21 FEBRUARI 2001
NRC Handelsblad
Actueel
Geld Telt
Economie voor Jou
Producten
Economie der Lage Landen
Beleggingsfondsen
Adriaan Hiele
De Firma
  Tevreden met de Hema-CAO

Het ledental van de vakbonden loopt terug, want ‘de CAO komt toch wel tot stand'. De politiek grijpt de dalende organisatiegraad aan om de invloed van de vakbeweging ter discussie te stellen. Is het tijd voor ‘ontpoldering'?

Door Mariël Croon en Herman Staal

Nee, Wil Lammers (54) is geen lid van een vakbond. ,,Voor die paar uur dat ik werk, vind ik het best veel geld.'' Ze werkt zestien uur per week als verkoopster bij de Hema in de Amsterdamse Kinkerstraat. Het lidmaatschap zou haar één procent van haar bruto inkomen kosten zo'n twaalf gulden per maand. Wil is tevreden met de Hema-CAO. Ze weet dat ze die te danken heeft aan de vakbond.

Het is koffiepauze. Tien collega's voegen zich bij haar in de koffiekamer. Er is er maar één lid van een vakbond. Een ander heeft uit onvrede haar lidmaatschap opgezegd ,,Wat ze aankaarten, krijgen ze er toch nooit doorheen''. Op het prikbord hangt een brief van FNV Bondgenoten. ‘BELANGRIJK LEZEN A.UB.', staat er met zwarte viltstift opgekalkt. Er dreigt zwaar weer voor het Hema-personeel. De structurele loonkosten en de toeslag voor overwerk moeten, zo staat in de brief, ,,drastisch omlaag''. Maar lid worden van een bond? Twee verkoopsters zeggen dat ze het ,,overwegen''.

Het gaat niet goed met de vakbonden. De werkzame beroepsbevolking is in tien jaar tijd toegenomen van bijna zes naar bijna zeven miljoen. De ledentallen van de bonden hielden daarmee geen gelijke tred, en daalden in 2000 voor het eerst ook in absolute zin. Het totale ledental van de FNV-bonden liep vorig jaar terug met 0,6 procent (ruim 7.000) tot 1.226.566. Het CNV slonk van 361.000 leden tot 356.291 leden, door het vertrek van de Marechausseevereniging met 5.000 leden. Het MHP was van oudsher een bond voor middelbaar en hoger opgeleiden, en telt inmiddels als Unie/MHP 130 bonden en (kleine) beroepsorganisaties, inmiddels ook van lager opgeleiden. Dankzij fusies en aansluitingen zag de centrale haar ledental stijgen van 150.000 in 1998 tot 235.000 nu. Maar ook de kleinste vakcentrale heeft te kampen met een afnemende aanwas.

In 1995 was 31 procent van de werknemers in Nederland lid van een vakbond, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat percentage is gedaald tot 27 procent, schrijft minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een notitie die hij onlangs presenteerde op verzoek van Tweede-Kamerlid Wilders (VVD). Wilders had de representativiteit van de vakbeweging ter discussie gesteld. Moeten de vakcentrales nog wel zitting hebben in adviesorganen zoals de Sociaal Economische Raad (SER), vroeg hij zich af. Zijn collega Bakker van D66 viel hem bij: ,,Wij zijn voor ontpoldering.''

Vermeend is dat niet. De minister ziet de lage organisatiegraad niet als maat voor de representativiteit van de vakbeweging. Want van de niet-georganiseerde werknemers heeft 53 procent vertrouwen in de vakbonden, meer dan het gemiddelde (38 procent) in veertig andere onderzochte landen. Het ‘liftersgedrag' van niet-leden legitimeert het werk van de vakbeweging, schrijft Vermeend in de notitie. Wilders wil daarover in debat met de Kamer. Het primaat, vindt hij, moet niet bij de sociale partners liggen, maar bij de politiek.

,,Geweldig'', roept de voorzitter van het CNV Doekle Terpstra cynisch. ,,Laat ze dat dan doen! Nu blijkt de politiek niet bij machte om problemen op te lossen en klopt aan bij de sociale partners!'' Hij doelt op de verzoeken aan de SER om oplossingen te bedenken voor langlopende problemen over de meest uiteenlopende onderwerpen van ‘ruimtelijke ordening' tot ‘het zorgstelsel'. En in april komt de Commissie-Donner op instigatie van de sociale partners met een voorstel voor het WAO-probleem, waarover de SER dan weer een advies moet uitbrengen. ,,De overheid zit voor een dubbeltje op de eerste rang. We worden er gek van.''

Dat hij er gek van zou worden, meent hij niet. De ,,maatschappelijke taak'' van de vakcentrales vindt hij heel belangrijk. ,,Het zit ons in de genen.'' Het handhaven van de arbeidsrust bijvoorbeeld, door afspraken te maken met werkgevers in de Stichting voor de Arbeid. En de adviserende stem van de vakbeweging in de SER, waarin behalve de sociale partners ook de overheid zitting heeft. Als die centrale taak ter discussie wordt gesteld, dreigt Terpstra de CAO's niet langer voor te leggen aan de minister van Sociale Zaken om ze algemeen verbindend voor een hele bedrijfstak te laten verklaren. Dan zou hij alleen nog voor de eigen leden opkomen, in de veronderstelling dat ‘lifters' dan een goede reden zouden hebben om lid van de bond te worden.

Zijn collega-voorzitters Lodewijk de Waal van de vakcentrale FNV en Ad Verhoeven van de Unie/MHP voelen niks voor deze strategie. Daarmee zouden we ons in eigen voet schieten, zegt Verhoeven. In de VS, waar de bonden alleen voor eigen leden onderhandelen, ligt de organisatiegraad veel lager dan in Nederland, op 13,9 procent.

Het voorstel van Kamerleden Wilders en Bakker om de vakbeweging te onttronen, zou een van de pijlers onder het poldermodel weghalen. Daar zitten de betrokken partijen niet op te wachten. Werkgeversorganisatie VNO/NCW wil ,,een betrouwbare partner'', zegt een woordvoerder. Minister Vermeend liet al blijken dat hij met tegenzin gehoor gaf aan Wilders' verzoek om een notitie over de representativiteit van de bonden. De Waal van FNV, met meer dan een miljoen leden: ,,De VVD zou met nog geen 50.000 leden als vakbond niet levensvatbaar zijn.'' Verhoeven vindt dat je de vakbeweging zou moeten subsidiëren als die er niet zou zijn: ,,Anders krijg je een bananenrepubliek.''

De drie voorzitters van de vakcentrales willen hun centrale rol, zoals die in de SER, behouden. Het Akkoord van Wassenaar uit 1982, waarin werknemers en werkgevers afspraken de lonen te matigen in ruil voor werkgelegenheid, komt daar rechtstreeks uit voort en wordt door alledrie geprezen. Want in de jaren zeventig, toen de lonen de hemel in groeiden en de aanspraak op de sociale zekerheid onverwacht groot bleek, is de vakbeweging ,,te ver doorgeschoten'' in haar eisen, daarover zijn de drie het eens.

,,Zo'n situatie moeten we nooit meer willen meemaken'', zegt Verhoeven, die met zijn liberale signatuur al een kwarteeuw in het vakbondswerk zit. Hij herinnert zich de massaontslagen en grote reorganisaties, eind jaren zeventig, die naar zijn zeggen voortkwamen uit te hoge loonkosten. ,,Toen keken we naar herverdeling van inkomen en consumenteninflatie om de loonruimte te bepalen. Nu gaan we uit van arbeidsproductiviteit en producentenprijzen.''

In 1982, toen het herenakkoord werd gesloten, bereikte de economische groei een historisch dieptepunt van min 1,2 procent het jaar ervoor was die min 0,5 procent. Was het akkoord er een paar jaar eerder gekomen, dan had dat destijds enkele tienduizenden arbeidsplaatsen gescheeld, denken De Waal en Verhoeven. De verzakelijking, met de internationale concurrentiepositie als basis, vindt Verhoeven een groot goed. ,,Uiteindelijk is ons werk niks anders dan met kouwe vissenogen naar de cijfers kijken.''

Na het Akkoord van Wassenaar is de economische groei steeds positief geweest. Wilders schrijft dat succes niet alleen toe aan het overlegmodel en de loonmatiging. Ook de afname van de overheidsbestedingen in de collectieve sector, onder meer door de privatiseringen, heeft daar volgens hem toe bijgedragen. Het poldermodel vindt hij overschat.

Geen van de drie bestuurders neemt de dreiging van Wilders erg serieus. Maar het Kamerlid heeft hen wél in het defensief gedrongen. Alledrie erkennen ze dat de afnemende ledentallen reden zijn voor zorg. Hoe komt het dat de bonden aan populariteit inboeten? ,,We zijn een instituut geworden'', zegt De Waal. ,,Mensen denken dat de CAO toch wel tot stand komt. We zijn ingehaald door ons eigen succes.'' Terpstra denkt dat mensen zich niet meer langdurig binden aan een organisatie. ,,Dat is passé.'' Hij propageert een ‘sociale ANWB', een serviceverlenende organisatie. Alle bonden doen in dat kader aan ‘nieuwe dienstverlening'. Ze bieden trainingen, loopbaanbegeleiding, rechtshulp en zetten in op employability brede en permanente inzetbaarheid van werknemers in plaats van de aloude hakken-in-het-zand-slogan ‘Niemand de poort uit'. Diensten worden steeds vaker, tegen betaling, ook aan niet-leden aangeboden. De FNV heeft het Bureau beroepsziekten opgericht. In de CAO-onderhandelingen zetten de bonden steeds meer in op maatwerk: individuele keuzemogelijkheden als het gaat om werktijden en het combineren van zorg en arbeid.

Om de vakbeweging weer gezonder te maken, moet ook de interne organisatie veranderen, zeggen de bestuurders. De bonden binnen één koepelorganisatie moeten onderling meer samenwerken en werknemers naar elkaar doorverwijzen als die van baan en van sector veranderen. Met minder geld moeten ze zo meer service bieden, én de ledentallen proberen op te krikken. Terpstra heeft in de tijd dat hij nog bondsvoorzitter was al eens geopperd dat de bonden op termijn zouden verdwijnen. Naast de vakcentrale zouden er vakgroepen overblijven, niet alleen als belangenbehartigers maar ook als beroepsinhoudelijke organisaties.

Terpstra wil maatschappelijk debat entameren. In december zwengelde hij de discussie aan over de zondagsrust. ,,Het thema leeft. Kwaliteit wordt belangrijker dan kwantiteit in dit postmaterialistische tijdperk. Wij doen niet aan ledenkorting op kaartjes voor de Apenheul, zoals de FNV. Dat is rotzooi.'' Het CNV heeft met zijn christelijke achtergrond ,,goud in handen'', vindt hij. ,,Levensbeschouwing en zingeving worden steeds belangrijker.'' Hij wil andere levensbeschouwelijke opvattingen binnenhalen en mensen achter zich scharen die een bepaalde visie onderschrijven op bijvoorbeeld ‘arbeid en spiritualiteit'. Ze zouden hun steun kunnen betuigen door een solidariteitsbijdrage.

,,Moet Doekle vooral doen'', reageert FNV-voorzitter De Waal nuchter, ,,als hij daarmee meer mensen organiseert...'' Zelf wil hij meer allochtonen werven, van wie nu 20 procent is georganiseerd, en flexwerkers, van wie 12 procent lid is van een bond. De FNV zet in op vermindering van werkdruk en zeggenschap over tijd. Maatschappelijk verantwoord beleggen is een ander speerpunt. De vakcentrale bezoekt buitenlandse vestigingen van Nederlandse bedrijven als Shell, Heineken en Philips om te kijken of die zich ook daar een goed werkgever betonen. In 1996 leidde dat ertoe dat Heineken zich terugtrok uit Birma, wegens de schending van de mensenrechten. Unilever Nederland laat zich minder gelegen liggen aan de kritiek van de FNV op het sociale beleid in India, waar Unilever zich hard opstelt in een langlopend conflict met de vakbond. En Unilever India betrekt zijn zeep steeds vaker van fabriekjes die onderbetaalde contractarbeiders in dienst hebben.

Inspelen op nieuwe uitdagingen, daar gaat het om, vinden de bestuurders eensgezind. Zoals daar zijn het groeiende leger arbeidsongeschikten en de eenwording van Europa. Verhoeven ziet Nederland als ‘gidsland' dat voor zijn Eurobroeders het poldermodel in de aanbieding heeft. ,,In het buitenland zien ze dat bijna als verraad aan de werknemer, daar zijn de verhoudingen nog veel sterker gepolariseerd.'' Het aantal WAO'ers dat het miljoen nadert, wordt door de bestuurders als grootste probleem van deze tijd gezien. De Waal: ,,Daar moet een oplossing voor komen, desnoods een onorthodoxe. Als het maar werkt.''

De vakbeweging van de toekomst lijkt meer gids, overheidsadviseur en probleemoplosser dan belangenbehartiger van een werknemerscollectief. Is de emancipatie van de werknemer ‘iedere arbeider een auto voor de deur' – voltooid? De Waal: ,,De emancipatie is ongetwijfeld voortgeschreden, kijk maar naar al die mensen die voor zichzelf beginnen. Maar er blijft een loonafhankelijkheid bestaan tussen werkenden en mensen die werk geven.''

Twee straten verwijderd van de Hema in de Kinkerstraat, in een smal straatje waarin negentiende-eeuwse polderhuisjes worden afgewisseld door nieuwbouw, werkt Gerard van Breevoort (54) al bijna veertig jaar als constructiebankwerker bij smederij Meister. Hij staat een roestvrijstalen bak te lassen. Of hij lid is van een vakbond? ,,Nee, geen behoefte.'' Nooit gehad ook. De CAO-onderhandelingen in de sector klein-metaal zijn juist vorige week stukgelopen. ,,En de kleinmetaal betaalt al zo slecht.'' Van Breevoort verdient 3.370 gulden netto, bijna 700 gulden meer dan het hoogste netto CAO-tarief. ,,Omdat ik al zo lang bij het bedrijf ben.'' Doordat hij elke dag een kwartier overwerkt, kan hij vrijdags om één uur naar huis. ,,Daar heb ik geen vakbond voor nodig, dat regel ik zelf wel met mijn baas.''



 


S c h a k e l s



Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad