Nederland is niet de plek waar Bouterse moet worden berecht
Het gerechtshof in Amsterdam
vindt dat tegen Desi Bouterse een dusdanige verdenking bestaat dat hij
voor een Nederlandse strafrechter ter verantwoording behoort te worden
geroepen over de Decembermoorden. Een eventuele vervolging stuit niet
alleen op juridische en feitelijke problemen, ook de grondslag om
Bouterse voor een Nederlandse rechter te brengen, is zwak, meent R.
van Elst.
Moet Desi D. Bouterse voor een Nederlandse rechter terechtstaan wegens
betrokkenheid bij de moord op vijftien van zijn meest prominente
opponenten? Het gerechtshof te Amsterdam laat die mogelijkheid
onderzoeken, nadat een broer en een neef van twee slachtoffers erover
hadden geklaagd dat Bouterse niet voor de zogenoemde Decembermoorden
wordt vervolgd. Volgens het hof bestaat tegen Bouterse een dusdanig
ernstige verdenking dat hij 'voor een strafrechter ter verantwoording
behoort te worden geroepen'.
Nog afgezien van de merites van deze zaak is het opmerkelijk dat het
Amsterdamse hof zich nu een voorstander toont van het vervolgen van
strafbare feiten die door een buitenlander in zijn eigen land zijn
begaan. Nauwelijks vijf jaar geleden oordeelde het hof Amsterdam nog,
weliswaar in een andere samenstelling, dat het vervolgen van de toen in
Amsterdam verblijvende Augusto Pinochet, op zoveel 'juridische en
feitelijke problemen zal stuiten, dat de officier van justitie daarvan
alleszins terecht heeft afgezien'. Wat is ondertussen veranderd?
Ook het vervolgen van Bouterse wegens zijn betrokkenheid bij de
Decembermoorden stuit op vele juridische en feitelijke problemen.
Eén van de juridische problemen is dat het de Nederlandse rechter
slechts in uitzonderlijke gevallen is toegestaan om buitenlanders te
vervolgen wegens delicten die ze in eigen land hebben begaan. Bij die
uitzonderlijke gevallen gaat het met name om oorlogsmisdrijven en
foltering. Verdachten van deze misdrijven kunnen voor de Nederlandse
rechter worden gebracht ongeacht waar ze hun misdrijf hebben begaan, en
ongeacht hun nationaliteit en die van het slachtoffer. Over
oorlogsmisdrijven en foltering bestaat met andere woorden universele
rechtsmacht. Een zo ruime rechtsmacht is alleen toegelaten indien
daarover binnen de internationale gemeenschap consensus bestaat.
Hoewel het hof terechte twijfels heeft over de mogelijkheid om Bouterse
wegens oorlogsmisdrijven te berechten omdat geen sprake was van een
(intern) gewapend conflict in het kader waarvan de moorden zijn begaan,
lijkt het hof wel iets te voelen voor een vervolging wegens misdrijven
tegen de menselijkheid. Tot voor kort was deze categorie, bij gebrek aan
een juridisch sluitende omschrijving, een doos van Pandora waarbij
misbruik op de loer lag door de politiek van een bepaald land als
onmenselijk en dus als misdrijf tegen de menselijkheid te brandmerken.
Hoe schokkend de moord op vijftien politieke tegenstanders ook is,
misdrijven tegen de menselijkheid zijn historisch gezien ontstaan als
reactie op de jodenvervolging in nazi-Duitsland en deze kwalificatie
moet worden bewaard voor regimes waarin terreur regeert als die van
Hitler, Stalin en Pol Pot. Daarom bevat de omschrijving van misdrijven
tegen de menselijkheid in het Statuut van het Internationaal Strafhof
ook de beperking dat het moet gaan om misdrijven die wijdverbreid of
systematisch worden begaan.
Maar zelfs als de Decembermoorden als misdrijf tegen de menselijkheid
zouden moeten worden aangemerkt, dan doet zich nog het probleem voor dat
de Nederlandse wet ze nu niet als zodanig strafbaar stelt. Ook bij het
vervolgen van Bouterse wegens foltering vormt de Nederlandse wet een
moeilijk te nemen obstakel. Op 20 januari 1989 is de Uitvoeringswet
folteringverdrag in werking getreden, de wet waarbij de belangrijkste
verplichtingen in de Nederlandse strafwet worden uitgewerkt die
voortkomen uit het op 10 december 1984 tot stand gekomen VN-
folteringverdrag. Behalve deze data is nog van belang dat het verdrag op
26 juni 1987 in werking trad, veel later dus dan de dag waarop de
Decembermoorden werden gepleegd.
Bij de bespreking van het ontwerp voor de Uitvoeringswet heeft de
minister van Justitie gezegd dat de wet alleen op toekomstige gevallen
van toepassing is. Daar komt bij dat de laatste beslissing van de House
of Lords inhield dat Pinochet alleen mocht worden uitgeleverd voor
gevallen van foltering die waren begaan nadat de Engelse uitvoeringswet
in werking was getreden. Nu is deze beslissing niet bindend voor
Nederlandse rechters, maar de gedachte die eraan ten grondslag ligt komt
overeen met het standpunt dat hier in het parlement is geuit: de
(uitvoerings)wet heeft geen terugwerkende kracht.
Bijkomende complicatie is dat Bouterse zich niet in Nederland bevindt.
Nu is het in Nederland mogelijk om een verdachte bij verstek te
berechten, maar bij universele rechtsmacht is dat ongewenst. Het Verdrag
tegen foltering koppelt de verplichting om op basis van universele
rechtsmacht te vervolgen, aan de voorwaarde dat de verdachte op het
territoir wordt aangetroffen. Dat is niet alleen praktisch, maar ook
verstandig. Het voorkomt dat de Nederlandse justitie zich gaat gedragen
als 'politieagent-van-de-wereld' en wordt geconfronteerd met een
onafzienbare hoeveelheid aanklachten die dan vanuit de hele wereld
afkomstig kunnen zijn. Niet voor niets beperkt het Nationaal
Opsporingsteam Oorlogsmisdrijven zich tot zaken waarin de verdachte op
Nederlands grondgebied is aangetroffen. Dat team, kennelijk niet in deze
beslissing gekend, doet onderzoek naar ongeveer honderd in Nederland
aanwezige buitenlanders die ervan worden verdacht in het land van
herkomst oorlogsmisdrijven of foltering te hebben begaan. Onder hen
bevinden zich Afghanen van wie tenminste vier de Nederlandse
nationaliteit hebben verkregen.
Ook verdient de opportuniteit van de beschikking van het hof nog
aandacht. De beschikking komt nog geen drie maanden voor de Surinaamse
verkiezingen. Het is onwaarschijnlijk dat de nog te benoemen deskundige
zijn rapport voor die tijd heeft afgerond en een definitieve beslissing
van het hof valt voor die tijd zeker niet te verwachten. In plaats van
deze beschikking te nemen met een voor Bouterse belastend oordeel (het
hof bepaalt ook nog dat deze beschikking algemeen verkrijgbaar wordt
gesteld) had het hof kunnen volstaan met het benoemen of oproepen van
een deskundige om pas daarna op het beklag te beslissen. Het hof lijkt
dan ook met deze beschikking vooral een signaal te willen afgeven.
De grondslag om Desi D. Bouterse wegens betrokkenheid bij de
Decembermoorden voor een Nederlandse rechter te brengen, is zwak en
staat in contrast met de ongewoon harde bewoordingen waarmee het hof
aangeeft dat Bouterse voor een strafrechter ter verantwoording moet
worden geroepen. Het signaal dat het hof met deze beschikking lijkt te
willen geven, doet denken aan strafrechtelijk kolonialisme.
Mr. R. van Elst bereidt een proefschrift voor over de verplichting om
ernstige schendingen van rechten van de mens te vervolgen op basis van
universele rechtsmacht.