U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Twee digitale jongensgeschiedenissen

Hackers waren we, maar aardige hackers

Marie-José Klaver

Op school werden ze steevast met de nek aangekeken, maar door hun uitzonderlijke computerkennis is nu iedereen naar ze op zoek: de 'geeks'. Twee boeken over de levens van jonge computervirtuozen, met tegengestelde afloop.

Wat doe je als je jong, arm en laagopgeleid bent en tot overmaat van ramp in een klein dorp in de Verenigde Staten woont? Tot voor kort waren er voor dit soort kansloze jongeren alleen baantjes zonder carrièreperspectief weggelegd, bij één van de vele fastfoodketens die Amerika rijk is of als inpakker bij een supermarkt.

In het digitale tijdperk is dat anders. Tenminste als computeren je hobby is. De vrienden Jesse Dailey en Eric Twilegar werken na hun eindexamen allebei in een computerzaak in Idaho. Het zijn aardige jongens, rustig en intelligent. Typische nerds. Dag en nacht zijn ze met computers bezig.

Eric en Jesse zijn niet alleen nerds, ze zijn ook geeks. Op de middelbare school hebben geeks (de term is afgeleid van het Middelhoogduitse geck en wordt van oudsher pejoratief gebruikt) het niet gemakkelijk. De doorgaans wat introverte jongeren vallen buiten de gebruikelijke kliekjes. Ze worden buitengesloten omdat ze niet zijn geïnteresseerd in sport, auto's, mode en daten. Ze houden van computerspelletjes en brengen het grootste deel van hun vrije tijd online door. 'Het net is geen substituut voor het echte leven. Het is mijn leven. Ik leef op internet', zegt de negentienjarige Jesse Dailey, een van de hoofdpersonen in Geeks. How Two Lost Boys Rode the Internet out of Idaho van Jon Katz.

In de introductie van Geeks beschrijft internetjournalist en schrijver Jon Katz het levensgevoel van de geek, dat voornamelijk uit vervreemding en eenzaamheid bestaat. Van jongs af aan weten geeks dat ze er niet bij horen. Ze missen de sociale vaardigheden die zo belangrijk zijn op Amerikaanse middelbare scholen. Ze zijn niet assertief en sportief, en daarom niet populair. Jesse is op de middelbare school geen enkele keer uitgenodigd voor een feestje, vertelt hij in Geeks.

De opkomst van het internet heeft de positie van geeks drastisch veranderd. In veel bedrijven zijn ze onmisbaar geworden, omdat zonder hun kennis de complexe computernetwerken die tegenwoordig het hart van veel ondernemingen vormen stil zouden vallen. Ondernemende geeks die innovatieve internetprogramma's bedenken, zoals Marc Andreessen van Netscape en Justin Frankel van WinAmp, kunnen zelfs schatrijk worden. Jongere geeks hebben het echter een stuk moeilijker gekregen omdat internet voor veel ouders en leraren synoniem is met porno, geweld en verslaving.

Mediacriticus Katz (50) neemt het sinds midden jaren negentig op voor jonge computerfreaks. Eerst als columnist voor het webmagazine HotWired en sinds 1998 als medewerker van Slashdot, een website met 'nieuws voor nerds', die vorig jaar voor 16,5 miljoen gulden werd verkocht. In zijn artikelen en boeken verdedigt Katz het recht van jongeren om vrij van censuur over het internet te surfen. De angst voor kinderlokkers en gewelddadige computerspelletjes noemt hij irrationeel. De meeste kinderen worden thuis of bij familie misbruikt en niet door een pedofiel die ze via internet ontmoeten, betoogt Katz. Hij wijst in zijn columns ook keer op keer op het feit dat echte wapens veel schadelijker zijn voor kinderen dan Quake en Doom, games waarbij het doel is zoveel mogelijk tegenstanders dood te schieten.

Wereldvreemd

Een aantal artikelen op Slashdot over deze thema's, die Katz schreef naar aanleiding van de moorden op Columbine High School, leverden hem duizenden reacties op van ongelukkige leerlingen die op school werden gepest, omdat ze net als de moordenaars van Columbine High School Quake spelen, van internet houden en zich enigszins afwijkend kleden. Na de moordpartij worden velen van hen scherp in de gaten gehouden of zelfs geschorst of naar de schoolpsycholoog gestuurd als ze vertellen dat het heel lekker kan zijn om je woede met een spelletje Quake af te reageren.

'Waarom heb ik het gevoel dat zij - (...) politici, teachers, chefs - ons nog meer dan voorheen haten?', mailt een jonge computerfreak Katz een week na de schietpartij op een school in Columbine.

Met een andere geek die hem mailt, Jesse Dailey uit Middleton, Idaho raakt Katz bevriend. Hij besluit hem op te zoeken om hem te interviewen voor een boek dat hij wil schrijven over de geekcultuur .

Het leven van Jesse Dailey en zijn huisgenoot Eric Twilegar komt in een stroomversnelling terecht door de ontmoeting met Katz. Katz weet de negentienjarigen, die uit arme, gebroken gezinnen komen en alleen maar kunnen dromen van een vervolgopleiding, ervan te overtuigen dat ze met hun kennis van computers overal aan de slag kunnen. Na wat vacatures op internet bekeken te hebben, reizen de jongens af naar Chicago. Ze plannen hun hele verhuizing, tot en met het huren van een appartement, online. Tot hun teleurstelling komen ze terecht in een armoedige buitenwijk en is het vinden van een baan niet zo eenvoudig als Katz had beloofd. Ze mogen dan wel veel van computers weten, hoe je jezelf presenteert tijdens een sollicitatiegesprek en wat een werkgever verwacht van een systeembeheerder of programmeur weten ze niet.

Maar geen nood, Jon Katz schiet hen te hulp. Hij praat ze per e-mail moed in en komt op bezoek. Hij heeft ze tenslotte aangespoord om te verhuizen en iets van hun leven te maken. Katz gaat zelfs met Jesse mee naar een sollicitatiegesprek. Net als hun geld bijna op is, vinden Jesse en Eric allebei een goedbetaalde baan.

Katz, zelf vader van een dochter van de leeftijd van de twee geeks over wie hij schrijft, gaat heel ver in het helpen van Jesse en Eric. Jesse wil graag studeren aan de universiteit van Chicago, die een zeer streng toelatingsbeleid heeft. Dankzij Katz' bemiddeling (hij gaat persoonlijk met de decaan praten) krijgt Jesse een plaats en financiële hulp. Ook met Eric gaat het steeds beter. Tegen de tijd dat Jesse naar de universiteit gaat, verdient hij zoveel dat hij de bijna 3.000 gulden huur voor het nieuwe appartement, in een hippe buurt van Chicago, alleen kan opbrengen.

Katz probeert nergens te verbergen dat hij uit zijn rol als journalist valt. Hij portretteert de twee jongens op een liefdevolle, maar ook kritische manier. Hij ergert zich regelmatig aan de totale afwezigheid van politieke belangstelling, die volgens hem typisch is voor de geekcultuur. De keerzijde van de obsessie met technologie en het sociale isolement op school is een zelfverkozen wereldvreemdheid, blijkt uit Katz' uitstekende schets van de geekcultuur.

Misschien is zijn hulp aan Jesse en Eric ook een manier om zijn schuldgevoel jegens al die andere hulpeloze geeks die hem in de loop der jaren hebben ge-emaild (een aantal van die e-mails zijn in het boek opgenomen) te verminderen. Katz werd bijna overspannen van de duizenden treurige verhalen, die geeks hem e-mailden naar aanleiding van zijn columns over de moorden op Columbine High, schrijft hij.

Broekriem

Zo goed als het afloopt met Jesse en Eric, zo slecht eindigt het met de Duitse computerfreak Tron. Tron, het internetpseudoniem van de 26-jarige Boris Floricic, wordt eind oktober 1998 dood aangetroffen in een park in Berlijn. De pas afgestudeerde informaticus, die in computerbeveiligings- en hackerskringen een uitstekende reputatie had, hangt aan zijn eigen broekriem aan een boom. Is Tron vermoord of heeft hij zelfmoord gepleegd, is de vraag die de Duitse onderzoeksjournalist Burkhard Schröder in Tron. Der Tod eines Hackers probeert te beantwoorden.

Voor de Duitse hackerorganisatie CCC (Chaos Computer Club) staat het meteen vast dat Tron, die al een paar dagen was vermist, is vermoord. De computerdeskundige was één van de weinigen die in staat waren om de beveiliging van telefoonkaarten en smart cards voor betaaltelevisie te kraken. In Oost-Europa en het voormalige Joegoslavië bestaat een levendige handel in illegaal gekopieerde kaarten voor telefooncellen en commerciële tv-stations. Volgens de ene theorie zou Tron geweigerd hebben samen te werken met de kaartenhandelaren. Een andere theorie luidt dat de mediaconglomeraten die de betaalkanalen, een miljardenbusiness, bezitten, Tron hebben laten ombrengen om de schade die ze door illegale kaarten lijden tegen te gaan. Ook geheime diensten zouden belang hebben bij de fabelachtige kennis van digitale beveiligingsmethoden en afluistertechnieken waar Tron om bekend stond, werd in hackerskringen gezegd. Volgens de Berlijnse politie, die een uitgebreid onderzoek heeft ingesteld naar de dood van Tron, is er geen enkele aanwijzing dat hij is vermoord.

Burkhard Schröder, die bekend is geworden door zijn boek Ich war ein Neonazi (1994) over de rechts-extremist Ingo Hasselbach, neemt op bijna wetenschappelijke wijze het sectierapport onder de loep en concludeert, mede op grond van interviews met de artsen die verantwoordelijk waren voor de autopsie, dat Tron inderdaad niet is vermoord. Er zijn geen sporen van geweld of vergiftiging gevonden en het is volgens Schröder onmogelijk iemand te dwingen zichzelf op te hangen.

Schröder schetst een gedetailleerd beeld van de jongeman die achter het pseudoniem Tron (naar de gelijknamige sciencefiction-film uit 1982) schuil ging. Door de Chaos Computer Club wordt Tron direct na zijn dood tot een mythe gemaakt: een geniale hacker die aantoonde dat grote bedrijven als de Deutsche Telekom en News Corporation van Murdoch niets van beveiliging begrijpen en altijd bereid was zijn kennis met anderen te delen, zodat anderen gratis konden bellen en naar betaalkanalen konden kijken. David en Robin Hood tegelijk, zoals Schröder zegt.

De journalist komt er achter dat Boris Floricic weliswaar extreem begaafd was op het gebied van microcomputers en smart cards, maar wat betreft sociale vaardigheden, net als Jesse Dailey en Eric Twilegar uit Geeks, een klein kind was. Hij heeft tot het einde van zijn leven in zijn kinderkamer bij zijn moeder gewoond.

Vervalsingen

Interessant is Schröders goed gedocumenteerde vermoeden dat Tron depressief was. De hacker had volgens zijn vrienden een haast panische angst voor de dienstplicht die hij binnenkort moest gaan vervullen. Ook tegen vervangende dienstplicht zag hij erg op. In de banen die hem werden aangeboden voor de periode na zijn dienstplicht was Tron ook niet geïnteresseerd.

Vast staat in ieder geval dat Tron erg naïef was. Hij verkocht regelmatig software om kaarten voor betaaltv-systemen na te maken aan handelaren. Een andere reden voor zelfmoord zou angst voor arrestatie kunnen zijn. Enkele criminele hackers (die in het boek anoniem blijven) met wie Tron samenwerkte, hebben Schröder verteld dat zij bang waren dat de politie bezig was met het oprollen van een bende kaartenpiraten die ook in het bezit waren van Trons programma's. In 1995 was Tron al eens gearresteerd en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden veroordeeld wegens het vervalsen van telefoonkaarten. Voor iemand die al zo bang is voor de dienstplicht, moet het vooruitzicht in de gevangenis te belanden helemaal vreselijk zijn. Het eerste wat de politie deed toen Trons ouders hem als vermist hadden opgegeven, was zijn computerapparatuur in beslag nemen omdat ze hem wilden arresteren.

Trons banden met professionele kaartenhandelaren komen pas in het slothoofdstuk, een enigszins warrige reconstructie van zijn laatste dagen, aan de orde. Er treden erg veel anoniemen bronnen, hackers en criminelen op, die alleen met hun initialen worden aangeduid en elkaar allemaal tegenspreken. Daarmee wordt Schröders aanvankelijk heldere analyse van de mysterieuze omstandigheden waaronder Tron om het leven is gekomen troebel. Zonder dat de auteur het zo heeft bedoeld, biedt dit hoofdstuk (waarin de lezer onder meer ervaart dat Tron met mannen in pakken is gesignaleerd in een restaurant tijdens zijn vermissing, dat een vriend van hem al kort na zijn verdwijning zegt dat hij wel niet levend gevonden zal worden en dat hij vreselijk is opgelicht door een stel kaartenhandelaren) ruimte voor allerlei nieuwe theorieën over de dood van de hacker.

Jon Katz: Geeks. How Two Lost Boys Rode the Internet out of Idaho.

Random House, 207 blz. fl. 60,- (geb.)

Burkhard Schröder: Tron.

Tod eines Hackers.

Rororo, 223 blz. fl. 20,- (pbk)

NRC Webpagina's
19 MEI 2000


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)