In: 14 theaters
Roman Polanksi geeft weer een stem aan de
duivel
Door DANA LINSSEN
Zijn achternaam betekent 'lopen'
in het Italiaans, vertrouwt Dean Corso de mysterieuze vrouw (Polanski's
echtgenote Emmanuelle Seigner) toe die hem al vanaf zijn vertrek uit
New York naar het vasteland van Europa op de hielen zit. De
hoofdpersoon van de nieuwste film van Roman Polanski, The Ninth
Gate, is dan ook iemand die een reis te volbrengen heeft.
Johnny Depp speelt deze Dean Corso, een handelaar in oude boeken, die er
in vergelijking met zijn recente speelse vertolking van detective
Ichabod Crane in Tim Burtons Sleepy Hollow nogal kleurloos
uitziet. In opdracht van Boris Balkan (Frank Langella), een arrogante
verzamelaar van occulte geschriften waarin de duivel de hoofdrol
speelt, gaat hij op zoek naar het originele manuscript van De negen
poorten van het schaduwrijk. Het verhaal gaat dat de bezitter van
deze zeventiende-eeuwse studie in staat zal zijn het rijk van de duivel
binnen te treden.
Ruim dertig jaar na Rosemary's Baby (1968) geeft Polanski de
duivel weer een stem in een film, en net zoals in die illustere
voorganger en inandere klassiekers van zijn hand als Repulsion
(1965) en Le locataire (1976) is hij nog steeds een meester in
het oproepen van een onheilszwangere atmosfeer. Toch evenaart The
Ninth Gate Polanksi's eerdere films niet. Die duistere sfeer vol
complotten, bibliotheken vol geheime kennis, onbetrouwbare
beschermengelen en goedmoedige handlangers van de duivel voldoet
beslist om je als toeschouwer tot het laatste beeld geprikkeld te
houden. Maar de stiekeme overtuiging dat het allemaal echt waar kan
zijn - en dat is immers wat paranoia-thrillers en complottheorieën
zo onweerstaanbaar maakt - wordt door de film niet gesterkt. Wat dat
betreft is The Ninth Gate meer een avonturenfilm, met Lucifer als
een van de hoofdpersonen. Het is al mooi genoeg dat Johnny Depp tijdens
zijn zoektocht door een archaïsch Spanje en Frankrijk mag trekken
en een handvol rare snuiters met een ongewone interesse in het kwaad
treft, moet Polanski gedacht hebben. Dat is althans wat hij er in
interviews over wil zeggen. De reden dat de Faustiaans aandoende Corso
zijn motieven om het manuscript te vinden verlegt van eer en
persoonlijk gewin via kennis naar macht, moet echter aan het denken
zetten over de ware aard van zijn queeste.