U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    titel  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

 HET DROMERIGE IS ER
WEL EEN BEETJE AF

 INLEIDING
 IDEALISTEN
 COBRA
 LEEFTIJD

Cobra

De gesprekken met Eva Bendien - en die met haar partner Rutger Noordhoek Hegt (63), die in 1965 Polly Chapon opvolgde als medegaleriehouder - vinden plaats in hun huis aan de Amsterdamse Keizersgracht en in hun buitenhuisje in het Land van Maas en Waal, waar we het praten afwisselen met zevenblad-wieden in de tuin.

Lucebert: Denken door de dieren 
(1952)

Lucebert: Denken door de dieren (1952)

Terwijl ze bladert door de catalogus van de tentoonstelling van Vlaamse en Nederlandse schilderkunst uit de twintigste eeuw, die Rudi Fuchs en Jan Hoet dit voorjaar samenstelden voor het Venetiaanse Palazzo Grassi, zegt ze tevreden: ,,Dat is toch niet zo gek, vier kunstenaars uit onze stal: Lucassen, Raveel, Lucebert, Alechinsky. En Karel Appel hebben we gebracht en ook Carel Visser. Dat is een aardige score.''

Ze beaamt dat Galerie Espace in Nederland de oudste galerie is voor hedendaagse kunst, een fenomeen dat hier in 1956 nog nauwelijks bestond. De openingen van Espace trokken in het begin dan ook veel aandacht. ,,Polly Chapon wilde Cobra-kunst brengen, dat was haar idee. Het eerste wat we deden, was naar Parijs gaan, naar Appel en Corneille, om met hen te praten en werk op te halen. We waren in het begin erg op Parijs gericht, we kochten ook grafiek van Franse kunstenaars als Bissière en Dubuffet. Bij onze openingen van Cobra- groepstentoonstellingen was het stampvol, mensen kwamen met z'n tienen in een deux-chevauxtje om er maar bij te zijn. Cobra bestond toen al acht jaar, maar er was vrijwel geen handel in Cobra-kunst, er was geen publiek voor, er waren ook nog maar heel weinig verzamelaars in Nederland. Het was niet ons probleem om aan kunst te komen, maar om het kwijt te raken. De verzamelaar Kees Groenendijk was onze eerste klant. Hij kocht een klein Appeltje.''

De Belg Pierre Alechinsky is de enige kunstenaar uit de begintijd die nu nog verbonden is aan Espace, maar ook Lucebert, die hier in 1958 zijn eerste expositie had, is de galerie altijd trouw gebleven, tot aan zijn dood in 1994. Eva Bendien: ,,Toen Appel en Corneille heel beroemd werden en iedereen hun werk kocht, dacht ik: Nou goed, onze periode is voorbij. Nee, ik ben nooit bitter geweest dat ik ze niet meer vertegenwoordigde toen ze internationaal bekend werden. Als kunstenaars over de hele wereld worden gevraagd, als ze constant moeten leveren, dan gaat dat vaak ten koste van de kwaliteit, je ziet dat hun werken minder intens worden, het zijn geen creaties meer, het worden producten. Van Niki de Saint-Phalle hebben we bijvoorbeeld omstreeks 1970 kleine "Nana's' geëxposeerd, vrouwenbeeldjes, die ze met de hand beschilderde. Als je die vergelijkt met de grote, groffe beelden die je nu van haar kunt kopen bij die handelaren in moderne kunst aan de Spiegelstraat, dan schrik je. ''

,,Een schilder als Corneille, in wie allerlei gewiekste jongens handel zagen, kon nooit nee zeggen, omdat hij wel genoot van al die belangstelling en hij liet zich dus welgevallen dat zijn werk gereproduceerd werd, dat er talloze zeefdrukken werden gemaakt. Karel Appel heb ik in de jaren zestig niet meer gevraagd voor een solo-expositie omdat hij altijd in het buitenland zat en ons contact een beetje verzandde. Ik was toen ook al weer bezig met een jongere generatie kunstenaars als Reinier Lucassen, Pieter Holstein, Sipke Huismans en Breyten Breytenbach, de schilders van de Nieuwe Figuratie, waartoe ook Roger Raveel behoort.''

Op mijn vraag hoe het komt dat de schilder Lucebert internationaal nooit echt is doorgebroken, zegt ze: ,,In het begin van de jaren zestig werd hij door de Marlborough Gallery in Londen ontdekt. Toen Marlborough hem bracht, mocht geen enkele andere galerie meer zaken met hem doen, ook Espace niet. Polly en ik vonden dat onzin, we zijn naar Londen gegaan en hebben gezegd: "We mogen hem in Nederland toch wel vertegenwoordigen.' Dat werd toegestaan, maar alleen in Nederland. Dus wij konden in het buitenland niets meer voor Lucebert doen en de Marlborough Gallery liet het zitten, die heeft hem nooit gepromoot. In 1991 exposeerden we Lucebert op de ARCO in Madrid. In Spanje is hij wel een beetje bekend en we hebben op die beurs aardig van hem verkocht, maar de grote doorbraak is er niet van gekomen. Ik heb wel vaker gemerkt dat het publiek op de internationale beurzen vooral werk koopt van kunstenaars die al beroemd zijn. Op de FIAC in Parijs, waar we driemaal aan deelnamen, brachten we bijvoorbeeld Anton Heyboer. Zijn etsen en collages werden heel mooi gevonden, maar de enigen die ze kochten, waren mensen die zijn werk allang kenden.''

,,Het is jammer dat maar zo weinig Nederlandse kunstenaars bekend zijn in het buitenland. De directeuren van het Stedelijk Museum, De Wilde, Beeren en Fuchs, hadden zich daar meer voor in moeten zetten. Bij hun aankopen in Amerikaanse galeries hadden ze bijvoorbeeld kunnen zeggen: "Doe vice versa ook eens iets voor onze kunstenaars, organiseer eens een expositie van een Nederlander.' Waarom niet, als tegenprestatie.''

Lees verder

NRC Webpagina's
15 augustus 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) AUGUSTUS 1997