|
|
|
In:Cinecenter en Het Ketelhuis, Amsterdam; Lux, Nijmegen. Zie ook www.dezeediedenkt.nl
Bekroond visueel essay van Gert de Graaff beangstigend helder Jaloers op de blik van de poes
Door BIANCA STIGTER
De Graaff (1957), in het dagelijks leven editor bij de NOB, werkte dertien jaar aan deze film en het lijkt alsof je dat kunt merken, zo inventief zijn de beelden die hij gevonden heeft om zijn levensvragen te illustreren, vragen die zo elementair zijn dat je ze soms wel als puberaal zou willen afdoen. De Graaffs beelden zijn in elk geval inventiever dan zijn teksten. De zee die denkt werd op 30 november op het International Documentary Filmfestival Amsterdam bekroond met de hoofdprijs, de Joris Ivens Award. Er volgde op de toekenning enige discussie over de vraag of je De zee die denkt wel een documentaire kunt noemen. Was het niet eerder een speelfilm? Of nog iets heel anders? Een uitweg uit deze ook wat zeurderige discussie werd gelukkig snel gevonden door de film een visueel essay te noemen. In het tweede deel van het essay wordt de hoofdrol gespeeld door een scenarioschrijver (Bart Klever) die werkt aan het scenario van de film waar we in het eerste deel een stuk van blijken te hebben gezien. Hij leest zich suf in boeken van oosterse filosofen. Dan breekt ook het gewone leven in de film in. De schrijver verwaarloost zijn kind en krijgt ruzie met zijn vrouw. Die ruzie krijgen we alleen te horen. In plaats van een kijvend paar toont De Graaff close-ups van de kamer waarin ze ruziën. Willekeurige beelduitsnedes lijken het, van stapeltjes boeken, een fruitschaal, een spelende poes. Vaak lijkt het alsof de scenarioschrijver en zijn bedenker jaloers zijn op die poes. Ze zouden de wereld net als hij willen waarnemen. De scenarioschrijver zou graag willen kunnen kijken zonder te benoemen wat hij ziet, een manier van kijken die hij 'schouwen' noemt. Hij wil de dingen zien zonder ze te verbinden met wat hij over die dingen weet. Het is een wens die in de film uitmondt in een beeld van een lege vlakte. In zekere zin is dat een makkelijke oplossing voor het probleem: als je de dingen weghaalt, hoef je ze op geen enkele manier meer te bekijken. Er schuilt nog een ander gevaar in De Graaffs aanpak. Zijn documentaire is zo glashelder dat hij bijna banaal wordt. Veel mensen lezen nu eenmaal liever in een moeilijk boek over de vragen die hij stelt dan dat ze ze aan de orde zien komen in een cartoon of op een Droste cacaoblikje. De opluchting die je overvalt na het uitlezen van een moeilijk boek of het uitzitten van een moeilijke film weegt mee in het oordeel over dat boek of die film. De Graaffs film is daarentegen zo helder dat het bijna beangstigend is. Zo eenvoudig kan het toch niet zijn? Is er dan niets buiten deze dooddoeners?
|
NRC Webpagina's 20 DECEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|