Niet elke gruweldaad is universeel delict
Het gerechtshof oppert een
vervolging van Bouterse wegens folter en misdrijven tegen de
menselijkheid. Opmerkelijk.
Door onze redacteur F. KUITENBROUWER
AMSTERDAM, 4 MAART. Berechting van de infame decembermoorden van 1982
in Suriname zelf lijkt verder weg dan ooit. En het einde van de
verjaringstermijn komt in zicht. Nederland dan? Deze vraag is door
nabestaanden voorgelegd aan het gerechtshof te Amsterdam. Er leek
slechts een enkel juridisch aanknopingspunt: dat Bouterse als voormalig
koloniaal militair de Nederlandse nationaliteit bezat. Het gerechtshof
komt nu echter tot de conclusie dat hij de Nederlandse nationaliteit
heeft verloren op de dag van de soevereiniteitsoverdracht.
Toch is nog niet alles verloren. Het hof komt met een opmerkelijke
nieuwe variant: vervolging wegens folter of misdrijven tegen de
menselijkheid. Dit zijn zogeheten universele delicten, die zozeer het
geweten van de mensheid schokken dat ze overal ter wereld kunnen worden
berecht. Of Nederland als rechter in aanmerking komt, laat het hof
overigens nog open. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar "enkele
complexe vraagstukken van volkenrechtelijk gewoonterecht".
Deze benadering biedt belangrijke perspectieven. Folter of misdrijven
tegen de menselijkheid verjaren niet. Ook het nationaliteitsvraagstuk
speelt niet direct een rol. Dat geldt niet alleen voor Bouterse als
verdachte maar ook voor de slachtoffers. Eén daarvan, de
journalist Frank Wijngaarde, had de Nederlandse nationaliteit behouden.
Dat zou een Nederlandse strafvervolging mogelijk maken met als
uitgangspunt het zogeheten beschermingsbeginsel: toepassing van het
Nederlandse strafrecht op schending van onze rechtsbelangen in het
buitenland.
Daarbij moet echter in de eerste plaats worden gedacht aan collectieve
belangen, zoals de veiligheid van vliegtuigen en zeeschepen. Bij de
bescherming van individuele rechtsbelangen plegen wij er toch vooral op
te vertrouwen dat de buitenlandse staat zelf wel zal ingrijpen. Dat mag
in het geval van een revolutionair bewind als dat van Suriname in de
jaren tachtig rijkelijk naïef lijken, maar daaraan dacht niemand
in de jaren tachtig van de vorige eeuw toen ons Wetboek van strafrecht
tot stand kwam.
De Nederlandse nationaliteit van Wijngaarde speelt in elk geval een rol
bij beantwoording van de vraag of Nederland de berechting op zich moet
nemen. Deze vraag ligt minder eenvoudig dan wellicht lijkt. "Aanspraken
op rechtsmacht die geen aanknopingspunt hebben bij de locus
delicti (plaats van het misdrijf) noch bij de nationaliteit van de
dader gaan zeer ver maar zijn tegelijkertijd zeer zwak", waarschuwde de
regering in 1984.
Het grootste struikelblok is de kwalificatie van de decembermoorden als
folter en misdrijven tegen de menselijkheid. Er zijn aanwijzingen dat de
slachtoffers van Fort Zeelandia gemarteld zijn. Juridisch is echter van
belang wat het opzet van de daders was. Als het hen was begonnen om een
standrechtelijke executie, zou dat, hoe cru het ook klinkt, toepassing
van de uitvoeringswet van het internationale verdrag tegen folter
kunnen blokkeren. Het systematische karakter van een meervoudige
standrechtelijke executie is tegelijk een argument om te spreken van
een misdrijf tegen de menselijkheid. Daarbij pleegt in de eerste plaats
te worden gedacht aan gruwelen in tijd van oorlog. Maar het
Joegoslavië-tribunaal heeft nog eens bevestigd dat ze ook kunnen
worden begaan bij interne conflicten. Toch komt niet iedere gruweldaad
in aanmerking. Het verschil tussen "gewone" misdrijven en misdrijven
tegen de menselijkheid is wel getypeerd als: "er zijn misdrijven die
ons mensen vrees aanjagen - en er zijn misdrijven die ons vrees
aanjagen mens te zijn". Dit is zonder twijfel een onderwerp waarover
het internationale recht in ontwikkeling is, zei een van de Britse Law
Lords in de zaak-Pinochet. Het Amsterdamse gerechtshof sluit daarbij nu
aan. Maar de Law Lord waarschuwde ook: "staten gaan behoedzaam
voorwaarts op dit terrein".