in de Bijlmermeer. Het is afkomstig van het reactorongeval in Tsjernobyl (1986), waarbij dit goed herkenbare radioactieve element overal in Nederland is neergeslagen, dus ook hier. In dit kader is de aanwezigheid alleen van belang omdat daaruit blijkt dat het stof in de periode van 1986 tot de monstername niet is verwijderd.

3.18.5 Conclusies

  • De Commissie constateert dat in Hangar 8 uraniumoxide is gevonden.
  • Uit onderzoek van de Commissie is gebleken dat in Hangar 8 tot op de dag van vandaag sprake is van aanwezigheid van uraniumoxide.

  • NRC Webpagina's © NRC Handelsblad