MODE
Mode
Voorpagina
Supplement


Een modeprins met een luchtje

CHRISTIAN LACROIX

Joanita Vroom
Een van de hardnekkigste mythes van de Parijse modewereld is dat elke 25 jaar een veelbelovend ontwerper ten tonele verschijnt, die de old elegant lady dying die haute couture heet wakker kust. De laatste in deze rij modeprinsen (die loopt van Paul Poiret aan het begin van deze eeuw tot Yves Saint Laurent in de jaren zestig) is volgens sommigen Christian Lacroix.

In 1987 opende de toen zevenendertigjarige Franse ontwerper met veel tamtam een nieuw couturehuis onder zijn eigen naam. Sponsor was het machtige textielconglomeraat Financière Agache, tevens eigenaar van Christian Dior, die bereid was in het eerste jaar 5 miljoen Franse francs in Lacroix te investeren. Daarmee kreeg de nieuwe loot aan de Agache-stam genoeg financiële armslag voor een riant complex aan één van de duurste Parijse straten, de Faubourg Saint-Honoré. Tegenover het presidentiële paleis natuurlijk, want dat trekt sjieke klanten en - nog belangrijker - internationale aandacht.

Bij de eerste show van Lacroix liep het dan ook storm. De verwachtingen van pers, inkopers en jet set celebrities waren hoog gespannen. Lacroix stelde niet teleur. Zijn collectie, gebaseerd op Spaanse matador-kostuums en op folkloristische kleding uit de Camargue, oogstte alom bewondering. De extravagante jurken met vreemde proporties, de enorme hoeden, de wilde explosies van kleur: het was allemaal puur theater, maar het publiek kreeg er niet genoeg van.

Na afloop klommen de genodigden op hun stoelen onder het uitroepen van "Vive Lacroix!' Mode-journalisten huilden en fashion victim Paloma Picasso bestelde als eerste een origineel Lacroix-ontwerp: een avondjapon van turquoise tafzijde als uitgaanskledij voor haar Franse bulldog. De andere couturiers hadden het nakijken. Het huis Patou, de voormalige werkgever van Lacroix, was dat seizoen in één klap beroofd van zijn wintercollectie. Op hoge toon werd in drie grote Franse kranten met een advertentie over een volle pagina de directie van Agache beschuldigd van oneerlijke concurrentie. Het bedrijf eiste een schadevergoeding van 85 miljoen Franse francs omdat Lacroix zijn ideeën en talloze medewerkers had meegenomen.

Ook Yves Saint Laurent kwam met tegenacties. Hij weigerde John Fairchild, de invloedrijke journalist van het Amerikaanse modeblad W, de bijlage van Women's Wear Daily, de toegang tot zijn show, omdat die Lacroix te veel en de kleding van Yves Saint Laurent te weinig lof had toegezwaaid.

GROENTJE
Eén ding is duidelijk: sinds zijn stormachtige entree in 1987 behoort Lacroix tot de absolute top in de haute couture. Zijn ontwerpen staan ieder seizoen steevast in alle glossy modebladen ter wereld. En zijn brede gezicht met zware wenkbrauwen en vermoeide trekken verscheen zelfs op de cover van Time onder de wervende noemer Fantasy comes alive.

Nu, zes jaar na zijn debuut, is er een autobiografie van de maestro verschenen: Pieces of a Pattern. Vergeleken bij oudgedienden als Yves Saint Laurent, Karl Lagerfeld en Pierre Cardin is Lacroix als couturier nog maar een groentje. Misschien wel daarom leefde er bij de buitenwacht enige hoop dat hij in zijn ego-document wat saillante details over zijn lancering zou prijsgeven.

Lacroix' ontboezemingen stellen echter teleur. Of liever gezegd: over de Parijse modewereld schrijft hij in het geheel niet. Pieces of a Pattern, waarvan de hoofdstukken steeds een andere zuurstokkleur hebben, is ook geen autobiografie in de ware zin, maar veeleer een verzameling autobiografische herinneringen die bijeen worden gehouden door kleurige collages, tekeningen en foto's uit oude familie-albums. Het lijkt in alles op een werkboek van een kunstenaar, of een catalogue raisonné.

Over de persoon Christian Lacroix komt de lezer intussen weinig te weten. Liever verblijdt de autobiograaf ons met uitvoerige beschrijvingen van de manier waarop zijn kennissen ooit gekleed gingen en hoe die verschillende kledingsstijlen hem inspireerden tot latere ontwerpen. Zijn ouders, grootouders, klasgenoten en vrienden, ze worden door Lacroix gereduceerd tot paspoppen in een leeg decor.

Zelfs zijn jeugdliefde, Laure, komt er in dit werk bekaaid af. Hij noemt haar the earliest object of my passion for beauty, maar verder komen we alleen te weten dat ze een geweldig gevoel voor kleding had en rode beenkappen droeg.

BALJURK
Christian Lacroix werd op 17 mei 1950 in het Zuidfranse dorpje Trinquetaille geboren, vlakbij Arles. Zijn vader was ingenieur en ontwierp olieboren voor raffinaderijen. Zijn moeder en tantes liepen vaak in de klederdracht van de Provence, met lange hoepelvormige rokken en patchwork-achtige stoffen, elementen die in zijn collecties later vaak zouden terugkeren.

De jonge Lacroix was geïntrigeerd door de zolder in het huis van zijn grootouders in Arles. Daar vond hij allerlei schatten, zoals een ingebonden jaargang van La Mode illustrée uit 1860, alsmede een zalmroze baljurk en een japon van chocoladekleurig crêpe.

""Ik was ongetwijfeld toen al druk bezig om impressies te verzamelen voor later gebruik'', schrijft hij. Toen zijn grootvader hem vroeg wat hij later wilde worden, antwoordde de vijfjarige Lacroix met de hem kenmerkende bescheidenheid: ""Christian Dior''. Als jongeling leerde hij van zijn vader het tekenen van mooie vrouwen die in vol ornaat de lokale stieregevechten bezochten.

In 1969 ging Lacroix in Montpellier kunstgeschiedenis studeren. Daar stortte hij zich met een groep vrienden, met wie hij zijn fascinatie voor Oscar Wilde, Aubrey Beardsley en de films van Jean Renoir deelde, in een bohémien-achtig studentenleven. Vier jaar later vertrok hij naar Parijs om aan de École Louvre een opleiding voor museumconservator te volgen. Dat duurde niet lang, want al snel ontmoette hij zijn vrouw en muze, de zes jaar oudere en ravissante Franoise Rosenthiel. Zij werkte in de reclame, onder andere bij Jean-Jacques Picart, persagent voor verscheidene Parijse couturiers. Aldus kwam Lacroix in contact met belangrijke mensen in de Parijse modewereld en lukte het hem als stagiair binnen te komen bij de modehuizen Hermès en Guy Paulin.

In 1982 kwam zijn grote kans. Lacroix werd artistiek directeur van Jean Patou en haalde in vijf jaar tijd de bezem door het stoffige en ingedutte couturehuis. Behalve een opzienbarende "stierenvechterscollectie' introduceerde hij er de meloenronde gepofte rok, de korte wijd uitstaande petticoat en een purperen minijurk van mink. ""Everyone had forgotten Patou, so I had to shout for attention,'' verklaarde hij later.

De nieuwe koketterende huisstijl sloeg aan, de verkoop van peperdure Patou-jurken steeg van 30 naar 100 opdrachten per seizoen. In 1986 won hij er zelfs de gouden vingerhoed mee, de meest begeerde modeprijs ter wereld. Later zou hij er nòg een krijgen, maar toen werkte hij al onder eigen vlag.

VOYEURISME
Voor Lacroix is er, zoals hij meermaals heeft gezegd, weinig verschil tussen theater en mode. ""Wij zijn allemaal acteurs en we hebben kostuums nodig,'' is zijn motto. Eén van zijn motto's, want ook gedachten als "De kracht van de toekomst ligt in het verleden' en "goede haute couture is fun, foolish and almost unwearable' zijn van hem overgeleverd. Het is bekend dat hij zijn neiging tot voyeurisme uitleeft door het lezen van intieme dagboeken van anderen en het verzamelen van foto-albums van wildvreemden. Dat hij lijdt aan een bijna ziekelijke verslaving aan de soap-serie Dynasty en een spiritistisch medium placht te bezoeken, heeft hiermee wellicht ook te maken.

Over dit alles is trouwens niet zoveel te lezen in Pieces of a Pattern. Lacroix blijft een schimmige figuur ondanks de lange uiteenzettingen over zijn talrijke inspiratiebronnen (stierenvechters als "Chamoco', Maria Callas, de jaren zestig, vlooienmarkten, Kuifje en de film My Fair Lady). Ook lezen we niets over de geruchten omtrent de intriges en financiële schandalen die zijn lancering omringden. Menige insider monkelt dat het allemaal te snel is gegaan: dat het huis Lacroix enorme problemen heeft met het tijdig leveren van bestellingen, dat zijn parfum C'est la vie te vroeg op de markt is gebracht en dat de verkoop van zijn kleding de laatste tijd dramatisch terugloopt. Maar misschien is opening van zaken te veel verwacht van een man die consequent weigert brieven te versturen, aangezien een envelop ""eigenlijk een boom'' is. En een boom, meent Lacroix, verstuur je niet.

Pieces of a Pattern. Lacroix by Lacroix door Christian Lacroix 192 blz., Thames & Hudson 1992, f 110,- ISBN 0 500 01554 6

(Uit NRC HANDELSBLAD van zaterdag 18 september 1993)

MODE


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (13 april 1996 / web@nrc.nl)