NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
AGENDA
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE
 Overzicht
Vragen & Opmerkingen
Begrippenlijst:
A, B,
C, D,
E,
F, G,
H, I,
J,
K, L,
M, N,
O, P,
Q, R,
S, T,
U,
V, W,
X, Y,
Z
|
Keynesiaans model
John Maynard Keynes (1883-1946) ging uit van een gegeven aanbod van
arbeidskrachten. De mate waarin deze worden ingezet bij de productie
wordt
bepaald door de bestedingen. Dit zijn de consumptieve vraag van
particulieren en
overheid, de investeringsvraag van particulieren en overheid en de vraag
uit het
buitenland. Schieten de bestedingen tekort dan is er
onderbestedingswerkloosheid. Door de bestedingen op te voeren
verdwijnt
deze.
Voorbeeld van een sterk vereenvoudigd Keynesiaans model van een economie
zonder
overheid en zonder buitenland:
CON = 0,75 NNI (1)
INV = 20 mrd gld (2)
NNI = CON + INV (3)
ARV = NNI/25.000 gld (4)
ARA = 4 mln personen (5)
WLH = ARA - ARV (6)
De eerste vergelijking luidt: verondersteld wordt dat de consumptieve
vraag
(CON) bij elke hoogte van het netto nationaal inkomen (NNI), driekwart
van dat
nationaal inkomen is.
De tweede vergelijking luidt: verondersteld wordt dat de
investeringsvraag
(INV) 20 miljard gulden bedraagt.
De derde vergelijking luidt: Er is inkomensevenwicht als de wensen
van
consumenten en investeerders juist gelijk zijn aan het nationaal inkomen.
De vierde vergelijking luidt: De vraag naar arbeid (ARV) is gelijk
aan het
nationaal inkomen gedeeld door f 25.000.
De vijfde vergelijking laat zien dat er een gegeven aanbod van arbeid
(ARA)
is van 4 miljoen personen. In (6) staat dat de werkloosheid (WLH) gelijk
is aan
het verschil tussen arbeidsaanbod en arbeidsvraag.
Door (1) en (2) in (3) in te vullen blijkt dat NNI = 80 mrd gulden de
evenwichtswaarde van het nationaal inkomen is. (4) laat zien dat er dan
3,2
miljoen arbeidskrachten gevraagd worden. De werkloosheid is 0,8 miljoen
personen. Deze onderbestedingswerkloosheid kan in het kader van dit model
worden
aangepakt door de consumptieve vraag en/of de investeringen te vergroten.
|