|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Charles Trenet (1913-2001) De blije, zingende dwaas
Door HENK VAN GELDER Hij was al een paar jaar voorbij de tachtig, toen hij nog optrad
Natuurlijk zal niemand de status van de Marseillaise als het Franse volkslied aanvechten, maar Trenet schreef op zijn minst twee liedjes die de Fransen even dierbaar zijn: Douce France en La mer. Het eerste trof hen middenin de oorlog recht in het hart, als een herinnering aan de zorgeloze zomers van weleer: Douce France, cher pays de mon enfance / bercée de tendre insouciance, je t'ai gardée dans mon coeur... In het tweede bescheen de zon de tintelende golfjes van de azuren zee, en kijk eens hoe vredig de witte schaapjes langs de blauwe hemel drijven: La mer, qu'on vois danser / le long des golfes clairs...
Charles Trenet was de zoon van een notaris in Narbonne, aan de Middellandse Zee, maar kreeg van zijn ouders ook een artistieke achtergrond mee. Poëzie en schilderkunst trokken hem even zeer aan. Al op zijn dertiende ontmoette hij de dichter Albert Bausil, wiens tijdschrift Le Coq catalan zijn eerste gedichtjes publiceerde. Op zijn vijftiende ging hij naar Berlijn, waar zijn moeder was hertrouwd met de scenarist en cineast Benno Vigny, en op zijn zeventiende trok hij naar Parijs om architectuur en vormgeving te studeren. Gretig stortte hij zich daar in de bohème van Montparnasse. Hij raakte bevriend met Jean Cocteau en kreeg via zijn stiefvader Vigny de kans een paar liedjes te schrijven voor diens nieuwe film. Ook mocht hij tijdens de opnamen meewerken als manusje van alles.
Trenets ontmoeting met de jonge swing-pianist Johnny Hess bracht hen op het idee als duo te gaan optreden: Trenet als zanger, Hess als begeleider. Ze kwamen niet ver, maar Charles Trenet werd er wel door beïnvloed toen hij later zelf de muziekjes bij zijn teksten ging schrijven
In die laatste vooroorlogse jaren kreeg Charles Trenet ook het etiket le fou chantant opgedrukt, de zingende dwaas met zijn beige hoedje van vilt waarvan de rand aan de voorkant was opgevouwen zodat er nog een paar lokken van zijn springerige, blonde haardos te zien waren. Een groots theaterpersoonlijkheid was hij niet, en sexy als latere chansonniers evenmin, maar wel een held van de eeuwige jeugd, die in 1939 zijn eerste onderscheiding voor de beste plaat van het jaar kreeg voor Boum!, weer zo'n onweerstaanbaar liedje op de maat van een verliefde harteklop.
Tijdens de bezetting werkte Trenet door
Kort na de oorlog kreeg Trenet ook vaste voet aan de grond op Broadway en in Canada, waar La mer onder de titel Beyond the sea minstens zo'n grote hit werd. In eigen land schreef hij in 1951 nog het onsterfelijke l'Âme des poètes, wellicht beter bekend van de beginregels: ,,Longtemps, longtemps, longtemps après que les poètes ont disparu / leurs chansons courent encores dans les rues...'' Allengs werden zijn liedjes weemoediger, maar zijn leven lang bleef hij ook zijn vroegere successen zingen
In de jaren zestig raakte Trenet uit de mode, omdat hij voor de tijdgeest van toen te vrijblijvend was. Maar toen in de jaren zeventig bleek dat hij alle rages had overleefd, kreeg elk optreden het karakter van een huldiging. Op zijn tachtigste trad hij op in een uitverkochte Opéra-Bastille in Parijs en toen hij 84 was, kreeg hij de hoogste Franse onderscheiding: commandeur in het Légion d'Honneur. Nu hij is overleden, geldt eens te meer de troostende tekst van l'Âme des poètes: nog lang nadat de dichters verdwenen zijn, blijven hun woorden door de straten zweven.
|
NRC Webpagina's 19 FEBRUARI 2001
|
Bovenkant pagina |
|