T I T E L : |
Peau d'homme, coeur de bête |
R E G I E : |
Hélène Angel |
M E T : |
Serge Riaboukine, Bernard Blancan, Pascal Cervo, Maaike Jansen, Cathy Hinderchied, Virginie Guinand, Jean-Louis Richard, Guilaine Londez |
In: Rialto, Amsterdam; Haags Filmhuis
Demonen in het bergdorp
Door HANS BEEREKAMP
Aan het begin van Peau
d'homme, coeur de bte, de in 1999 in Locarno met een Gouden Luipaard
onderscheiden debuutfilm van Hélène Angel, lijkt die titel
verkeerd om gekozen.
De mannen - drie broers - in een dorpje in de Franse Alpen boezemen door hun ruwe manieren weliswaar twee kleine
meisjes - dochters van een van hen - angst in, maar Angel observeert hun
gevechten en braspartijen met zo veel tederheid, dat je bijna zou denken
dat 'ruwe bolster, blanke pit' meer van toepassing is dan 'mensenhuid,
beestenhart'.
Het meisje van vijf hoort van haar puberzus dat oom Coco, die zegt terug
te zijn gekomen uit het Vreemdelingenlegioen, in haar droom de meisjes
en hun grootmoeder opeet. De scène waarin ze zien hoe de drie
monsters de bouten van een gebraden beest afkluiven brengt Klein Duimpje
dichterbij.
Angel vindt een passende vorm tussen sprookje en western, waarin
restanten plattelandsrealisme net zo min detoneren als in het verwante
Plus qu'hier, moins demain van Laurent Achard (Tiger Award 1999).
Wat die oom de voorafgaande jaren heeft uitgevroten, wordt nooit
duidelijk, maar een gevangenis of een inrichting lijkt waarschijnlijker
dan een militaire loopbaan.
Demonen besluipen de idylle van het bergdorp, Coco laat zijn vuist plat
in het gezicht neerkomen van vrouwen die hem in de weg staan. Er wordt
verkracht, gemoord, en aan het slot, in een voorgeprogrammeerde
katharsis, kunnen de kleine meisjes alleen nog maar heel hard gillen en
rennen met uitzicht op een majestueuze berg.
De opbouw van de spanning heeft Angel beter onder controle dan de
gewelddadige ontlading. Hoewel de regisseur zegt dat een deel van het
verhaal autobiografisch is, ruikt het slot een beetje naar melodrama, en
dat is jammer van de echo's van Pialat en Eastwood in het eerste deel
van dit opmerkelijke debuut: een grimmig-realistische, wonderschone
nachtmerrie.