3.7 Den Haag: Het Landelijk Coördinatiecentrum
Op 4 oktober 1992 omstreeks 19.00 uur meldt een medewerker van het Landelijk Coördinatiecentrum (LCC) aan de dienstdoende piketambtenaar dat hij een vliegtuig laag heeft zien overkomen en dat hij later via Radio Noord-Holland heeft gehoord dat een vliegtuig is neergestort. Vijf minuten later wordt de piketambtenaar gebeld door de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken, de heer W. Opstelten. Hij is vanuit de dienstauto gebeld door de directeur-generaal Openbaar Bestuur van hetzelfde ministerie. Deze reed op de A9 en had een en ander op afstand zien gebeuren. De directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid en zijn plaatsvervanger zijn om 19.35 uur op het LCC. Vanaf 20.00 uur is er een volledige bezetting op het LCC, op de veertiende en vijftiende verdieping van het ministerie van Binnenlandse Zaken, om informatie in te winnen en te verstrekken en om bijstand te regelen. Minister mevrouw Dales van Binnenlandse Zaken heeft om 19.25 uur telefonisch contact met het LCC. 3.7.2 Geen discussie over opschaling
Wanneer een ramp een gemeentegrensoverschrijdend karakter heeft kan besloten worden de coördinatie onder te brengen op provinciaal of nationaal niveau. Dit heet opschalen. Uit onderzoek van de Commissie blijkt dat deze discussie op 4 oktober 1992 niet heeft plaatsgevonden. Er zijn die avond wel gesprekken gevoerd met de commissaris van de Koningin, de heer Van Kemenade, en de burgemeester van Amsterdam. Daaruit bleek dat de rampenbestrijding als zodanig onder controle was in Amsterdam. Ook de op dat moment verleende bijstand bleek voldoende. Door oud minister-president de heer Lubbers wordt bevestigd dat geen sprake was van een discussie over opschaling en dat minister mevrouw Dales van Binnenlandse Zaken de verantwoordelijkheid op lokaal niveau laat: De heer Lubbers: Nee, daar is geen sprake van geweest (...). Ook oud-burgemeester de heer Van Thijn bevestigt deze lezing in zijn contact met de minister van Binnenlandse Zaken: Mevrouw Augusteijn-Esser: Is er gesproken over eventueel opschalen van de coördinatie van deze ramp naar het landelijke niveau?
3.7.3 Onderzoek naar een terroristische aanslag
Op 4 oktober 1992 vindt kort na 20.00 uur telefonisch overleg plaats met de vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in de zogeheten Technische Evaluatie Commissie (TEC). Deze ambtelijke commissie verzamelt informatie die van belang kan zijn voor het bewakings- en beveiligingsbeleid ten aanzien van objecten en personen die het risico van terroristische aanslagen lopen. Daarna is er in de loop van de avond telefonisch contact tussen de leden van de zogeheten Grote Evaluatiedriehoek, bestaande uit de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken, het hoofd van de BVD, en de directeur-generaal Politie en Criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie. De Grote Evaluatiedriehoek stelt uiteindelijk de bewakings- en beveiligingsadviezen op. De driehoek krijgt om 21.45 uur gemeld dat het onderzoek van de TEC geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor een terroristische aanslag. Daarover heeft ook telefonisch overleg plaats tussen de leden van de driehoek onderling. De driehoek stemt in met de bevindingen van de TEC. Dit wordt vervolgens telefonisch gerapporteerd aan de minister van Binnenlandse Zaken.
In de media is gesuggereerd dat er een "geheim beraad" heeft
plaatsgevonden op de avond van de ramp en dat daarin zou zijn gesproken
over de lading van het vrachtvliegtuig. Uit onderzoek van de Commissie
blijkt dat daarvan geen sprake is geweest. Er heeft geen fysieke
bijeenkomst van topambtenaren of bewindslieden plaatsgevonden, met
uitzondering van de personen die op het LCC aanwezig waren. Wel zijn
er, naast de telefoonronde over de uitkomsten van het TEC-onderzoek,
telefonische contacten geweest tussen de directeur-generaal Openbare
Orde en Veiligheid en zijn plaatsvervanger enerzijds en de minister van
Binnenlandse Zaken en vertegenwoordigers van met name de ministeries
van Verkeer en Waterstaat en van Algemene Zaken anderzijds. Deze
contacten hadden niet betrekking op de lading, maar op de samenstelling
van een delegatie van bewindspersonen en het Koninklijk Huis voor een
bezoek aan het rampgebied op 5 oktober 1992. De heer Oudkerk: Heeft dat overleg ook niet bij u thuis plaatsgevonden? De heer Lubbers geeft in het openbaar verhoor ook aan dat hem niets bekend is van het bijeenzijn van de BVD, Mossad en/of andere veiligheidsdiensten en als zo'n overleg zou hebben plaatsgevonden hij dat als minister-president zeker zou hebben gehoord, ofwel via de secretaris-generaal, ofwel via de minister van Binnenlandse Zaken. Desgevraagd heeft het voormalig hoofd BVD, de heer A.W.H. Docters van Leeuwen schriftelijk aan de Commissie verklaart dat er geen overleg heeft plaatsgehad tussen de BVD en Israëlische organisaties of geheime diensten over de afhandeling van de Bijlmerramp. [14]
|
|