Terug naar inhoudsopgave rapport
Terug naar Dossier Bijlmerenquête, NRC Handelsblad


3.6 Haarlem: het Provinciale Coördinatiecentrum

3.6.1 Alarmering

Op 4 oktober 1992 omstreeks 19.30 uur ontvangt een dienstdoende kabinetsmedewerker via de politie van Haarlem informatie over het neergestorte vliegtuig. Deze besluit het PCC te openen en andere medewerkers op te roepen. Eén van de medewerkers vertrekt naar het beleidscentrum in Amsterdam, om van daaruit het PCC te informeren. Tevens wordt de commissaris van de Koningin, de heer J. van Kemenade, op de hoogte gesteld. Deze begeeft zich naar het PCC. Het PCC is om 19.50 uur operationeel. Dit wordt via het noodnet meegedeeld aan het beleidscentrum in Amsterdam en het LCC.

3.6.2 Verrichte werkzaamheden

De rol van de provincie Noord-Holland blijft op de avond van de ramp beperkt. Men informeert en wordt op de hoogte gesteld.

Om 20.20 uur wordt door het LCC gevraagd wie de leiding heeft bij deze ramp. Vijf minuten later heeft de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, de heer W. Opstelten, contact met de heer Van Kemenade. De directeur-generaal kan op dat moment geen contact krijgen met het beleidscentrum. Het PCC antwoordt dat te zullen proberen. Om 20.45 krijgt het PCC van het LCC te horen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) extra meetploegen gereed heeft staan. De minister van Binnenlandse Zaken informeert om 20.50 uur rechtstreeks de commissaris van de Koningin. In de loop van de avond heeft het PCC diverse malen contact met het beleidscentrum over de stand van zaken. Aan het eind van de avond wordt door de medewerker van de provincie vanuit het beleidscentrum de balans opgemaakt: "Er is door de verschillende diensten goed samengewerkt. Het eerste half uur was, zoals gebruikelijk, chaotisch. De verbindingsmiddelen functioneerden slecht". Het PCC wordt die avond om 01.00 uur gesloten.

Later die week speelt de provincie nog een rol bij het verlenen van bijstand (het zorgen dat personeel en materieel van diverse politie- en brandweerkorpsen en militaire eenheden zich naar het rampterrein begeven) en het verlenen van toestemming om het afval van de rampplek af te voeren naar stortlokaties.

3.6.3 Conclusies

  • De Commissie heeft vastgesteld dat de provincie vrij laat, bijna een uur na het neerstorten van het toestel, is geïnformeerd over de ramp en dat dit via informele kanalen is gebeurd.
  • De Commissie constateert dat de rol van de provincie bij de vliegramp in de Bijlmermeer beperkt is gebleven tot informatievoorziening en bijstandverlening.
  • De Commissie stelt vast dat er, gelet op het karakter van de ramp (die beperkt is gebleven tot één gemeente) overigens ook geen wettelijke grond bestond voor een uitgebreidere rol.

  • NRC Webpagina's © NRC Handelsblad