T V V O O R A F :
'Wie ben ík, als zelfs de minister 40 fouten
maakt?'
DANIELLE PINEDO
'Machiavellisten in een deux-
chevauxtje' (1999), 'polonaise in een diaconessenhuis' (1998),
'dictatoriaal kruidje-roer-mij-niet' (1994). Veel Nederlanders en
Vlamingen zullen opschrikken bij het lezen van deze zinsneden. Want was
het nou mét of zonder koppelteken? Een k of een c? Wel of geen
hoofdletter? Ook zondag zullen naar schatting één miljoen
kijkers afstemmen op Nederland 3 voor het Groot Dictee der
Nederlandse Taal.
700.000 van hen onderwerpen zich daadwerkelijk aan wat initiator
Philip Freriks ooit omschreef als een "flagrante vorm van
zelfkastijding".
Toen de nieuwslezer en ex-correspondent voor het Journaal eind
jaren tachtig bij de toenmalige cultuurafdeling van de NOS het plan voor
een tv-dictee indiende, ontving hij niets dan hoon. "Een dictee op tv -
dat leek vooral anti-tv", schrijft Freriks in het vorig jaar verschenen
boekje Tien jaar Groot Dictee. Hij had het concept afgekeken van
de Franse televisie, waar Bernard Pivot in 1985 een hype creëerde
met zijn programma 'Franse Spellingkampioenschappen'. Met steun van
producent en neerlandicus Jef Rademakers kwam er in 1990 alsnog een
Nederlandse variant - met Freriks als boegbeeld. Het idee was simpel:
nodig zestig Vlamingen en Nederlanders uit. De helft via de krant
geselecteerde spellingfanaten, de andere helft prominenten: acteurs,
politici, kunstenaars, schrijvers, televisiemakers en sporters. Zorg
voor een goede mix - dus niet alleen een Borst en een Sorgdrager, maar
ook een Luca en een Chabot. Kies een gewichtige setting (de Eerste Kamer
bijvoorbeeld) en jaag de gasten bij voorkeur angst aan: 'U bent niet
verplícht uw resultaten openbaar te maken'. En benoem tenslotte
een juryvoorzitter die het geheel cachet geeft (Vonhoff).
Niet vergeten: schrijvende mensen voor de camera levert nogal saaie tv
op, dus laat de kijker thuis meedoen. En mocht die één
keer per jaar niet genoeg vinden: Het Groot Dictee is sinds kort 'op
maat' te bestellen voor feesten en partijen.
Al vanaf de eerste uitzending oogstte Het Nationaal Dictee (in 1991
omgedoopt tot Het Groot Dictee der Nederlandse Taal) naast lof ook veel
kritiek. In 1993 merkte Rudy Kousbroek in NRC Handelsblad op dat
met het dictee "ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de spelling van
het Nederlands zo satanisch moeilijk is dat zelfs ontwikkelde
Nederlanders niet in staat zijn om hun eigen taal te schrijven". Een
jaar later kreeg hij bijval van emeritus hoogleraar taal- en letterkunde
H. van den Bergh. "Onzin en humbug" noemde hij het Groot Dictee dat naar
zijn mening alleen gewonnen kon worden door "een dwangneuroot die het
Groene Boekje uit het hoofd heeft geleerd". Ook Peter Smulders,
directeur van het Genootschap Onze Taal, heeft grote bezwaren tegen het
Groot Dictee omdat volgens hem de indruk wordt gewekt dat spelling
gelijk staat aan taal. "Onder 'taal' verstaan we ook zaken als
argumentatie, zinsopbouw en toon. Die vind ik niet terug in het Groot
Dictee." Geagiteerd: "Wat zeggen woorden als 'przewalskipaard' of
'guichelheil' over iemands taalbeheersing?"
Als het aan Smulders ligt, wordt het Groot Dictee vervangen door een
dictee dat minstens een op de tien deelnemers foutloos kan maken. Zo
niet, dan zullen steeds meer Nederlanders het taalbijltje erbij
neergooien. "Nu al krijgen wij brieven van mensen die hun eigen
spellingwetten hanteren. De strekking: 'Als zelfs de minister veertig
fouten maakt, wie ben ik dan wel?"
De Nederlandse Taalunie die het evenement enige jaren (gedeeltelijk)
financierde, heeft inmiddels de geldkraan dichtgedraaid. Volgens
algemeen secretaris Koen Jaspaert kon de organisatie zich niet meer
vinden in de boodschap achter het Groot Dictee: spelling is een
wezenlijk onderdeel van de Nederlandse taal. "Dat beeld leeft al jaren
bij het grote publiek, maar door zo'n evenement wordt het alleen maar
versterkt." Jaspaert vindt het Dictee 'als spelletje' wel interessant,
maar 'niet passen' binnen de doelstellingen van de Nederlandse Taalunie.
Afgaande op het aantal fouten, is de spelvaardigheid van deelnemers er
sinds de eerste uitzending niet op vooruit gegaan. Het gemiddelde aantal
spelfouten steeg van 19 in 1990 tot 31 in 1998 (al mag de negatieve
invloed van de nieuwe spelling niet worden onderschat). Verder is het
opvallend dat Vlaamse deelnemers meestal beter scoren dan hun
Nederlandse counterparts. Hoewel ze een minderheid vormen bij het
Dictee, waren van de tien winnaars zes afkomstig uit België en ook
in de topvijf komen meerdere Vlamingen voor. Sinds Ward Ramaekers vier
jaar geleden zijn opponenten verraste met een van huis meegenomen
Belgische vlag, beschouwen veel Vlamingen het Groot Dictee zelfs als een
politieke missie. Diederik van Collie, de Vlaamse winnaar van het Groot
Dictee 1995 meent dat de Vlamingen vooral gesterkt zijn door hun
jarenlange verzet tegen de verfransing in Vlaanderen. "Vlamingen moesten
opkomen voor hun taal, ze koesteren hem daardoor meer." Zelf houdt hij
een alfabetische lijst bij van moeilijke woorden en anomalieën in
het Groene Boekje en de Van Dale. "Ik heb er zo'n 20.000 verzameld." De
leraar Latijn maakte slechts twee fouten bij het Groot Dictee: hij
schreef 'onoorbaar' met oi, en 'erop uitgetrokken' plakte hij verkeerd
aan elkaar. Maar niet getreurd, ook dit jaar doet hij weer mee. "Ik zou
het voor geen goud willen missen."
Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, zondag, Ned.3, 21.40-
23.20u.