|
T I T E L : |
Pi |
R E G I E : |
Darren Aronofsky |
M E T : |
Sean Gullette, Mark Margolis, Ben Shenkman, Pamela Hart, Stephen Pearlman, Samia Shoaib, Ajay Naidu |
In: Kriterion, Amsterdam; Haags Filmhuis
Laag budget grootste verdienste van Darren Aronofsky's debuutfilm in zwart-wit
Wiskundeknobbel leidt tot zware migraine
Door BIANCA STIGTER
De fotografie van Pi is
zo zwart-wit dat je er hoofdpijn van krijgt. Het wit verblindt en het
zwart zuigt en beide lijken op het jagende ritme van de techno
soundtrack almaar meer zichzelf te worden; genoeg om je ogen en je oren
te willen sluiten.
De hoofdpersoon van Pi heeft hoofdpijn. Max Cohen (Sean Gullette) lijdt aan de soort die migraine wordt genoemd, een
aandoening met een zekere status. Je kunt er beter mee voor de dag komen
dan met eczeem of aambeien. Zou het toeval zijn dat Max juist aan deze
ziekte lijdt? Max is een geniale wiskundige, en de kwaal lijkt perfect
bij zijn beroep en hoe goed hij daarin is te passen. Ook Max' uiterlijk
stemt ermee overeen. Hij heeft het hoge voorhoofd en het warrige haar
die bij een hoog IQ schijnen te horen. Regisseur Darren Aronofsky
legt in Pi zulke verbanden, maar ontmaskert ze eveneens. Dat
doet de regisseur vooral door de overtreffende trap op te klimmen.
Pi legt nog wel gekkere verbanden dan die tussen ziekte,
uiterlijk en intelligentie. In de film draait het om niets minder dan
gekte, geld en god, en het is vast geen toeval dat die woorden alledrie
met een g beginnen. In Pi bestaat geen toeval. Max brengt het
grootste gedeelte van Pi, vernoemd naar het wiskundige symbool
met de oneindige reeks cijfers achter de komma, door op zijn kamertje in
Chinatown, waar hij een door hem zelf gebouwde computer een patroon wil
laten ontdekken in de koersfluctuaties op de beurs. Als zijn computer op
een goede dag een merkwaardige reeks van 216 cijfers uitbraakt, gelooft
hij dat hij iets op het spoor is. Een firma op Wall Street gelooft dat
ook, evenals een groep chassidische joden, die hopen dat Max' formule
hen de ware naam van hun god zal openbaren. Zowel de chassieden als de
kapitalisten maken jacht op Max, wiens migraine verergert naarmate hij
dichter bij de ontrafeling komt van zowel de materiële als de
spirituele ordening van het universum. De thriller, het debuut van
Aronofsky (New York, 1969), werd voor het belachelijke lage bedrag van
60.000 dollar gemaakt. Het is een bedrag dat tot de verdienste van de
film is gaan horen, net als bij het door dezefde maatschappij, Artisan
Entertainment, uitgebrachte The Blair Witch Project, dat zijn
roem voor een nog groter deel aan de ongebruikelijke prijs-kwaliteit
verhouding dankt. Je zou over Pi ook wel willen beweren dat de
inventiviteit van de makers door het lage budget is geprikkeld. Maar
misschien had Aronofsky met meer geld een nog betere film gemaakt.
Desondanks ontleent Pi zijn charme wel eens aan het feit dat je
ziet dat het niet veel gekost heeft. Het knapste van de film is
misschien wel dat Max' als een niet falatende migraine aanval gefilmde
queeste nooit belachelijk wordt, al straft Aronofsky zijn neefje van
Frankenstein aan het eind wel voor zijn hoogmoed. Misschien komt dat
doordat voor een leek wiskunde en de chaostheorie in Pi net zo'n
mystieke hocuspocus zijn als de numerologische bewerking van de torah
door de chassieden. Pi is bovendien zo opgezet dat vrijwel zeker
is dat sommige gebeurtenissen zich alleen in het gepijnigde hoofd van
Max kunnen afspelen. Of zouden ook kale wiskundigen die niet aan
migraine lijden in de ondergrondse wel eens een stel hersens tegenkomen?
|
NRC Webpagina's
7 JUNI 2000
|