3.10 Bijlmermeer: er verdwijnen vliegtuigdelen
3.10.1 Mensen in vreemde pakken die zaken wegnemen
Het rapport van de Rijksrecherche bevat vele getuigenverklaringen over
personen in vreemde witte pakken die op het rampterrein "liepen te
speuren" en "af en toe iets opraapten". Er zijn slechts enkele
getuigen die daadwerkelijk gezien hebben dat iets werd meegenomen.
Daaronder getuigen die een verklaring afleggen over het meenemen van
zaken in plastic zakjes. Op beeldmateriaal van de bergingswerkzaamheden
is te zien dat dit regelmatig is gebeurd door leden van het RIT,
kennelijk ten behoeve van de identificatie van geborgen lichamen.
De meest duidelijke verklaring over het meenemen van voorwerpen is
van reddingswerker Boer, die behalve door de Rijksrecherche ook door de
Commissie is gehoord. De heer Boer wordt door de hoofdofficier in zijn
ambtsbericht en de minister in haar brief aan de Tweede Kamer opgevoerd
als de enige getuige die een beschrijving "reproduceert over duidelijk
afwijkende kledij".
[41]
Zowel
voor de Rijksrecherche als voor de Commissie geeft de heer Boer aan dat
hij en zijn collega's op 5 oktober 1992 omstreeks 10.00 uur op het
rampterrein werden weggestuurd door een man in een rood pak. Er vond
een heftige woordenwisseling plaats. De heer Boer zag vervolgens 6
personen in witte pakken in gezelschap van 4 personen in burger. Na
enige tijd vertrokken deze personen weer: "Het duurde een kwartier, 20
minuten en toen gingen ze weer weg en droegen ze iets. Ik kon absoluut
niet zien wat het was, want er lag een soort doek overheen".
De gebeurtenis op de rampplek wordt in het rapport van de
Rijksrecherche bevestigd door ploeggenoten van de heer Boer. Het zien
van de mannen in vreemde witte pakken niet. Volgens de Amsterdamse
brandweer blijkt uit dienstlijsten dat de heer Boer zich waarschijnlijk
in het tijdstip heeft vergist, omdat zijn groep na 14.00 uur is gestart
met de werkzaamheden. Een collega-groepscommandant van de Regionale
Rampenbestrijdingsorganisatie maakt melding van een foto waarop de heer
Boer zichtbaar is. Deze foto is 's middags gemaakt in de bus op weg
naar het rampterrein. De man in het rode pak is door de Rijksrecherche
geïdentificeerd als een kernlid van het RIT. Er heeft inderdaad een
woordenwisseling plaatsgevonden. Het RIT droeg op dat moment ook witte
overalls en witte jassen en heeft lichamen (met een deken erover) per
bergingsbrancard geborgen.
3.10.2 Het mandje van Erhart
De Commissie heeft geen verdere aanwijzingen dat er door mannen in
vreemde pakken voorwerpen van het rampterrein zijn meegenomen. Wel is
het mogelijk dat personen anders dan reguliere bergers voorwerpen
hebben weggenomen van het rampterrein. Uit onderzoek en telefonische
meldingen blijkt de Amsterdamse politie dat in de dagen na de ramp
bezoekers en belangstellenden brokstukken van het vliegtuig hebben
meegenomen. Op pamfletten die in de omgeving worden verspreid wordt men
dringend opgeroepen deze voorwerpen in te leveren bij het
dichtstbijzijnde politiebureau. Aangegeven wordt dat de brokstukken
belangrijk zijn voor het onderzoek naar de oorzaak van de ramp.
De ongevalonderzoekers missen uiteindelijk niet alleen voorwerpen,
waarvan de CVR het meest prominente onderdeel is, maar er raken ook
andere voorwerpen zoek. De heert Erhart van het BVO verklaart daarover
in het openbaar verhoor:
De heer Erhart: (...) Wij vonden een stuurwiel van het
vliegtuig en wat cockpitonderdelen. Ik zag een onderdeel wat ik meende
te herkennen als een zogenaamde flasher, een apparaat dat bij een
vliegtuig van El Al aanwezig is, dat is algemeen bekend. Het is
bedoeld om het vliegtuig te beschermen tegen hittezoekende raketten.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Wat heeft u met die
onderdelen gedaan?
De heer Erhart: Wij hebben die onderdelen in een ijzeren
mand gestopt die daar lag. Wij hadden eigenlijk de bedoeling om
naderhand, toen wij dus verder bezig waren, deze onderdelen mee te
nemen voor nader onderzoek.
(...)
Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U deed de spullen in de
mandjes. Waar zouden zij naartoe gaan?
De heer Erhart: Waar wij de delen van de cockpit hebben
gevonden en waar de mandjes zich bevonden, was binnen het afgesloten
gebied. Ik had de overtuiging dat binnen dat afgesloten gebied alles op
zijn plaats zou blijven. Wij zijn helaas in dat vertrouwen
beschaamd.
[42]
Van het verdwijnen van deze voorwerpen, die wellicht van belang
waren bij het onderzoek naar de ongevalsoorzaak, is door de heer Erhart
of het BVO geen aangifte gedaan bij de politie. Bijgevolg is geen
strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
3.10.3 Conclusies
Naar het oordeel van de Commissie zijn er voldoende
aanwijzingen dat er voorwerpen van het rampterrein zijn meegenomen.
De Commissie stelt vast dat het BVO tijdens het
ongevalonderzoek verzamelde voorwerpen is kwijtgeraakt en dat daarvan
geen aangifte is gedaan. Wettelijk had het BVO delen van het wrakstuk
in veiligheid moeten stellen. Naar het oordeel van de Commissie had
bovendien aangifte moeten worden gedaan.
De Commissie heeft geen aanwijzingen dat voorwerpen van het
rampterrein zijn meegenomen door mannen in vreemde witte pakken.