|
|
|
NIEUWSSELECTIE Europese Unie
Europese Samenwerking
|
'Brussel' leeft, vooral op papier
DEN HAAG, 30 NOV. De 'geannoteerde agenda' voor de vergadering van de EU-raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, die vandaag en morgen in Brussel wordt gehouden, telt negentien bladzijden. De onderwerpen variëren van de 'oprichting van een voorlopig justitieel samenwerkingsteam' tot het 'gemeenschappelijk optreden tot vaststelling van een mechanisme voor collectieve evaluatie'. In de grabbelton zitten uitsluitend zogenoemde A-punten, waarover de ministers van de vijftien lidstaten zich in anderhalve dag moeten uitlaten. Wat van dat alles aan de orde komt en wat niet is van tevoren niet duidelijk. Voorafgaand aan de Raden in Brussel overlegt de Tweede Kamer met de bewindslieden die naar het EU-vergaderkasteel Justus Lipsius gaan voor de Ecofin, de JBZ-raad, de Raad Milieu of de Raad Industrie. Tweede (en Eerste) Kamer geven ministers een formeel mandaat om in te stemmen met de voorstellen. Deze week droeg de Eerste Kamer minister Korthals (Justitie) op om bij alles een voorbehoud te maken, omdat voor de zoveelste keer de stukken, dit keer een pakket van een kilo, te laat waren gearriveerd. De 'overleggen' zijn de slechtst bezochte bijeenkomsten in de Tweede Kamer. Toch zegt iedereen de 'Europa- overlegjes' van het grootste belang te vinden. Brussel mag immers geen ver-van-je-bed-show zijn. Of, zoals koningin Beatrix in de troonrede zei: "Europa is geen buitenland meer." Wie de retoriek van de politieke wenselijkheid aanhoort moet concluderen dat Brussel lééft, ook in Den Haag. Maar vooral op papier of bij de enkeling die van Brussel zijn specialiteit heeft gemaakt. De ogenschijnlijke desinteresse voor Brussel bij de meeste Kamerleden heeft vooral te maken met de omstandigheid dat slechts weinigen een idee hebben van wat er in Brussel gebeurt. Een gemiddeld Kamerlid zal wel een idee hebben van wat er op een Eurotop, zoals begin volgende week in Nice, op de agenda staat, maar voorzover Kamerleden een idee hebben van de dagelijkse gang van zaken in 'Europa' wordt de Brusselse besluitvorming voornamelijk als bedreigend gezien. Brussel kan immers nationale wet- en regelgeving ongedaan maken. Brussel legt ook onbegrijpelijke boetes op, staat voor verspilling, is ondoorzichtig, traag, ondemocratisch en bureaucratisch. PvdA-Kamerlid Van Oven is EU-specialist op het gebied van justitie. Hij is een van de weinigen die weet dat vandaag over Eurodac II - de uitwisseling van vingerafdrukken - wordt besloten. De geringe populariteit van de Europa-overlegjes is volgens hem onder andere te wijten aan een "enorme hoeveelheid uiterst gedetailleerde informatie" die vanuit Brussel op de Kamerleden neerdaalt. "Het zijn voornamelijk institutionele gevechten, die je levert." Van Oven zit steevast met slechts drie collega's tegenover de bewindslieden van Justitie. Volgens hem kunnen alleen de grote fracties zich veroorloven om een specialist in de gelederen te hebben die al die informatie doorvlooit. "Daarbij komt dat je als Kamerlid vaak het nakijken hebt. Er is maar een enkel moment in de hele procedure dat je kunt ingrijpen. Het 'voortraject' heb je dan gemist." Voorzover een Kamerlid een minister al een dwingende boodschap voor een Brusselse Raad kan meegeven, doet hij dat bovendien in de wetenschap dat de bewindsman tegen een overmacht van veertien collega's moet opboksen. "Politiek valt er dus weinig boter uit te braden." Om wat meer vat te krijgen op de communautaire besluitvorming zijn in 1996 die Europa-overleggen ingesteld. In eerste instantie als experiment voor een half jaar. Vervolgens is het instituut stilzwijgend gecontinueerd. In de begindagen werden ze altijd op donderdagmiddag gehouden. Zo hadden Kamerleden en media een 'vast punt in de week' dat Europa op de agenda stond. Maar de inhoud van die agenda werd steevast als 'problematisch' ervaren, niet in de laatste plaats omdat die nogal eens in het Frans was gesteld. (PvdA-Kamerlid Crone, onlangs tijdens een overleg over de Ecofin: "Mijn Frans is gelukkig nog wel zo goed dat ik kan lezen dat hier helemaal niets in staat.")Uit een evaluatie van de Europa-overleggen in 1998 bleek dat de Kamerleden grote moeite hadden met de overlegjes. Zo kwamen de geannoteerde agenda's die de basis van de beraadslagingen vormen bijvoorbeeld veel te laat binnen. Maar ook inhoudelijk lijkt geregeld sprake van 'los zand'. Tijdens een recent overleg inzake de Interne Marktraad/Toerisme bijvoorbeeld zaten minister Jorritsma (Economische Zaken) en staatssecretaris Benschop (Europese Zaken) gesteund door ambtenaren tegenover twee Kamerleden van PvdA en D66. Gaandeweg schoven nog een VVD'er en een CDA-lid aan, die de Europese Voedselautoriteit, weekmakers in kinderspeelgoed, het toerisme, grensoverschrijdende kredietverstrekking en gemeenschappelijke registratie van octrooien behandelden. Het enige verband tussen de onderwerpen bestond er uit dat ze in Brussel werden besproken. CDA'er De Haan vindt dat de Tweede Kamer nog 'te veel laat liggen'. "De overlegjes helpen wel iets, vooral de commissie-Financiën doet het wel goed, maar we missen toch veel." Hij denkt dat te veel besluiten pas in Den Haag bekend worden nadat ze genomen zijn, terwijl de invloed van de Tweede Kamer in het besluitvormingsproces zou kunnen zitten. Het zou dan ook beter zijn als de Kamerleden intensiever contact zouden hebben met hun collega's in het Europees Parlement, meent De Haan. Het PvdA-Tweede-Kamerlid Van Oven kwalificeert het probleem als "de lastige kant van de schemerige fase" tussen de autonomie van de lidstaten, zoals die ooit bestond, en de volledige controle op het communautair beleid door het Europees parlement in de toekomst. Ook bewindslieden hebben niet de hoogste pet op van de Europa- overlegjes, laat staan dat ze er politieke vrees voor hebben, getuige de woorden van minister Zalm (Financiën): "Het is vaak een beetje bijpraten, gedachten uitwisselen. Ik vind het altijd wel plezierig, zie ik 'mijn' Kamerleden ook weer eens."
|
NRC Webpagina's 30 NOVEMBER 2000
|
Bovenkant pagina |
|