|
T I T E L : |
Topsy-Turvy |
R E G I E : |
Mike Leigh |
M E T : |
Jim Broadbent, Allan Corduner, Timothy Spall, Kevin McKidd, Shirley Henderson |
In: 7 theaters
Mike Leigh maakt rijk portret van leven en theater aan einde van de 19de eeuw
Ontzag voor de suikerklont en de telefoon
Door HANS BEEREKAMP
In de jaren tachtig van de 19de
eeuw maakte Londen, het onbetwiste centrum van de wereld, kennis met
vele nieuwe snufjes: de elektrische verlichting, de telefoon, de
suikerklont, de waardering voor niet-westerse culturen en ook de
regisseur.
In zijn sublieme portret van de operette-auteurs W.S. Gilbert en Sir Arthur Sullivan, Topsy-Turvy, observeert Mike Leigh
nauwgezet de onwennigheid, het ontzag en het wantrouwen waarmee al die
innovaties tegemoet werden getreden. Betuigde Leigh zich in zijn eerdere
films (waaronder Naked en Secrets and Lies) een wijze,
milde en bovenal secure waarnemer van details die de gekte van onze tijd
definiëren, hij blijkt hetzelfde procédé ook met
succes op het verleden toe te kunnen passen. Zo werd Topsy-Turvy
een rijke, gelaagde en buitengewoon onderhoudende historische film, een
portret van een tijdperk. Leigh reconstrueert met grote zorg de dingen
en de mensen, en toont geen greintje dédain voor de andere
omgangsvormen, de gecompliceerde regels bijvoorbeeld bij het uiten van
meningsverschillen. De film won Oscars voor de voorbeeldige kostuums en
make-up, maar minstens zo belangrijk zijn het scenario en de acteurs.
De grootste aandacht van Leigh gaat uiteraard naar het werk van de
regisseurs Gilbert en Sullivan, die de opvoering van hun operettes (door
henzelf opera's genoemd) vermoedelijk voor het eerst in de geschiedenis
met strenge hand begeleidden. 'The king of topsy-turvy-dom' noemde een
recensent van The Times in 1884 bij de première van
Princess Ida honend librettist William Schwenck Gilbert (1836-
1911). Hij doelde daarbij vooral op de gewoonte van de weinig gelukkige
mopperpot Gilbert om door middel van een toverdrank of een ander
wondermiddel de wereld op zijn kop te zetten. De film begint op het
moment dat ook de charmante levensgenieter componist Arthur Seymour
Sullivan (1842-1900) genoeg begint te krijgen van Gilberts doorzichtige
plotjes. Het is de klassieke inleiding voor een (muzikale) biografie:
een diepe crisis markeert het dreigende einde van een succesvolle
carrière. Een Hollywoodscenario zou de gelegenheid aangrijpen om
in flashbacks te laten zien hoe het allemaal zo gekomen was, vanaf de
eerste ontmoeting via de tegenslagen, de doorbraak en het hoogtepunt
naar het begin van het verval. Leigh doet het anders: hij beperkt zich
tot een strikt chronologische periode van een jaar, tot en met de
première van Gilbert & Sullivans meesterwerk The Mikado.
Hij laat zien hoe de zakelijk leider van het op hun successen drijvende
Savoy Theatre, Richard D'Oyly Carte, alles in het werk stelt om het duo
te herenigen. In precieuze miniaturen schetst hij scènes uit het
privéleven van beiden, maar ook uit dat van hun acteurs. Het
enige wat voor een flashback kan doorgaan is de reprise van The
Sorcerer, een noodgreep van het theater omdat er een gat in de
programmering valt. En een flash-forward is hooguit dat op het moment
dat Gilbert het idee krijgt, na een bezoek aan een Japanse
tentoonstelling, om daar een operette over te schrijven, we meteen al
fragmenten uit de kant-en-klare voorstelling te zien krijgen.
Dan volgt nog een gedetailleerde beschrijving van de wording van The
Mikado. Hoewel de operette inhoudelijk weinig te maken heeft met
enige vorm van Japanse cultuur, besteedt Gilbert de uiterste zorg aan
wat hij als de authenticiteit ziet, nodigt zelfs Japanners uit om ze te
vragen of bewegingen, stoffen, waaiers kloppen. Maar zelfs de
schrijnende misverstanden tussen superieure westerlingen en hun beleefd
blijvende, overdonderde adviseurs, beziet Leigh met respect, zelfs
bewondering.
Leigh is zich goed bewust van de minachting van de culturele elite die
Gilbert & Sullivan in hun eigen tijd ten deel viel, en nog meer van het
misprijzen door latere generaties. Hij laat zien hoe ze daar onder
leden, ondanks hun populariteit. En hij geeft ze een rechtmatige plaats
als voortreffelijke ambachtslieden die gedreven werden door
perfectionisme. Door Topsy-Turvy een lengte te geven van 160
minuten, krijgt hun bestaan een context. Door zijn eigen perfectionisme
als regisseur geeft Leigh hen een ziel, en maakt een historische film
die nu eens niet wijsneuzerig de normen van het heden projecteert op
mensen die niet beter konden weten. Het was anders honderd en vijftien
jaar geleden, maar niet slechter of beter. Bovendien lijkt het maken van
een opera toen verdacht veel op het maken van een film nu.
Vrijdag in het Cultureel Supplement: Gesprek met Mike Leigh
|
NRC Webpagina's
14 JUNI 2000
|