Terug

IN MEMORIAM
Arthur Lehning (1899-2000)

Door RAYMOND VAN DEN BOOGAARD

Arthur Lehning, die op Nieuwjaarsdag na een lang ziekbed overleed in het dorpje nabij Orléans waar hij de laatste jaren woonde, was in alle opzichten een buitenbeentje in de Nederlandse cultuur en samenleving. Anarchist om te beginnen - voor de oorlog als auteur van opruiende artikelen in bladen als De wapens neder en De syndicalist, na de oorlog vooral als bezorger van de verzamelde geschriften van de Russische anarchist Michail Bakoenin.

Hij was een man die als geen ander intellectuele sleutelfiguren van zijn tijd kende: Joris Ivens, Emma Goldman, Walter Benjamin, Mondriaan, Mohammed Hatta mocht hij op enig moment tot zijn persoonlijke vriendenkring rekenen. Maar hij raakte ook weer vaak gebrouilleerd, want Lehning was in de omgang geen makkelijk mens. De befaamdste brouille was vermoedelijk die met de dichter Hendrik Marsman, medeleerling aan de HBS in Utrecht in de jaren '10. Hun wegen gingen in 1926 uiteen op het leerstuk van de individuele vrijheid, waaraan de anarchist Lehning veel waarde hechtte, maar voor Marsman het einde van de menselijke beschaving aankondigde.

Arthur Lehning, die eigenlijk Paul Arthur Müller Lehning heette, groeide in Zeist op in een milieu van Hernhutters, een christelijke sekte die vroomheid paart aan zorg van de medemens. Van het geloof wilde Lehning als rechtgeaard anarchist weinig hebben, maar wellicht is zijn latere keuze voor het anarcho-syndicalisme mede door de ernstige sfeer van zijn ouderlijk huis ingegeven. Deze stroming, die de proletarische revolutie door middel van arbeiderszelforganisatie voorstond, droeg in Nederland immers een sterk ethisch karakter, onder invloed met name van theoretici als Bram de Ligt en Clara Wichmann, met wie Lehning in contact stond.

Behalve in anarchistische bladen schreef Lehning in de jaren '20 culturele kronieken in De Nieuwe Kroniek van Frans Coenen. Voor zijn gehele, niet zeer uitgebreide en geheel uit essays bestaande oeuvre geldt trouwens, dat politiek en cultuur geen gescheiden entiteiten waren. Dit verband was ook de leidende gedachte achter het befaamde i10, een internationaal tijdschrift voor de avant-garde, waarvan Lehning medeoprichter en secretaris was.

Als andere anarchisten maakte Lehning in de jaren '30 mee hoe het anarchistisch gedachtengoed in het Catalonië van de Spaanse Burgeroorlog in de praktijk verwezenlijkt werd _ de enige maal in de geschiedenis dat er zoiets als een anarchistische staat heeft bestaan. Maar de vreugde was van korte duur: eerst namen de Moskou-getrouwe communisten in Barcelona de macht over, en daarna viel heel Spanje ten prooi aan het fascisme.

Sindsdien heeft Lehning zich verre gehouden van anarchistische agitatie en het anarchisme meer gehanteerd als wat later kritische theorie genoemd werd: een niet direct op verwezenlijking gericht ideaal dat kan dienen om de voosheid van andere ideologieën aan te tonen, met name het autoritair en dictatoriaal karakter van het Sovjet-communisme. Bij de Duitse inval in 1940 wist Lehning te ontkomen naar Engeland, onder medeneming van de archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, waardoor onder andere de archieven van Bakoenin voor de schending door de bezetter werden gevrijwaard. Na de Bevrijding meed Lehning de openbaarheid, ook toen in de 'linkse' sfeer van de jaren zestig en zeventig zijn persoon en werk plotseling opnieuw in de mode geraakte.

In de jaren '50 schreef hij nog regelmatig in Libertinage, waarin ook zijn inmiddels door de tijd mild geworden herinneringen aan Marsman voor het eerst verschenen: De vriend van mijn jeugd _ vermoedelijk zijn bekendste boek. In zijn tekstkritische arbeid met de Archives Bakounin betoonde hij zich een scrupuleus wetenschapper die bijvoorbeeld Bakoenins Biecht _ een slijmerige smeekbrief aan de tsaar die door alle rechtgeaarde anarchisten als een vervalsing was gebrandmerkt _ resoluut voor authentiek verklaart. Daarna werden Lehnings opstellen steeds schaarser, ook nadat de Universiteit van Amsterdam hem in 1976 een eredoctoraat had toegekend. De meeste opstellen behelzen persoonlijke herinneringen of opmerkingen over anarchistische theoretici, naast Bakoenin vooral Proudhon en Fourier.

Zozeer was hij uit beeld geraakt dat vorig jaar de toekenning van de PC Hooftprijs voor Nederlandse letterkunde, de belangrijkste litteraire prijs in Nederland, aan Lehning in brede kring verwondering wekte. De inmiddels honderdjarige bleek tot de reis naar Nederland niet meer bij machte, zodat de onderscheiding hem in zijn Franse woonplaats werd overreikt.

Bovenkant pagina  

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)