Vervolging Bouterse om moord is complex
Het internationale recht is
volop in beweging. Deskundigen zien haken en ogen aan vervolging van
Bouterse.
Door onze redacteur JOOST ORANJE
ROTTERDAM, 7 MAART. Voor liefhebbers van internationaal recht zijn het
mooie tijden. Terwijl de maandenlange juridische strijd over een
mogelijke rechtsgang van de Chileense ex-dictator Pinochet nog maar net
was afgelopen, diende zich in Nederland alweer een nieuwe kwestie aan.
Het Amsterdamse gerechtshof noemde afgelopen vrijdag een mogelijke
vervolging van de voormalige Surinaamse legerleider D. Bouterse vanwege
zijn betrokkenheid bij de 'decembermoorden' "opportuun", al moeten er
nog wel een aantal cruciale vragen worden
beantwoord.Volkenrechtdeskundigen meldden zich dit weekend op de
website van het hof om de beschikking goed te bestuderen. Allemaal zijn
ze het erover eens dat het een unieke uitspraak betreft. Eensgezind
wordt verwezen naar een soortgelijke zaak uit 1994 toen het gerechtshof
zich boog over de vraag of Pinochet, destijds op bezoek in Nederland,
vervolgd zou kunnen worden. Dat verzoek werd afgewezen omdat de zaak
feitelijk en juridisch te ingewikkeld werd geacht. In vergelijking met
toen, zo vindt internationaal strafrechtdeskundige A. Klip van de
Utrechtse universiteit, heeft het hof de zaken nu veel grondiger
aangepakt en "echt een breuk" veroorzaakt. "Je laat in ieder geval zien
dat je als land serieus naar dit soort misdaden kijkt en dat is winst."
En ook Th. van Boven, hoogleraar internationaal recht aan de
universiteit Maastricht, vindt de beschikking "vanuit het oogpunt van
de mensenrechten alleen maar toe te juichen". Maar de verdere
uitwerking noemt Van Boven nog niet zo eenvoudig: " Niet voor niets
spreekt het hof geen definitief oordeel uit omdat een
volkenrechtdeskundige nog eens naar een aantal wezenlijke punten moet
kijken. Dat is heel verstandig, omdat de internationale jurisdictie erg
in beweging is. "
Juist die recente beweging maakt het internationale recht interessant,
maar vooral ook ingewikkeld. Meer dan bij veel andere juridische
vraagstukken speelt op dit terrein de politiek immers een
doorslaggevende rol. De kwestie-Pinochet, zoals die zich de afgelopen
zestien maanden in Engeland ontwikkelde, was enkele jaren geleden nog
moeilijk voorstelbaar geweest. En de instelling van de Rwanda- en
Joegoslaviëtribunalen zijn gebeurtenissen die alleen maar mogelijk
werden omdat de internationale politiek er uiteindelijk het fiat voor
gaf.
Een eventuele vervolging van Bouterse vanwege de 'decembermoorden' past
op het eerste gezicht in deze daadkrachtige tijdsgeest. Ook in
Nederland waren de politieke- en juridische geesten na 1982 blijkbaar
nooit rijp voor actie, totdat het gerechtshof Nederland afgelopen
vrijdag als "de meest aangewezen overheid" omschreef om tot vervolging
van de decembermoorden over te gaan. Want, zo redeneert het hof,
vervolging in Suriname zelf ligt niet voor de hand, dus is Nederland,
vanwege de historische banden, een logisch alternatief. Maar volgens
Klip ligt dit 'opportuniteitsbeginsel' nog niet zo simpel: "Uit het
nadere onderzoek zou straks kunnen blijken dat de decembermoorden als
misdaden tegen de menselijkheid of foltering zijn te kwalificeren. De
gebeurtenis valt dan onder het volkenrechterlijk gewoonterecht. Maar in
dat geval kunnen alle landen in principe vervolgen en is dat
niet vanzelfsprekend voorbehouden aan Nederland." Overigens gaat daar
volgens Klip een principiële vraag aan vooraf: kan een Nederlandse
rechter het volkenrechterlijke gewoonterecht wel toepassen, waar dit
normaliter door internationale rechters gebeurt?
En er spelen meer complicerende factoren. Zo worden misdaden tegen de
menselijkheid in het Nederlandse strafrecht alleen maar genoemd in
relatie met de Tweede Wereldoorlog. En los daarvan moet worden bekeken
of de decembermoorden juridisch gezien wel in dezelfde categorie vallen
als bijvoorbeeld gebeurtenissen in voormalig Joegoslavië of
Rwanda. Bovendien werden bij de decembermoorden twee militairen gedood,
waar in de statuten van de Rwanda- en Joegoslavië-tribunalen
alleen maar van misdaden tegen burgers wordt gesproken. Het maakt
allemaal volgens Klip dat de procedure nog maar aan het begin staat:
"Eerst moeten de volkenrechterlijke aspecten duidelijk worden, dan de
doorwerking naar het Nederlands recht en vervolgens het antwoord op de
vraag of Nederland rechtsmacht heeft en of het opportuun is of ons land
überhaupt vervolgt. Het zijn vragen die het hof terecht
beantwoord wil zien, maar de antwoorden zijn nog niet zo simpel."
Eén ding is duidelijk: het hof lijkt onzekerheden te willen
uitsluiten voordat vervolging definitief mogelijk wordt geacht. Mocht
het openbaar ministerie uiteindelijk een gerechtelijk vooronderzoek
naar de decembermoorden openen, dan zal dat niet tot Bouterse beperkt
blijven. De gebeurtenissen in de nacht van 8 op 9 december waren een
aangelegenheid van de 'Groep van Zestien', de club sergeants die in
1980 de macht in Suriname greep. Nu al is duidelijk dat ook de andere
leden van deze groep, mocht Nederland in deze zaak rechtsmacht tegen
Bouterse blijken te hebben, in het vizier zullen komen. Nabestaanden van
de slachtoffers van de decembermoorden hebben de aangiftes tegen hen
reeds bij het OM gedeponeerd.