Terug

Profiel

BORIS NIKOLAJEVITSJ JELTSIN

Een breker, een bluffer, maar geen bouwer

Door onze redacteur HUBERT SMEETS
ROTTERDAM, 31 DEC. Boris Jeltsin vertrekt zoals hij is gekomen: op een chaotisch en vooral kritiek moment. Zoals acht jaar geleden niemand wist hoe het met hem zou gaan, zo weet nu niemand hoe het zonder hem zal aflopen. Het is Jeltsin in optima forma: tot het allerlaatst in het prisma van de geschiedenis. Hij rukt naar de macht op als representant van een nomenklatoera die geen heil meer zag in het communistische ancien régime. Hij bereikt zijn hoogtepunt als voorman van het volk dat is moegebeukt door vijf jaar verbale perestrojka zonder brood-op-de-plank. Hij is nu vertrokken als symbool van een nieuwe orde die zijn land heeft opgedeeld in weinig winnaars en veel verliezers.

Een logisch gevolg van zijn stijl. Jeltsin bedreef een vorm van politiek die meer op pokeren leek dan op bridgen. Hij was een bluffer, een breker. Verdeel-en-heers was zijn motto. Aan bruggenbouwen had hij een broertje dood. Hij ontbeerde daarom juist die kwaliteiten waaraan democratisch Rusland in-statu-nascendi allereerst behoefte had. De sleutel hiervoor ligt in zijn biografie. Jeltsin heeft nooit genoegen willen nemen met de rust van het burgerlijk bestaan. Zijn culturele wortels lagen in de barre romantiek van Rusland, niet in de stabiele rationaliteit van het Westen.

Die wortels gaan terug naar Boetka, ten oosten van Sverdlovsk. Daar wordt Boris Nikolajevitsj Jeltsin op 1 februari 1931 geboren als boerenzoon. Gedwongen door de hongersnood, die Stalin met zijn collectivisatiecampagne heeft ontketend, vlucht het gezin eerst naar Kazan en later naar Sverdlovsk, waar vader Nikolaj bouwvakker wordt.

Net als al die andere stedelijke snelkookpannen in de Sovjet-Unie is ook Sverdlovsk een stad voor cowboys. De jonge Boris maakt zich die cultuur snel eigen. Hij speelt met handgranaten en verliest daarbij een paar vingers. Hij vat de liefde voor volleybal op, omdat hij daarin zijn leidersambities kan botvieren. Hij reist op daken van treinen gratis door het land en houdt zich in leven als kaartspeler of dagloner. Eenmaal terug in Sverdlovsk wordt hij voorman in de bouw. In die hoedanigheid treedt Boris Jeltsin op dertigjarige leeftijd toe tot de communistische partij. Zeven jaar later wordt hij in het apparaat opgenomen. Eerst als gewone secretaris en in 1976 als partijchef van het district-Sverdlovsk. Jeltsin treedt op zoals het een apparatsjik in de partij van Brezjnev betaamt. Ook voor hem komt de macht uit het 'centrum'. Zo laat hij eind jaren zeventig, in opdracht van Moskou, het Ipatjev-huis afbreken waar in 1918 de tsarenfamilie is vermoord. De beloning volgt. Jeltsin mag lid worden van het Centraal Comité. Daar leert hij leeftijdgenoot Michail Gorbatsjov kennen, partijchef van het 'grensgebied' Stavropol.

Het lijkt op geestverwantschap uit te draaien. Als Gorbatsjov in 1985 secretaris-generaal van de partij wordt, haalt hij Jeltsin onmiddellijk naar Moskou. De man uit de Oeral moet er de hoofdstedelijke partij schoonvegen, die tot het bot is gecorrumpeerd. Zijn ruige toon maakt hem voor het eerst tot man van de massa.

Jeltsin stuit daar snel op zijn grenzen. De Moskouse administrateurs van het Sovjet-rijk zijn kleinburgers die zich allereerst bekommeren om hun eigen posities. Als Jeltsin dit gedrag hekelt roept hij het noodlot over zich af. Soepel wordt het enfant terrible uitgerangeerd. Een politieke vendetta is geboren. Jeltsin wordt weggepromoveerd naar een obscuur ministerie en in de partijpers in diskrediet gebracht. Het beeld is helder: Boris is een drinker en dus onbekwaam. Het zou zich later nog talloze malen herhalen.

Dit imago blijkt Jeltsin echter helemaal geen parten te spelen. Integendeel. Voor menig Rus wordt hij alleen maar meer 'één van ons'. Jeltsin kan stapsgewijs terrein terugwinnen. In maart 1989 wordt hij in Moskou met 89 procent van de stemmen in het eerste, deels vrij, gekozen parlement van de Sovjet-Unie gekozen. Precies een jaar later verovert hij namens Sverdlovsk een zetel in het Russische parlement. En eind mei 1990 kiest het Volkscongres hem tot voorzitter. Het geeft hem de kans op leninistische wijze een dubbele macht op te bouwen: aan de basis als spreekbuis van het vernederde volk en in de bovenbouw als opponent van Gorbatsjov en diens zieltogende Sovjet-Unie. Jeltsin verlaat in juli 1990, na het laatste echte congres van de CPSU, demonstratief de partij.

Gorbatsjov weet zich geen raad. Eerst probeert hij Jeltsin voor gek te verklaren. Maar Jeltsin blijkt een biefstuk: hoe harder je er op slaat, hoe malser hij wordt. Gorbatsjov begint zichzelf bovendien steeds meer tot gevangene van de nationaal-communistische vleugel binnen de partij te maken. Als Gorbatsjov in april 1991 alsnog toenadering tot Jeltsin zoekt, is het te laat. Jeltsin wordt op 12 juni 1991 in één keer door 57 procent van het volk gekozen tot president van Rusland, dan nog het hartland van de Sovjet-Unie. Hij is daarmee het eerste democratische gekozen staatshoofd in de geschiedenis van het rijk. De-facto zijn er nu twee presidenten. Jeltsin regeert Rusland, dat hem heeft gekozen. Gorbatsjov doet alsof hij Rusland èn al die andere Sovjetrepublieken bestiert, en is niet gekozen.

Dat kan niet goed gaan en het gaat ook niet goed. Als Gorbatsjov een maand later op de Krim met vakantie is, plegen zijn communistische ministers een coup. Op die maandagmorgen 19 augustus 1991 is bijna iedereen met vakantie, behalve Jeltsin. En hij verzet zich. Staande op een tank spreekt hij het volk toe en, via CNN, de wereld: crisismanagement van het beste soort en op het hoogste niveau. De putschisten deinzen terug. Jeltsin wint, laat Gorbatsjov van de Krim ophalen en wast hem vier dagen later in zijn parlement ongenadig de oren. Ruim drie maanden daarna heft hij in één moeite door de Sovjet-Unie op. Gorbatsjov rest niets anders dan af te treden.

De wijze waarop Jeltsin aan de macht is gekomen, zal hem echter nooit verlaten. Hij blijft een crisismanager, een politicus die alleen functioneertbij tegenstand. Zijn stijl krijgt meer en meer manisch-depressieve trekjes. De consequenties daarvan voor de Russische democratie, staat én economie zullen immens blijken te zijn.

Omdat Jeltsin niet is geïnteresseerd in de noeste arbeid van het overheidsbeleid, is hij ook niet in staat om een maatschappelijke fundament onder de met de mond beleden hervormingen vorm te geven. Zo weigert hij consequent een partij op te richten. Als president moet hij boven de partijen staan. Het gevolg is dat er geen nieuw kader wordt gekweekt. Nagenoeg alle belangrijke politieke functionarissen blijven voormalige communistische rekruten. Voor serieuze wetgeving haalt hij zijn neus op. Veel sovjet-regels blijven van kracht en worden hooguit niet meer toegepast. De ontmanteling van de staatshuishouding mondt aldus uit in een uitverkoop van het gemeenschapsbezit aan de handigste representanten van de elite: een elite die bijna zonder uitzondering het vak heeft geleerd in de partij. Als de kaartenbak van de nomenklatoera zo opnieuw is geschud, kan de presidentiële machtspiramide wordt afgelakt. Divide-et-impera blijft het uitgangspunt. Net als in de Sovjet-Unie zijn er twee regeringen: de ministerraad onder een premier en een politbureau ('administratie van de president') in en rond het Kremlin.

Op de meerderheid van de bevolking mist het systeem zijn uitwerking. Het parlement maakt zich tot tolk van het ongenoegen, waarbij de afgevaardigden hun eigen privé-belangen allerminst uit het oog verliezen. Jeltsin durft de confrontatie met dit parlement lang niet aan. Hij wacht op de ultieme provocatie die hem de kans biedt weer de crisismanager te zijn die hij zo graag is. En die komt. Als hij in september 1993 de volksvertegenwoordiging naar huis stuurt, nemen radicalen onder leiding van de door Jeltsin zelf uitverkoren vice-president Roetskoj en parlementsvoorzitter Chasboelatov de wapens op. Aan deze pokertafel voelt Jeltsin zich weer thuis. Hij bluft en wint. Dankzij minister Gratsjov van Defensie, die op het laatste moment overstag gaat en troepen inzet, maar bovenal dankzij z'n trouwe lijfwacht Korzjakov, die hem al sinds zijn komst naar Moskou in 1985 begeleidt en inmiddels een eigen gewapende macht heeft kunnen opbouwen, wordt de volksvertegenwoordiging op 4 oktober letterlijk weggeblazen.

De bestorming van het parlement is een keerpunt in het democratiseringsproces. Of beter, ze is het einde ervan. Ruim twee maanden later blijkt de militaire oplossing onder de bevolking onvoldoende steun te genieten. Bij de parlementsverkiezingen worden de reformisten hardhandig verslagen. De enige winst voor Jeltsin is de uitkomst van het referendum over zijn nieuwe grondwet. Met minimale meerderheid - zo minimaal dat er reden is te vermoeden dat er is gesjoemeld - keuren de kiezers de constitutie goed. Deze grondwet, die van Rusland een éénhoofdige presidentiële democratie maakt, herstelt de rust. Maar van gecoördineerde hervormingen is nog steeds geen sprake, van effectieve democratisering evenmin. In juridisch opzicht - essentieel voor een land dat zoekt naar economische en politieke stabiliteit - blijft willekeur de norm. Toch voelen bijna alle partijen zich in dit moeras het veiligst.

Totdat Jeltsin 365 dagen later (gevoel voor symboliek is hem niet vreemd) opnieuw tot actie overgaat, dit keer tegen de separatisten in Tsjetsjenië. De operatie lijkt op het eerste gezicht een truc om een ideologische kloof te overbruggen. Met de ondergang van het leninistische evangelie en het onvermogen om de welvaart in de nieuwe markteconomie over brede lagen van de bevolking uit te smeren, is er een vacuüm van waarden en normen getrokken. Een korte oorlog tegen de 'zwartkonten' in Tsjetsjenië zou weer wat nationale cohesie kunnen bieden. Het pakt anders uit. De Russische troepen maken er een zootje van. Het enige waarin ze slagen, is een grondige verwoesting van de Kaukasische republiek.

Jeltsin ziet het lange tijd niet. Hij lijkt in het Kremlin in een isolement te verkeren. Dat past keurig in de traditie waar Rusland dol op is, een cultuur waarin de onderdanen niet kunnen en mogen geloven dat hun vorst slecht is en ze dus de hypothese koesteren dat alle kwaad aan zijn raadgevers is te wijten. Eenentwintig maanden duurt het Tsjetsjeense drama. Pas dan tekent generaal b.d. Aleksandr Lebed een vernederend akkoord waarmee Rusland in wezen erkent de oorlog te hebben verloren. Deze afloop markeert het eind van de mythe dat Rusland één en ondeelbaar is.

Als de communisten en andere opposanten bij de parlementsverkiezingen van 17 december 1995 de hervormers wederom verslaan en daarmee de toon zetten voor de presidentsverkiezingen van 16 juni 1996, lijkt het ook met de 'democraten' gedaan. Jeltsin verzet de bakens. Hij loost een aantal 'hervormers' maar handhaaft zijn premier Tsjernomyrdin, een man uit het netwerk van het gasconcern Gazprom. In de binnenlandse politiek leidt dat tot stagnatie van de wetgevende arbeid, in het buitenlands beleid tot een poging tot rehabilitatie van Rusland als nucleaire 'grootmacht' in een 'multipolaire wereld'.

Uit een ogenschijnlijk kansloze positie vecht Jeltsin zich zo in de lente van 1996 terug. Na een lange afwezigheid en vele geruchten over zijn gezondheid, presenteert hij zich als het enige antwoord op de nationaal-communistische leider Zjoeganov. Jeltsins methode is manicheïstisch. Ne dai Bog (in godsnaam): ik of de burgeroorlog, ik of de neostalinisten. Zo moeten de a-politieke kiezers met goede woorden en vooral geld over de streep worden getrokken. Dat alles wordt, via de jonge ex-communist Tsjoebais, ondersteund met wat greepjes uit staatskas en bedelrondes bij de captains of industry die belang hebben bij een voortgezet bewind. Deze 'oligarchen' krijgen voor een vriendenprijs controle over nagenoeg alle te privatiseren staatseigendommen. De verkiezingscampagne is het keerpunt in het economische hervormingsproces. Rusland wordt geen sociale markteconomie maar een 'blufonomie'.

Het werkt, althans even. Jeltsin kan zich weer met succes als vozjd presteren, als een echte 'leider' die de afstand tussen de moderne tijd en het tsarisme kan overbruggen. Deze leiderscultus laat zich illustreren door de wijze waarop Jeltsin met Lebed omgaat. Amper één dag na de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in juni 1996 haalt hij Lebed binnenboord om schoon schip te maken met de gecorrumpeerde sfeer in de legertop. In ruil daarvoor moet hij zijn halve hofhouding, generale staf en zelfs zijn maatje Korzjakov de deur wijzen. Het is Lebed die zo binnen een week de indruk weet te wekken dat hij de baas is en niet de president, dat hij de nieuwe vozjd-in-opleiding is die korte metten gaat maken met de criminele uitverkoop van de Russische aarde. Maar als Lebed in Tsjetsjenië de kastanjes uit het vuur heeft gehaald, moet ook hij verdwijnen voor hij echt gevaarlijk kan worden.

Op de keper beschouwd is dit leiderschap een parel voor de zwijnen. De staat is op sterven na dood, hoezeer hij ook wordt bezongen. Rusland is in de eerste vijf jaar van Jeltsin vervallen tot een losse 'ruimte', waar het recht van de sterkste regeert. Belasting wordt er nauwelijks geheven. Het openbaar bestuur houdt zich via ruilhandel in leven. De politie, net als andere overheidsdienaren zelf inmiddels getraind in het incasseren van smeergeld om het eigen miezerige salaris op te vijzelen, kijkt toe hoe de nieuwe oligarchische tycoons elkaar via razborki (afrekeningen) om zeep helpen. En tot overmaat van ramp zakken ook de prestige-objecten van weleer (onderwijs, gezondheidszorg en ruimtevaart) door de hoeven. Tegelijkertijd mag de elite haar zakken blijven vullen. Voor deze nomenklatoera staat er veel op het spel. Want wat er ook van het hervormingsproces gezegd kan worden - zo heeft het allerminst geleid tot het door Jeltsin beloofde volkskapitalisme en evenmin tot een democratie met burgerlijke trekjes - niet dat er geen belangen mee gemoeid zijn. Op Rusland is het marxistische begrip 'staatsmonopoliekapitalisme' van toepassing. Nergens zijn economische en politieke macht zo verstrengeld als in Rusland. De politici en bestuurders hebben nagenoeg allemaal belangen in de geprivatiseerde staatsondernemingen die zijn uitgegroeid tot financieel-industriële conglomeraten. Het is deze politiek-economische oligarchie die Jeltsin in juli 1996 aan zijn herverkiezing helpt.

De herkozen president verkeert na dit succes vaker binnen dan buiten het hospitaal. De pluimstrijkers en andere hofdignitarissen, die zich en masse bij het ziekbed aandienen, stimuleren het isolement alleen nog maar. Kabinetschef Tsjoebais vervult met verve de rol van nachtportier. De financieel-economische tycoons, die de campagnekas hebben gespekt, krijgen politieke functies.

Jeltsin is aldus verstrikt geraakt in een web dat hij zelf heeft gesponnen. De 'oorlog der bankiers', die in het najaar van 1997 losbarst, maakt dat duidelijk. De financiële piramide begint nu langzaam te verkruimelen, zonder dat de president iets kan ondernemen. Een jaar later openbaren zich de gevolgen als Jeltsin zijn trouwe premier Tsjernomyrdin ontslaat en vervangt door de provinciaal Kirijenko. Het is te laat om het tij nog te keren. Rusland heeft onder Jeltsin op de pof geleefd. Rusland blijkt een kaartenhuis. Medio augustus 1998 stort het financiële systeem met donderend geraas in elkaar. Voor het eerst in vijf jaar moet Jeltsin door de knieën. Hij benoemt de 'inlichtingenman' Primakov tot premier. Behalve door zijn gezin, wordt de president door nagenoeg iedereen in de steek gelaten. Ook door de regionale gouverneurs die, gebruik makend van de crisis, meer en meer macht naar zich toetrekken. Steeds openlijk wordt Jeltsin beledigd door ondergeschikten die hem eerder nog eerden. De ontslagmachine draait op volle toeren. Eén voor één verdwijnen de vertrouwelingen van Jeltsin van het toneel, niet zelden gevolgd door een dagvaarding wegens corruptie.

Rusland zelf keert zich naar binnen, een oud nationaal sentiment. Binnen deze context zal de kaars van Jeltsin nog twee keer flakkeren. Als de NAVO eind maart 1999 een oorlog om Kosovo ontketent, ziet hij plots weer licht aan het eind van de tunnel en besluit nog een keer een crisis te forceren terwille van zijn eigen positie. Hij rangeert premier Primakov uit ten faveure van politiegeneraal Stepasjin en heet de oligarchen opnieuw welkom in zijn residenties. Drie maanden later is ook Stepasjin aan de beurt en moet plaats maken voor Vladimir Poetin, de chef van de geheime dienst.

Terwijl de president zelf weer eens onderduikt, begint Poetin een tweede Tsjetsjeense oorlog. Aanleiding daarvoor is een serie bomaanslagen op flatgebouwen. Moslimfundamentalisten uit de Kaukasus zouden daarvoor verantwoordelijk zijn. Of dat klopt weet niemand. Maar daar gaat het al lang niet meer om. Aan de orde is de macht in en rond het Kremlin. Doel en middel zijn daarbij identiek. De reguliere parlementsverkiezingen van 19 december, die in het teken staan van de opbouw van een nieuwe sterke man die de aanval van de verdeelde oppositie moet afslaan, worden een doorslaand succes voor de centrale macht. De Russische burger spreekt zich uit voor een harde hand in eigen huis en 'revanche' in de Kaukasus. Voor het eerst sinds 1991 kan de Doema aldus geneutraliseerd worden.

De kaars heeft voor het laatst geflakkerd. Het scenario, waarin Jeltsin vertrekt in ruil voor een juridische vrijgeleide, kan nu afgewikkeld worden. En wel in hoog tempo, want wat een korte 'operatie' in de Kaukasus had moeten worden, dreigt weer een slopende veldtocht te worden. Als dat inderdaad gebeurt, krijgen de concurrenten van Poetin wellicht weer kansen. Om hen de pas af te snijden, moet de opvolging dus op constitutionele wijze worden kortgesloten. Een zielige en zieke president ruimt op 31 december 1999 het veld.

Als verlicht democraat had Jeltsin zijn geloofwaardigheid al eerder verloren. Als verlicht despoot heeft hij dat verlies in zijn laatste jaren niet kunnen compenseren. Aldus is hij satraap van zijn eigen satrapen geworden. De balans van acht jaar Jeltsin in het Kremlin is dan ook niet onverdeeld gunstig. Zijn onmiskenbare verdienste is dat hij, op de momenten dat het erop aankwam, standvastig is geweest. Zo heeft hij voorkomen dat de perestrojka zou ontaarden in een proces van 'één stap voorwaarts, twee stappen terug'. Zijn manco is dat hij, toen hij de macht had en hield, geen serieuze pogingen heeft ondernomen om te doen wat bij de opbouw van een democratie onontbeerlijk is: een juridisch fundament leggen voor een burgerlijke maatschappij. Jeltsin heeft aldus een land achtergelaten dat op drift is. Hij heeft een vacuüm getrokken dat zich niet zomaar en vooral rustig laat opvullen. De chaos, die de hervormingen aanvankelijk in de kaart speelde, heeft zich uiteindelijk tegen diezelfde hervormingen gekeerd. Rusland is mede dankzij Jeltsin rijp voor dictatuur. De vraag is hooguit of het moeras inmiddels niet te zompig is voor zo'n uitweg.

Bovenkant pagina  

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)