Het proces tegen Desi Bouterse dat vandaag is begonnen is een wonderlijk
brouwsel van Prinzipienreiterei en strafrechtelijk onbenul vindt
Hendrik Kaptein.
Ondanks vertragingstactieken van de kant van de verdediging zal het
openbaar ministerie er toch in slagen om Bouterse voor de strafrechter
te brengen, al is het dan niet in persoon. Nu de zaak in dit stadium is
aangeland, lijkt iedereen dat vanzelfsprekend te vinden. Maar waar is de
berechting van Bouterse uiteindelijk goed voor? Wat kan de rechter nog
doen?
Er zijn twee mogelijkheden.
In de eerste plaats veroordeling bij verstek, oftewel de terechtzitting
als schertsvertoning. Want daardoor wordt Bouterse hooguit beperkt in
zijn buitenlandse bewegingsvrijheid. Voor zijn handel maakt het niet
uit: ook in Suriname zijn telefoons. Afschrikwekkende werking op anderen
is evenmin te verwachten: geen poederbaas zal onder de indruk van een
veroordelend verstekvonnis tegen Bouterse stil gaan leven.
Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat Bouterse op grond van een
veroordelend verstekvonnis vroeger of later toch vast komt te zitten,
zal de handel in drugs niet of nauwelijks teruglopen. Bouterse is
volgens de DEA (de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency) hooguit
één van vele handelaren van het derde echelon, ver onder
de grote drugsbaronnen en hun vazallen in Midden- en Zuid-Amerika. Er
zijn genoeg anderen om de zaken voort te zetten.
De averechtse werking van strafrecht tegen verdovende
middelen staat voor bijna iedereen vast. Maar als het om Bouterse gaat,
zwijgt de verstandige meerderheid. Of moeten boeven koste wat kost
worden gestraft? Dat is strikte vergelding, volgens de beginselen van
Hirsch Ballin en anderen die ondanks alles door wilden gaan met de Copa-
zaak, in de trant van: 'Het recht moet zegevieren boven de politiek'.
Maar strikte vergelding, zonder belangenafweging, is in strijd met ons
strafrecht. Het wettelijk vastgelegd opportuniteitsbeginsel houdt in dat
strafvervolging kan uitblijven als het algemeen belang daarmee wordt
gediend, bijvoorbeeld als het nut van straf niet opweegt tegen de kosten
van vervolging, in termen van bijvoorbeeld werktijd of bestrijding van
andere misdaad. Misdaad moet dus niet altijd worden vergolden en
afgezien van het opportuniteitsbeginsel lukt dat in de praktijk
natuurlijk nooit.
Bovendien kan alleen worden vergolden wat als zodanig misdadig is
(moord, verkrachting en dergelijke delicten). Verdovende middelen zijn
misschien ongewenst, maar kunnen moeilijk als inherent crimineel worden
bestempeld. Wettelijk verboden zijn zij wél, maar er is bij wet
zoveel verboden waaraan justitie terecht niets doet. En allicht mag Bouterse in de Copa-zaak niet mede worden gestraft uit
vergelding voor de (allicht wél als zodanig misdadige)
Decembermoorden.
Veroordeling bij verstek helpt niet tegen verdovende middelen en kan ook
afgezien daarvan niet worden gerechtvaardigd, zeker niet in termen van
vergelding. De onafhankelijke rechter kan met dergelijke overwegingen
niet veel meer beginnen. Hij kan vervolgingsbelangen niet meer afwegen.
Hij kan dan ook niet anders dan meespelen in deze justitiële
schertsvertoning en oordelen op grond van de wet en de feiten van het
geval. Op grond daarvan kan hij ook komen tot vrijspraak of anderszins
vrijwaring van straf, de tweede mogelijkheid, weer bij verstek.
Volgens sommigen is de zaak tegen Bouterse 'spijkerhard'. Maar in al dit
soort zaken bestaat het bewijsmateriaal praktisch alleen uit
getuigenverklaringen. Wat als rechterlijke twijfels rijzen over eerder
afgelegde belastende verklaringen? Ook bedreigde getuigen kunnen
worden opgeroepen om belastende verklaringen ter zitting te herhalen.
Zullen zij bij hun verklaringen blijven, wetende dat justitie hun
veiligheid niet kan garanderen? Zullen zij niet eerder kiezen voor
gijzeling of zelfs gevangenisstraf wegens meineed? In de Copa-zaak zijn
al eerder namen van bedreigde getuigen prijsgegeven. Justitie deed
dat levensgevaar af als 'bedrijfsongeval'.
Vrijspraak op deze of andere gronden lijkt niet waarschijnlijk.
Verdovende middelen vervuilen ook het strafrecht. Om veroordelingen
mogelijk te maken worden de regels zo ruim mogelijk uitgelegd, ook als
het niet om drugsbazen gaat. Toch heeft het OM Goedschalk alsnog laten
gaan omdat vrijspraak tegen hem werd gevreesd. Als Bouterse niet wordt
veroordeeld, dan heb je de politieke poppen pas goed aan het dansen. Dan
kraait Bouta victorie tegen neokoloniaal Nederland en dreigt hij in de
Surinaamse politiek alsnog de baas te worden.
Andere mogelijkheden (berechting in Suriname, Bouterse alsnog in persoon
voor de Nederlandse rechter) zijn uiterst onwaarschijnlijk geworden. De
Nederlandse strafrechter wordt misbruikt en voor gek gezet door het OM
en door een politiek die dit toneelstuk niet heeft weten tegen te
houden. Tot aan het begin van het proces had dat gekund, op grond van de
wettelijk vastgelegde macht van de minister van Justitie over het OM.
De Copa-zaak drijft op een wonderlijk brouwsel van
Prinzipienreiterei en strafrechtelijk onbenul, vermengd met angst
voor gezichtsverlies, machtsstrijd tussen ministeries en het OM en
vooral: politiek opportunisme.
De strafzaak tegen Bouterse is niets anders dan buitenlandse politiek
met andere middelen. Het is overduidelijk dat strafrecht en strafrechter
hier worden misbruikt. Nog los van de vraag of de Surinaamse politiek
gebaat is bij een verstekvonnis of vrijwaring van straf.
Het is een raadsel waarom justitie al die kostbare werktijd niet
beter heeft besteed, bijvoorbeeld aan tijdige vervolging van de
Decembermoorden.
Dr. H.J.R. Kaptein is verbonden
aan de juridische faculteit van de Universiteit van Amsterdam.