|
Amerikaanse film over 'Nosferatu'
De eerste film die Nicholas Cage
produceert, is een griezelfilm. Hij gaat over het maken van de Duitse
klassieker 'Nosferatu'.
Door HANS BEEREKAMP
CANNES, 17 MEI. Als Hollywood de Europese filmgeschiedenis gaat
herschrijven, kunnen er vreemde misverstanden ontstaan. De debuterende
scenarioschrijver en regisseur (respectievelijk Steven Katz en E. Elias
Merhige) van Nicolas Cage's eerste film als producent, Shadow of the
Vampire, menen in de Duitse expressionistische klassieker
Nosferatu (F.W. Murnau, 1922) een documentaire over een vampier
te herkennen. Bij enig doorvragen na de première van Shadow of
the Vampire, in de Quinzaine des Réalisateurs van Cannes,
blijkt die indruk vooral te zijn ontstaan door een foto van de opnamen,
waarop Murnau en zijn medewerkers witte jassen en donkere brillen
dragen, zoals gebruikelijk in de vroege Duitse filmindustrie, dus leken
het wel wetenschappers. Bovendien hebben Merhige en Katz in de
naslagwerken 'zo goed als geen informatie' kunnen vinden over Max
Schreck, de acteur die een legendarische Dr. Orlok speelde in
Nosferatu. Tsja, Schreck had zijn naam niet mee, maar zelfs de
cd-rom van Cinemania weet dat hij leefde van 1879 tot 1936 en in
minstens vijftien films speelde. Het in Luxemburg opgenomen Shadow of
the Vampire maakt van hem een echte ondode uit de Slowaakse
Karpaten, met wie Murnau (John Malkovich) een duivels pact heeft
gesloten: er wordt alleen 's nachts gedraaid, en als hij zich niet
vergrijpt aan de andere filmmedewerkers, mag hij in de slotscène
doen wat hij wil met de nek van hoofdrolspeelster Greta Schroeder.
Willem Dafoe's vertolking van Schreck is een triomf van special make-up
(mede dankzij de Nederlandse grimeur Leendert van Nimwegen), maar verder
vooral grotesk. Murnau's vermeende balanceren op de rand van fictie en
realiteit heeft niets met het expressionisme van doen, en lijkt wel
onbedoeld te verwijzen naar de verhouding tussen regisseur Werner Herzog
en acteur Klaus Kinski bij de remake van Nosferatu uit 1979.
Traditiegetrouw heeft het festival van Cannes de sterkste films aan het
begin en aan het einde geprogrammeerd. De competitie bevat in de
middelste dagen weinig echt opvallends, met uitzondering van
Chunhyang, bijna de honderdste film van de Zuid-Koreaanse
grootmeester Im Kwon-taek. Net als in Ims Sopyonje (1993) wordt
een legende verteld die muzikaal voortgedreven wordt door een zogeheten
pansori, een opera-achtige ballade van monotone schoonheid. Voor
westerse oren klinkt dat niet gemakkelijk, maar wie zich niet, zoals
velen tijdens de persvoorstelling, na een kwartier laat verjagen, ziet
een serene, rigide film die er wezen mag.
|
NRC Webpagina's
17 MEI 2000
|