T I T E L : |
O Brother, Where Art Thou? |
R E G I E : |
Joel Coen |
M E T : |
George Clooney, John Turturro, Tim Blake Nelson, JohnGoodman, Holly Hunter, Charles Durning, Chris Tomas King |
In: 22 theaters
Joel en Ethan Coen vermengen feit en fictie tot een fabeltje over Depressie
Muzikale Odyssee in het diepe Zuiden
Door BIANCA STIGTER
O Brother, Where Art
Thou, de achtste speelfilm van de broers Joel en Ethan Coen, speelt
zich af in het diepe zuiden van Amerika in de jaren dertig.
Drie mannen ontsnappen uit de gevangenis en gaan op zoek naar de schat die een van
hen ergens in een bos verborgen heeft. De tijd dringt, want over een
paar dagen zal het bos plaats maken voor een stuwmeer. Onderweg naar de
schat beleeft het drietal allerlei spannende, grappige en erotische
avonturen. Onder de naam 'The Soggy Bottom Boys' nemen ze samen met een
zwarte bluesgitarist ook nog een plaatje op.
Voor het scenario van deze in nostalgische okertinten gefilmde road
movie krijgen niet alleen de Coens maar ook Homeros de credits.
O Brother is heel losjes gebaseerd op de Odyssee. De leider van
het ontsnapte trio heet Ulysses en onderweg naar de schat komt hij tal
van aan tijd en plaats aangepaste versies van Homerische figuren tegen.
De cycloop is een bijbelverkoper geworden met een lapje over zijn oog,
de sirenen doen de was aan de oever van een rivier, Ulysses' vrouw
Penny staat op het punt te hertrouwen. Nog vaker dan naar de Odyssee
verwijzen de zelf uit het noorden afkomstige Coens naar dingen die in
de jaren dertig in het Zuiden gebeurd zijn of gefantaseerd werden. Feit
en fictie lopen er in door elkaar zoals dat nu eenmaal gaat in het
beeld dat van voorbije tijden in het collectieve geheugen ontstaat. De
filmster Clark Gable, de bluescomponist Robert Johnson, de gangster
Babyface Nelson, The Wizard of Oz, een lynching, Bonnie and
Clyde, de Tennessee Valley River Authority, de foto's van Walker
Evans uit Let Us Now Praise Famous Men, de Klu Klux Klan, ze
komen in de film allemaal voor, alsof de Coens alle mythes, feiten en
fantasieën over het zuiden van Amerika in een film hebben willen
samenbrengen. In dit opzicht zou je hun postmoderne sprookje zelfs een
realistische film kunnen noemen. En dan hebben ze ook nog tijd voor
nieuwe grappen over haarnetjes en pommade. De grote kracht van de Coens
schuilt erin dat ze een film over zo'n onderwerp zo licht kunnen houden,
zo grappig en zo onpretentieus. In een paar scènes wagen ze zich
zelfs aan onvervalste slapstick. De titel, O Brother, Where Art
Thou, verwijst naar een film van een van de grote voorbeelden van
de Coens, Sullivan's Travels (1941) van Preston Sturges. Deze
film gaat over een Hollywoodregisseur die geen komedies meer wil maken,
maar een sociaal bewogen drama met de titel O Brother, Where Art
Thou. Aan het eind van de film herontdekt de regisseur de kracht
van de lach, als hij samen met een aantal gevangenen naar Mickey Mouse
kijkt. In de film van de Coens wordt de rol van Micky Mouse gespeeld
door muziek, door de blues en door bluegrass. Tegen het einde van de
film spelen The Soggy Bottom Boys op een verkiezingsbijeenkomst. Een
van de politici maakt bezwaar tegen het meespelen van de zwarte
gitarist, maar hij wordt door het wild enthousiaste publiek weggehoond
en de stad uitgejaagd. Met zo'n scène laten de Coens elke band
met de werkelijkheid van het Amerikaanse zuiden los. O Brother
is daarna geen sprookje meer, maar een fabeltje.