3.12 Bijlmermeer: een Franse bergingsploeg biedt hulp aan
3.12.1 Franse bergers in de media
In het onderzoek naar de mannen in witte pakken is de Rijksrecherche, zoals hierboven aangegeven, ook op een Franse bergingsploeg gestuit. In het voorjaar van 1998 wordt in de media melding gemaakt van een "geheimzinnige Franse bergingsploeg" die op de avond van de ramp aanwezig is geweest in de Bijlmermeer. In deze berichten wordt door woordvoerder K. Wilting van de Amsterdamse politie bevestigd dat de politie deze ploeg heeft begeleid. Onderzoek door de Rijksrecherche
Door tussenkomst van de heer Wilting ontvangt de Rijksrecherche een
deel van een politiejournaal waarin een Franse bergingsploeg, genaamd
ASAR wordt genoemd. Geprobeerd wordt contact te leggen, maar dat blijkt
niet mogelijk omdat sprake zou zijn van een geheim telefoonnummer.
3.12.2 Nader onderzoek door de Commissie
Aan de hand van deze gegevens heeft de Commissie alle logboeken van de politie ook op dit punt bestudeerd. In het journaal van district 7 (Amsterdam-Zuidoost) staat dat op 5 oktober 1992 om 02.15 uur een motorrijder wordt gevraagd voor gidsing van Franse reddingswerkers naar de korpssociëteit. Deze melding is ook terug te vinden in het Korpsbericht van 5 oktober 1992. Om 11.30 uur dezelfde dag wordt gemeld dat de Franse ploeg ASAR is ingerukt. Daarbij worden vermeld het adres en de naam van degene die de ploeg leidde. Het blijkt te gaan om een vereniging in Roubaix. Het journaal komt overeen met berichten die zijn te beluisteren op banden van het mobilofoonverkeer. Om 02.02 wordt op het districtskanaal gezegd: "Ik heb hier een groep speurhonden voor overnachting in de korpssoos. Verder een stel Fransen. Is dat hetzelfde laken een pak?". Even later wordt om begeleiding gevraagd. Via internet heeft de Commissie het telefoonnummer achterhaald bij het adres dat in het journaal vermeld staat. Het adres en de plaatsnaam bleken overigens verkeerd gespeld. De rechercheur van de Amsterdamse politie die indertijd het journaal heeft opgesteld, en die ook door de Rijksrecherche is verhoord, verstrekte de Commissie dezelfde gegevens. Door deze rechercheur werden later ook foto's van het adres in Roubaix en omgeving verstrekt. Een groep vrijwilligers uit Roubaix
Door de Commissie is vervolgens contact gezocht en correspondentie gevoerd met deze bergingsploeg. De gegevens die de Commissie heeft verkregen corresponderen geheel met het politiejournaal. Op 19 december 1998 verschijnt een artikel in Vrij Nederland waarin het grootste deel van het mysterie ASAR reeds wordt onthuld. De voorzitter van de vereniging heeft de Commissie laten weten dat ASAR staat voor Association des Secouristes de lAgglomération de Roubaix, een groep vrijwillige reddingswerkers die in 1979 is opgericht en speciaal is uitgerust en getraind voor rampsituaties. De groep heeft assistentie verleend na een aardbeving in Mexico en de ramp met de Herald of Free Enterprise. Tegenwoordig heet de vereniging Association des Saveteurs et Secouristes Actifs dans la Région Nord (ASARN). Zes leden van deze vereniging arriveren omstreeks 02.00 uur in de ochtend van 5 oktober 1992 in Amsterdam. Onder begeleiding van de politie is deze groep eerst naar politiebureau Ganzenhoef gebracht en later, omstreeks 03.00 uur, naar een "hôtel de la police" (de korpssociëteit) voor overnachting. Tegen 08.00 uur in de ochtend is men teruggebracht naar het politiebureau en om 10.00 uur werd men begeleid naar het rampterrein. De verantwoordelijke politiecommissaris deelde daarop mee dat de groep niet nodig was. Uit een bijgevoegd artikel uit het verenigingstijdschrift van oktober 1992 blijkt dat de groep aan het einde van de ochtend Amsterdam heeft verlaten. De voorzitter van de Franse bergingsploeg heeft de Commissie meegedeeld dat de groep donkergroene katoenen overalls droeg met reflecterende strepen, de afkorting ASAR in rood op de rug, witte helmen, zwarte dassen en zwarte tassen. De ploeg is niet op de rampplek zelf geweest en hebben geen voorwerpen meegenomen. Men reed in een donkergroene Renault 21 en een grijze Renault 11.
|
|